www.wimjongman.nl

(homepagina)


HET MYSTERIE VAN JEZUS VAN GENESIS TOT OPENBARING - DEEL 4: Jezus in Genesis?

10 november 2022 - door SkyWatch Editor

Deel 1 -Deel 3 -Deel 4 -Deel 5 -Deel 6 -Deel 7 -Deel 8 -Deel 9 -Deel 10 -Deel 11 -Deel 12 -Deel 13 -Deel 14 -Deel 15 -Deel 16 -Deel 17 -Deel 18 -Deel 19 -Deel 20 -Deel 21 -Deel 22 -Deel 23 -Deel 24 -Deel 25 -Deel 26 -Deel 27 -Deel 28 -Deel 29 -Deel 30 -Deel 31 -Deel 32 -Deel 33 -Deel 34 -Deel 34 -Deel 35 -Deel 36 -Deel 37 -Deel 38 -Deel 39 -Deel 40 -Deel 41 -Deel 42 -Deel 43 -Deel 44 -Deel 45 -Deel 46 -Deel 47 -Deel 48 -Deel 49

Het woord "genesis" betekent "begin", en het eerste boek van de Bijbel is zo genoemd omdat het het letterlijke begin van alle bestaande dingen beschrijft - de planeet, samen met de dieren, planten, en het ecosysteem, enz. Het beschrijft ook de schepping van de eerste man en vrouw - de eerste intelligente wezens met een vrije wil - en het misbruik dat zij van die gave maken. De realiteit van de eerste zonde die plaatsvond toen Adam en Eva van de verboden vrucht aten, erkent al in Genesis 3:6 dat de mensheid een Verlosser nodig heeft. Jezus komt in beeld als die toekomstige Verlosser in vers 15, waar staat: "En Ik [God] zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; het zal uw hoofd kneuzen, en gij zult zijn hiel kneuzen." Het "het" dat hier de kop van de slang moet kneuzen is het Hebreeuwse hu', dat wel vertaald wordt met "het", maar het is een aanwijzend voornaamwoord van de derde persoon (enkelvoud), dus het kan ook vertaald worden met "hij" (of "zij"), afhankelijk van de context. In deze zin, aangezien het een profetie is van een man in de lijn van Eva's nakomelingen die de vijand zal verslaan, wordt het woord uiteraard "hij". Velen springen op dit punt naar de (kostbare en juiste) conclusie en erkennen dat ze al weten dat dit voornaamwoord naar Jezus verwijst. Maar verlies de kracht van het moment niet door aan te nemen dat je dit allemaal al eerder hebt gehoord.

Veel mensen die Genesis lezen voelen de impact van de eerste zonde. Bij het horen van de titel van het boek is het eerste beeld dat in je opkomt de vrucht in Eva's hand - iets moois, bijna onweerstaanbaars, maar vleselijk en verdorven; een verbod, gebroken door de lust tot ongeoorloofde verwennerij; volmaakte onschuld bezoedeld; en de nauwste relatie met God die de mensheid ooit gekend heeft ingeruild voor een voorproefje van verboden kennis. We zien een boom met twee volledig naakte, maar schuldloze en zuivere mensen eronder, luisterend naar de bedrieglijke en misleidende woorden van de vijand, die hen in slechts enkele ogenblikken zal verleiden tot het inluiden van het eerste kwaad in de wereld... waarop hun knappe naaktheid pervers en ongeoorloofd zal worden gemaakt, ontdaan van haar anderszins aangeboren schoonheid door deugdzame Schepping. We zien een kleurrijk tuinparadijs, laaghangende takken met elk soort organisch, voedzaam fruit binnen handbereik, zichzelf onderhoudend en voortplantend zonder enig menselijk werk - dan zien we de vurige zwaarden van de engelen die de wacht houden bij de poort opdat geen enkele bevlekte man of vrouw ooit nog probeert deze utopie binnen te dringen.

