Door JR Church september 2010
“ Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren, ...” (Deuteronomium 18:15).
“... Zoals ik,” zei Mozes, “... Zoals ik!” Nu weten we dat Mozes uitkeek naar de Messias, maar voor hem om te zeggen dat Christus kenmerken zou vertonen van bepaalde eigenschappen gevonden in zichzelf, is het belangrijkste gegeven. Deze verklaring gaf me het verlangen om eens te kijken naar het leven van Mozes. Ik wilde weten hoe en waarom Christus kan worden vergeleken met Mozes. Petrus citeerde deze profetie, terwijl hij predikte in de tempel in de dagen na de uitstorting van de Geest op Pinksteren:
“Want Mozes heeft tegen de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal voor u een Profeet laten opstaan uit uw broeders, zoals ik; naar Hem moet u luisteren in alles wat Hij tot u zal spreken.” (Handelingen 3:22).
Wanneer ik het leven en de bediening van Mozes bestudeerde, raakte ik er van overtuigd dat Mozes een fascinerende profetische profiel van de Messias biedt. Petrus had gelijk toen hij zei: “Want Mozes heeft gezegd ...” Het was geen verbeelding. Mozes kon nederig zeggen dat Christus bepaalde kenmerken had die overeenkwamen met zijn eigen leven.
Om te beginnen, maakte Mozes zeven reizen naar de aanwezigheid van God. Merk op hoe ze overeenstemmen met de zeven bedelingen. Het zijn:
De tweede opklimming van Mozes wordt weergegeven in Exodus 19:8-14:
“...En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE.
“En de HEERE zei tegen Mozes: Zie, Ik kom naar u toe in een dichte wolk, opdat het volk het kan horen wanneer Ik tot u spreek en opdat zij ook voor eeuwig in u geloven. En Mozes maakte de woorden van het volk aan de HEERE bekend.
“En de HEERE zei tegen Mozes: Ga naar het volk toe, en heilig hen vandaag en morgen, en laten zij hun kleren wassen,
“en over drie dagen gereed zijn. Op de derde dag zal de HEERE namelijk voor de ogen van heel het volk neerdalen op de berg Sinaï.
“ U moet voor het volk een grens stellen rondom de berg door te zeggen: Wees op uw hoede dat u de berg niet beklimt of ook maar de voet ervan aanraakt. Ieder die de berg aanraakt, zal zeker gedood worden.
“Geen hand mag hem aanraken, want hij zal zeker gestenigd of met pijlen doorschoten worden. Of het nu een dier of een mens is, hij mag niet blijven leven. Pas als de ramshoorn een langgerekte toon laat horen, mogen zíj de berg beklimmen.
“Toen daalde Mozes van de berg af naar het volk...” (Exodus 19:8-14).
Dit komt overeen met de bedeling van geweten - tot aan de verwoesting door de zondvloed.
Ten eerste, God vertelde Mozes wat ze moesten doen “heilig hen ... laten ze hun kleren wassen.” Vóór de val van Adam was er geen noodzaak voor deze heiliging. Maar na de zondeval, was er een behoefte tot reiniging - zonde had het menselijk ras beïnvloed. Het tijdperk genoemd als dat van het “geweten”, want Adam had kennis gekregen over het onderwerp van zonde. Hij leerde het verschil tussen goed en kwaad. Dit komt overeen met het commando voor de mensen bij de Sinaï om hun kleren te wassen - een metafoor voor de geestelijke reiniging.
Ten tweede, gaf de Heer Mozes de instructie, “stel grenzen ... ga niet de berg op:” Dit in vergelijking met het verhaal van de verdrijving uit Eden.
“Daarom zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.
“Hij verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog, om de weg naar de boom des levens te bewaken.” (Genesis 3:23-24)
Adam werd het verboden om de tuin te betreden en Israël werd het verboden om de berg aan te raken.
Ten derde, God is neergedaald naar de top van de berg Sinaï voor een ontmoeting met Zijn volk op de derde dag.
“En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de berg donderslagen, bliksemflitsen en een zware wolk waren....” (Exodus 19:16).
Volgens Flavius Josephus, regende het:
“Dus hadden ze twee dagen van feest, maar op de derde dag vóór de zon opkwam, spreidde een wolk zich uit over het hele kamp van de Hebreeën, zoals niemand ooit eerder had gezien en omvatte de plaats waar ze hun tenten hadden opgeslagen. En terwijl de rest van de lucht helder was, kwam er sterke wind die grote regenbuien opwekte, tot het een grote storm werd. Er was ook een bliksem - verschrikkelijk voor degenen die het zagen. En donder, met deze hevige donder, verklaarde God er te zijn”(Josephus, Oudheden, bk 3, ch. 5, lid. 2).