Maar dit hoeven niet onze eerste of enige gedachten over dit boek te zijn. We moeten aan "Genesis" kunnen denken en de woorden van onze Vader, tijdens het edict van zijn verlossingsplan, gericht tot ons horen, vandaag: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; het zal uw hoofd kneuzen, en gij zult zijn hiel kneuzen." Op het moment dat wij, de kinderen die God heeft geschapen en liefheeft als een papa, voor het eerst in de problemen kwamen, greep Hij in met een plan om ons allemaal te redden! We zijn voorzichtig om het "papa"-idee van God om het nooit te veel te gebruiken, omdat het snel te gewoontjes kan gaan klinken, maar neem even de tijd om na te denken over dit belangrijke, historische moment: God vormde mensen, man en vrouw, naar Zijn eigen beeld, dat Hij zo genadig was te delen met gewone stervelingen (Genesis 1:26). Dit werd gedaan voor Zijn glorie (Jesaja 43:7; Romeinen 11:36), want Hij vindt plezier in de mensen die Hij gemaakt heeft (Openbaring 4:11), en wil ons nabij zijn wanneer we Hem nodig hebben en zoeken (Handelingen 17:27). Hij wil ons nu het leven zien genieten en zich vermenigvuldigen (Genesis 1:28), zodat Hij zijn werkmanschap in goedheid over de aarde ziet wandelen - een doel dat Hij vanaf het begin voor zijn volk heeft verordend (Efeziërs 2:10), zodat wij allen te zijner tijd worden verheven omdat Hij zoveel om ons geeft (1 Petrus 5:6-7). En al deze ordening erkende Hij als zeer, zeer goed (Genesis 1:31)!

Adam en Eva verknallen echt iets moois, nietwaar?

Nou, ja, ze blunderden. In feite, hebben ze meer-dan-geblunder. Dit was een kosmische verstapping die de wereld voor altijd uit koers zou brengen - een teenstoot van epische proporties waar de mensheid nooit meer van zou ophouden te hinken. Maar voordat we de hooivork in de hand nemen en deze twee mensen alle historische ellende in de schoenen schuiven, moeten we de omstandigheden achter hun daden in ogenschouw nemen en proberen hen te zien zoals God hen zou hebben gezien: als tragische slachtoffers van het gemeenste bedrog waarmee de meesten van ons zich vandaag de dag niet kunnen identificeren als we struikelen over veel kleinere blokken zonde.

Op dit moment in het Genesisverhaal zijn de eerste twee mensen wezens met een vrije wil, terwijl ze nog geen ervaringswezens waren. Zonder een menselijke geschiedenis voor hen om zich aan te relateren, was er geen verslag dat hen dwong te vrezen voor een herhaling van de ruwe, infantiele beslissing om in te gaan tegen iets wat God zei. Alle christenen, die vaak elke dag zondigen (ook al is het "slechts" in onze gedachten [Mattheüs 5:28; Spreuken 24:9]), zouden Adam en Eva met genade en vergevingsgezind moeten bezien voor deze erfzonde, vooral omdat de woorden van de vijand gedeeltelijk waar waren en daarom veel meer macht hadden om te misleiden. De Amerikaanse theoloog Albert Barnes is het daar in zijn Barnes Notes on the Whole Bible commentaar mee eens:

Laten we niet vergeten dat dit de eerste leugen was die de vrouw ooit hoorde. Haar geest was ook nog infantiel, wat ervaring betreft. De beginnende geest is van nature geneigd de waarheid van elke bewering te geloven, totdat hij door ervaring de onwaarheid van sommige heeft geleerd.

In deze onwaarheid zat ook datgene wat de kracht geeft om te misleiden, een grote hoeveelheid waarheid gecombineerd met het element van onwaarheid. De boom was niet [onmiddellijk] fysiek dodelijk voor het leven [zoals de slang zei], en het eten ervan leverde werkelijk kennis van goed en kwaad op [zoals hij beloofde].[i].

Als Barnes, samen met talloze geleerden en verschillende psychologen die zich over dit moment hebben gebogen, goed begrijpt hoe deze eerste menselijke naïviteit zou zijn geweest tegenover de puurste van alle kwade overtuigingen in de wereldgeschiedenis, dan moeten we toegeven dat de meesten van ons onder die omstandigheden dezelfde fout zouden hebben gemaakt. Dit was niet zomaar een pestkop die achter een vuilcontainer op de speelplaats zijn vriendjes een sigaret aanbood omdat alle coole kinderen dat doen. Adam en Eva werden geconfronteerd met de verleiding om de ultieme, uiterst intelligente erfzonde te begaan, terwijl ze moreel groener en ongetester waren dan welk mens dan ook.

WOW! KIJK, DR. THOMAS HORN en DONNA HOWELL INTRODUCEREN "HET MYSTERIE VAN JEZUS!".

Met dat in gedachten kunnen we het genie van de bedrieger zien in alles wat hij op dat moment van hen stal, en met medelijden bekijken we opnieuw het gewicht dat zij moeten hebben gevoeld nadat de onomkeerbare daad was verricht. Het was niet alleen dat zij, door een hap te nemen van een vrucht van een kennisboom, zich plotseling bewust werden van het bestaan van iets dat "kwaad" werd genoemd, zoals God hun al had verteld toen Hij hen in de eerste plaats had gewaarschuwd weg te blijven van de boom van de kennis van goed en kwaad (Genesis 2:17). Die boom had de "boom van de ervaring van goed en kwaad" genoemd kunnen worden, omdat het deelnemen aan wat verboden was, de ervaring van het kwaad opleverde; met andere woorden, ongehoorzaam zijn aan God en ingaan tegen Zijn wil levert altijd kwaad op. Barnes begreep eveneens de unieke relatie in deze eerste koppeling tussen kennis en ervaring, door diepgaand te verklaren: "het deed [Adam en Eva] goed en kwaad niet volledig kennen, zoals God het kent, maar in experimentele zin, zoals de duivel het kent. Qua kennis werden zij als God; qua moraal als de verleider"[ii].

Die status van "in zedelijk opzicht, als de verleider" is wat de rest van ons heeft geërfd van de zondige natuur na de zondeval. Daarin zijn we als Adam en Eva. Velen geven gemakkelijk toe dat dit komt omdat wij geboren zijn met de gevolgen van de ernstige scheidingsfout die zij maakten in de hof, terwijl vele anderen er niet eens bij stilstaan of wij ook een hap genomen zouden hebben als wij daar waren geweest, als onze geest even nieuw en kwetsbaar was geweest, en als wij even geprikkeld waren geweest door de meest overtuigende en verleidelijke verleider die we ooit gekend hebben. Hoe dan ook, onder veel minder sterke verleidingen en vaak uit gemakzucht begaan we dagelijks zonden die we niet zo erg vinden, en ongeacht de vorm van de verleiding en welke stem het als een goed idee aanprijst, doen we veel meer dan verboden fruit eten. De meest eerlijke en onbevooroordeelde benadering van dit verhaal is dat we van nature en uit vrije wil delen in de zonde van Adam en Eva, waardoor we "in moreel opzicht gelijk zijn aan de verleider".

Jakkes. We hebben allemaal deze Verlosser nodig! Laten we ons daarom in het verhaal naast Adam en Eva plaatsen.

Dus hier is God, slechts enkele momenten voor de zondeval, zich verheugend over de prachtige wereld die Hij heeft gemaakt en de lieve mensen waar Hij zich over verheugt. We kunnen Hem in onze verbeelding zien, vol vreugde overlopend om zich bij ons in Eden te voegen, met ons mee te lopen als metgezellen door de prachtige flora, de jubelende geluiden op te vangen van het water in de nabijgelegen beek die van de rotsen afspat als gelach dat uit de grond opborrelt, en samen met ons uit te kijken over de dieren die vredig grazen in het omringende groen. Alles is volmaakt vredig. God heeft ontelbare briljante soorten ontworpen, ze allemaal tot leven gebracht, en rustte toen Hij zag dat alles wat Hij gedaan had goed was: altijd alleen maar goed; niets slechts of lelijks, nooit. Zuiverheid, licht, vreugde, plezier, verwondering, verrukking... gewoon overal goedheid.