Net zoals de tweede periode eindigde met een zondvloed, werd op gelijke wijze, deze tweede ontmoeting afgesloten met een hevige regen - misschien om hen eraan te herinneren aan deze zondvloed die kwam in de dagen van Noach. Omwille van deze vergelijking, voel ik dat dit scenario een beeld is die de bedeling van het geweten vertegenwoordigd - vanaf de val tot aan de zondvloed.
De derde reis van Mozes naar de top van de berg Sinaï is opgenomen in Exodus 19:17-20:
“Mozes leidde het volk uit het kamp, God tegemoet. Zij stonden onder aan de berg.
“ De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig.
“Het bazuingeschal werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak en God antwoordde hem met een stem.
“Toen daalde de HEERE neer op de berg Sinaï, op de top van de berg. De HEERE riep Mozes naar de top van de berg en Mozes klom naar boven.” (Exodus 19:17-20).
Het is hier dat het verhaal overeenkomt met de bedeling van de menselijke regering:
“De HEERE zei tegen Mozes: Ga naar beneden, waarschuw het volk! Anders zullen zij doordringen tot de HEERE om Hem te zien en zullen velen van hen vallen.
“Ook de priesters, die tot de HEERE naderen, moeten zich heiligen; anders zal de toorn van de HEERE over hen losbarsten.
"“Toen zei Mozes tegen de HEERE: Het volk kan de berg Sinaï niet beklimmen, want U hebt ons Zelf gewaarschuwd door te zeggen: Grens de berg af en heilig hem.
“De HEERE zei tegen hem: Ga, daal af, en daarna moet u naar boven klimmen, u met Aäron bij u, maar laat de priesters en het volk niet doordringen om naar de HEERE op te klimmen, anders zal Zijn toorn over hen losbarsten.
“Toen daalde Mozes af naar het volk en hij zei dit tegen hen.” (Exodus 19:21-25).
Ten eerste, informeert de Schrift ons over een scheiding tussen de mensen en het priesterschap. Deze scheiding komt overeen met gebeurtenissen tijdens het tijdperk na de zondvloed. Deze bedeling van de menselijke regering met een scheiding van de talen en in de drie fundamentele kenmerken van het menselijk ras.
Ten tweede, met de Toren van Babel ook de verschillende afstammingen van Sem, Cham en Jafeth die werden verspreid, en werden hun grenzen vastgesteld. Ook zei God tegen Mozes om grenzen te stellen bij de Berg en die te heiligen.
Ten derde, sprak God hoorbaar tot het volk van Israël en gaf hen de meest diepgaande serie wetten ooit in de menselijke geschiedenis - de Tien Geboden.
Geen natie of groep van naties is ooit in staat geweest om deze wetten te verbeteren. Met de Tien Geboden, vestigde God een regerend verbond voor Israël - wat overeenkomt met de bedeling van menselijke regering.
De derde bedeling heet “Menselijke regering”, omdat deze gebeurtenissen cirkelen rond de bouw van de Toren van Babel. De mensen vestigden een vorm van regering en bouwde de stad als een monument voor de menselijke vernuft.
“Heel de aarde had één taal en eendere woorden.
“En het gebeurde, toen zij naar het oosten trokken, dat zij een vlakte in het land Sinear vonden. Daar gingen zij wonen.
“En zij zeiden allen tegen elkaar: Kom, laten wij kleiblokken maken en die goed bakken! En de kleiblokken dienden hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem.
“ En zij zeiden: Kom, laten wij voor ons een stad bouwen, en een toren waarvan de top in de hemel reikt, en laten we voor ons een naam maken, anders worden wij over heel de aarde verspreid!
“Toen daalde de HEERE neer om de stad en de toren te zien die de mensenkinderen aan het bouwen waren,
“en de HEERE zei: Zie, zij vormen één volk en hebben allen één taal. Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich voornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn.
“Kom, laten Wij neerdalen en laten Wij hun taal daar verwarren, zodat zij geen van allen elkaars taal zullen begrijpen.
“Zo verspreidde de HEERE hen vandaar over heel de aarde, en zij hielden op met het bouwen van de stad.
“Daarom gaf men haar de naam Babel; want daar verwarde de HEERE de taal van heel de aarde, en vandaar verspreidde de HEERE hen over heel de aarde.” (Genesis 11:1-9).
Babel was geen wolkenkrabber die zich uitstrekte tot in de stratosfeer. Het was een tempel van aanbidding. Op de top was een soort van “heilige der heiligen”, waar de mensen hun beelden van afgoderij plaatsten - de zon (Baäl), de maan (Astarte), en andere tekens van de dierenriem, die de mensen beschouwden als goden. Geen wonder dat God zei in de eerste en tweede gebod zei:
“ U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
“U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, ...” (Exodus 20:3-4).
Deze geboden zijn een rechtstreekse verwijzing naar de Toren van Babel en de bedeling van de regering van de mens.
Ten vierde, waren de talen veranderd in Babel. Dit in vergelijking met een ongewone gebeurtenis die optrad toen God sprak vanaf de top van de Sinaï.