Dan in één moment - één onzichtbaar, verschrikkelijk, tragisch en onthutsend moment - kiezen wij mensen ervoor om tegen onze naaste en grootste Vriend in te gaan omdat we een leugen geloven... en niets wat we doen kan de fout ongedaan maken. We zijn voor altijd gedoemd om ons af te scheiden van Zijn aanwezigheid, omdat Hij één en al heiligheid is en niet in dezelfde ruimte kan bestaan als iemand of iets dat door het kwaad is bevlekt.

Wij, zijn kinderen, hebben het verpest. We doen Hem pijn als we de mooie dingen die Hij gemaakt heeft ontsieren. (Het Woord maakt duidelijk in Genesis 6:5-6 dat, toen de mensheid uiteindelijk altijd alleen maar kwaad werd, het Zijn hart brak. We zijn ons ervan bewust dat de context een duister en sinister kwaad inhoudt dat verband houdt met de Nephilim van Genesis 6:4. Dat is het onderwerp van een heel ander boek, maar de essentie van Gods pijn in Genesis 6:6 is een gevolg van een goddeloze mensheid. Daarom, als God onveranderlijk is - dat wil zeggen, als Zijn aard en eigenschappen consistent zijn - dan zou het verdriet dat Hij voelt in 6:6 logischerwijs ook aanwezig zijn in 3:6, op het moment dat Eva haar tanden in de vrucht zet, waardoor de Heilige God onmiddellijk wordt gescheiden van de zondige mens).

Nogmaals, wij zijn allemaal voor een verantwoord gebruik van theologisch antropomorfisme (God beschrijven met menselijke, relateerbare eigenschappen) omdat het ons helpt Zijn anders onbegrijpelijke natuur te begrijpen. Schrijvers uit het Oude Testament schrijven God, die technisch gezien een Geest is (Johannes 4:24), om diezelfde reden menselijke lichaamsdelen en bewegingen toe. De psalmisten zeiden dat Hij Rachab verpletterde en Zijn vijanden verstrooide met Zijn "machtige arm" (Psalm 89:10), en dat Zijn "ogen" gericht zijn op de rechtvaardigen en Zijn "oren" luisteren naar hun geroep (24:15). Zelfs God zelf zei dat Hij zijn volk met zijn "uitgestrekte arm" van de Egyptenaren zou bevrijden (Exodus 6:6). Toch proberen we ons niet al te comfortabel te voelen door om aan Hem te denken in "papa"-termen, zoals eerder gezegd, omdat we de Almachtige nooit willen overmenselijken of vrijblijvend willen maken hoe we hem zien. Maar in dit verhaal, wanneer de mensheid vers, nieuw en volmaakt is en dan zo plotseling bezoedeld wordt door de perversie van de zonde, zien we God als een papa die over zijn kinderen waakt, zijn liefdevolle, vaderlijke hart in tweeën gescheurd - niet uit verbazing of shock, want God de Almachtige ziet en weet alles, maar uit wanhoop over de nabijheid met Hem die we van onszelf stelen wanneer we zondigen, en wat wij mensen op deze noodlottige dag van Hem hebben afgenomen.

In veel boeken, lessen, bijbelstudies, films, programma's en andere mediavormen wordt uitgebreid stilgestaan bij wat er die dag in de hof gebeurde. De meesten concentreren zich op de zondeval van de mens, wat dat theologisch betekende, wat er in het bovennatuurlijke gebeurde, en hoe dat de mensheid vanaf die dag tot op heden in alle opzichten heeft beïnvloed: Waarom maken we mee wat we doen als gevolg van de zondeval? Wat hebben we verloren in de Hof? Hoe moeten we ons daarover voelen? Te weinig bronnen moedigen de lezers aan om na te denken over wat God die dag doormaakte. Hoe zit het met Hem? Hoe zit het met Zijn verlies? Hij toonde ons niets dan liefde en de grootste zorg bij de vorming van ons, daarna sloot Hij vriendschap met ons in een letterlijk paradijs, en toch keerden wij ons tegen Hem bij het eerste teken van verleiding.

We braken Zijn hart.

Om het in kinderlijk-geloof-termen te zeggen: We hebben Hem heel erg gekwetst. In het midden van dit - de ergste, meest kwetsende vorm van catastrofe tegen God - in plaats van toe te geven wat we deden en berouw te tonen... verstopten we ons.

En toen het erop leek dat Papa het volste recht had om ons onherstelbaar te verklaren, de wereld op te blazen, alles af te breken, opnieuw te beginnen, ons allemaal te doden, of de planeet woedend het heelal in te schoppen en haar te zien pingpongen door de kosmos als een prachtige flipperkast in de ruimte, deed Hij dat plotseling niet.

Wat deed Hij dan?

Hij liet de twee zondaars weten dat Hij de fout zou herstellen door Zijn enige Zoon door de schoot van een maagd te sturen om de overwinning over de gevolgen van hun zonde te verklaren. Hij zou een weg banen door elke zonde die de mensheid zou blokkeren van de aanwezigheid van God!

Zie, de Christus van Genesis! Ja!

Genesis geeft ons slecht nieuws over de zonde. Maar voor wie de fenomenale belofte van herstel in het verhaal mist, is een nadere beschouwing op zijn plaats. Want net zoals één daad van ongehoorzaamheid in de hof ons allen tot zondaars maakte, zo maakte ironisch genoeg één daad van goddelijke gehoorzaamheid door de Zoon allen rechtvaardig (Romeinen 5:19).

Dit is de eerste keer in de menselijke geschiedenis en in de Bijbel dat God een reddingsplan noemt, waarvan de begunstigden mensen zijn. (De theologische term voor deze vermelding van het verlossingsplan is "protevangelium" (soms "protoevangelion"), of wat commentator en oudtestamenticus Derek Kidner noemt "de eerste glimp van het evangelie."[iii] Juist hier, slechts een overslag van de schepping van de mensheid, zien we Gods ingrijpen in de verdoemenis van de mens.

Interessant is dat, hoewel de meeste genealogische passages in de Bijbel (en in de oude cultuur) altijd gericht zijn op zaad en nageslacht als zijnde doorgegeven door mannen, God in dit geval opmerkt dat het door een vrouw is dat deze toekomstige kneuzer-van-de-hiel zou komen. Het Hebreeuwse woord dat hier "zaad" betekent is zera, een mannelijk zelfstandig naamwoord, met een van de definities als "sperma". Zo wordt het op verschillende plaatsen gebruikt in de reinheidswetten van Leviticus 15, waar het verwijst naar de daad van voortplanting, evenals het gebruik van "zaad" bij "vrouw" in Numeri 5:28. Maar in Genesis, terwijl God tot Adam en Eva spreekt over de toekomstige Redder van de hele wereld, heeft een vrouw een zaad. Hoe kan dat?

Tegenwoordig, omdat we de rest van de Schrift hebben, zijn we niet verrast door deze uitkomst. Maar voor elke student van de Pentateuch (de eerste vijf boeken van de Bijbel, waarvan traditioneel wordt aangenomen dat ze door Mozes zijn geschreven) van vóór ongeveer 740-730 voor Christus (de periode inclusief de gebeurtenissen in het boek Jesaja) zou dit buitengewoon vreemd hebben geklonken. Velen zullen zich hebben afgevraagd: Waarom zou God ons niet in plaats daarvan vertellen over de man die Hij zal gebruiken om dit toekomstige kind te verwekken? Waarom ging Hij op dit moment recht over Adam heen? Staat hij daar niet? En waarom heeft "de vrouw" opeens "zaad"?

De letterlijke vervulling van de profetie van Genesis 3:15 over het verbrijzelen en kneuzen tussen de zaadlijnen kan dubbelzinnig zijn buiten de context van het Hebreeuws en zonder de uitleg die het Nieuwe Testament van nature geeft. Omdat het ons doel is om in het kort alle zesenzestig boeken van de Bijbel te bezoeken, waarbij we specifiek onderzoeken hoe elk boek betrekking heeft op of betrokken is bij Christus (de "breker" in deze profetie), zal de vervulling in grote lijnen door dit hele werk lopen. Dus, in het kort, de vraag die bij sommigen opkomt is waarom de vijand, of zijn zaadlijn, ooit de macht zou hebben om Christus hiel te kneuzen, en wat die verwonding later precies wordt.

Verrassend genoeg wordt het Hebreeuwse sup hier gebruikt voor zowel "verpletteren" als "kneuzen" (daarom staat er in sommige vertalingen tweemaal "kneuzen"), en de term is ingewikkeld genoeg dat niet alle geleerden het eens zijn over wat hij beschrijft, hoewel één algemene conclusie is dat het een werkwoord is dat een drukken of slaan tegen de huid aanduidt tot het punt van verwonding. Enkele alternatieve woorden die door Hebreeuwse taalkundigen zijn voorgesteld zijn "bijten" of "slaan", of zelfs "beuken", dat een herhaalde slaande beweging aanduidt - wat hier zou duiden op een heen en weer gaan tussen twee partijen, goed en kwaad. Als dat laatste waar is, dan zou het woordbeeld in Genesis 3:15 kunnen gaan over twee krachten die een voortdurende oorlog voeren door de eeuwen heen, wat zeker waar is voor goed en kwaad en de hoofdpersonen over beide. Aanvankelijk impliceert deze gewelddadige term geen verwonding op het punt van de dood, maar zodra de plaats van de wond in deze context in aanmerking wordt genomen - de "hiel" tegen het "hoofd" - lijkt het vrij duidelijk dat verwondingen aan het hoofd een grote bedreiging kunnen vormen voor de sterfelijkheid.

Wanneer dit verhaal in een duidelijker perspectief wordt geplaatst met de gebeurtenissen beschreven in de Evangeliën en in Openbaring, kunnen we gemakkelijker zien waarom de geleerden het grotendeels eens zijn over de vertaling van de Hebreeuwse soevereiniteit die wijst op een fatale verpletterende wond aan het hoofd van de slang door de voet van Christus, terwijl Christus slechts een kneuzing aan zijn hiel opliep bij het stampen op de vijand. Immers, hoewel Christus altijd de uiteindelijke overwinnaar van het kwaad zal zijn (Openbaring 20:7-10), heeft Hij ook verwondingen opgelopen en is Hij gestorven, zoals in de evangeliën staat opgetekend. Symbolisch gezien zou dit de "kneuzing" van Christus zijn, maar juist in die handeling ging het plotseling niet goed met de slang.

Daarin ligt het hele evangelieverhaal van Genesis 3:15 alleen al: Het geslacht van Eva, dat via Abraham (Genesis 12:1-3; 15:5) doorloopt, bracht een mens voort die niet in het graf wilde en kon blijven. Door de wond die de boze de Christus toebracht, werd de kop van de slang verpletterd door de Christus, die onverslagen en onaangedaan uit het graf opstond. Geen enkel kwaad op Jezus kon blijvend fataal zijn, terwijl de hele nederlaag van de slang en zijn geslacht aan het eind van het boek Openbaring duidelijk en volledig wordt gemaakt.

Verdoemenis begon met Adam en Eva, die "namen" en "aten" wat God de Vader hen verboden had aan te raken opdat zij niet zouden sterven. De verlossing begon met Christus, die ons opdroeg te "nemen" en "eten" van Zijn lichaam, wat God ons gezonden heeft opdat wij eeuwig zouden leven (Marcus 14:22-25, Lucas 22:18-20, 1 Korintiërs 11:23-25).

De volledige omkering van wat in de hof werd veroorzaakt, evenals het herstel van wat verloren ging, begon hier, in het proto-evangelie, in het eerste boek van Gods Woord.

...en het gaat verder in het tweede boek.

Deel 5: Jezus in Exodus?

Eindnoten:

[i] Barnes, Albert, Barnes Notes on the Whole Bible (E4 Group, Kindle Edition), Kindle locations 2030–2035; emphasis added.

[ii] Ibid.

[iii] Kidner, Derek, Genesis: An Introduction and Commentary: Volume 1 (Downers Grove, IL: InterVarsity, 1967), 75.

Bron: THE MYSTERY OF JESUS FROM GENESIS TO REVELATION—PART 4: Jesus in Genesis? » SkyWatchTV