Joseph Good, de schrijver van “Rosj Hasjana en het Messiaanse koninkrijk dat komt” schrijft,
“De Openbaring op de Sinaï, die werd onderwezen, werd gegeven in een woestijn gebied, dat bij geen enkele natie behoorde, en werd niet alleen gehoord door Israël, maar ook door de medebewoners van de hele aarde. De Goddelijke Stem heeft zichzelf opgedeeld in de zeventig tongen en sprak tot aarde, zodat alle kinderen van de mensheid het zouden kunnen verstaan, de wereld het zou omarmen en de mens deze verlossende boodschap zou begrijpen. ”
Het Joodse commentaar, Exodus Rabba, zegt:
“Als God de Tora gaf op de Sinaï, Hij liet Israël nooit geziene wonderen zien met zijn stem. Wat gebeurd er? G-d sprak en de Stem galmde over de hele wereld .... Het zegt verder: “En alle mensen waren getuige van de donderslagen”
(Exodus. 20:15). Merk op dat het niet zegt ‘de donder’, maar ‘de donderslagen’; welnu, R. Jochanan zei dat Gods stem, zoals het werd uitgesproken, opgesplitst werd in zeventig stemmen, in zeventig talen, zodat alle volken het moesten begrijpen. Zodat ieder volk de stem kon horen in hun eigen volkstaal, hun zielen bezweken [dwz. zij werden beangstigd], behalve Israël, die het hoorde, maar niet gekwetst raakte.”
Rabbijn Moshe Weissman in, De Midrasj zegt, schrijft,
“Ter gelegenheid van matan Tora (het geven van de Thora), de Bnai Yisrael (de kinderen van Israël) hoorden niet alleen Hashem (de L-RD’s) Zijn stem, maar eigenlijk zagen ze de geluidsgolven zoals ze voortkwamen uit Hashem (de L-RD’s) zijn mond. Ze werden gevisualiseerd als een vurige stof. Elke gebod dat Hashem’s (de L-RD’s) mond verliet ging door het hele kamp en kwam dan terug naar elke Jood individueel, en hem vroeg: “Heeft u dit gebod geaccepteerd met alle halachot (Joodse wet) en met betrekking tot deze?” Iedere Jood antwoordde: “Ja,” na elke gebod. Uiteindelijk, de vurige substantie die ze zagen, graveerde zichzelf op de luchot (tabletten).”
Als een verwijzing naar Babel, toen alle talen werden vastgesteld, zo is gezegd, heeft God gesproken in elke taal op hetzelfde moment. Door het geven van de Thora (Wet), God stelde een goddelijke regering tegenover de “menselijke regering.” Ja, de derde tocht van Mozes naar de top van de Berg Sinai kwam overeen met de bedeling van de menselijke regering.
Als kanttekening: de stem van God kwam uit zijn mond alsof ze “tongen” (talen) waren van vuur, sprekende elke taal. Deze Sinaï ervaring vond plaats op precies dezelfde kalenderdag die later bekend werd als Pinksteren! Zowel de bedeling van de wet en de bedeling van genade, vonden plaats op precies dezelfde dag! Beide gelegenheden getuigen van de stem van God als “tongen van vuur”, waarin alle talen gelijktijdig gehoord werden!
De vierde beklimming van Mozes naar de top is vastgelegd in Exodus 20:21 tot 24:3.
De lijst kan worden onderverdeeld in drie categorieën:
1. God vertelde Mozes een altaar van aarde te maken.
2. God werkte de Tien Geboden uit.
3. God beloofde om hen in het land te brengen.
“U moet voor Mij een altaar van aarde maken en daarop uw brandoffers en uw dankoffers, uw kleinvee en uw runderen offeren. Op elke plaats waar Ik Mijn Naam zal laten gedenken, zal Ik naar u toe komen en u zegenen.” (Exodus 20:24).
Ten eerste, het “altaar van aarde” blijkt een tijdelijke plaats van aanbidding te zijn totdat de Tabernakel gebouwd kon worden. Het kon niet de uiteindelijke vorm van aanbidding zijn. Het vertegenwoordigde de “belofte” van iets beter. Het is typerend voor de bedeling van de Belofte, waarin God Abraham riep om zijn huis te verlaten en te gaan naar een land van “belofte” - een land dat “vloeide van melk en honing” - om te zoeken naar een stad, “ waarvan God de Bouwer en de Maker is.”
“Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam geweest om weg te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou. En hij is weggegaan zonder te weten waar hij komen zou.
“ Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte.
“Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is.” (Hebreeën 11:8-10).
Het woord “belofte” is twee keer gebruikt in de bovenstaande passage, met vermelding van het thema van de bedeling. God handelde met Abraham, Isaäk en Jakob naar een belofte - het verbond met Abraham. De opsomming wordt gegeven in Genesis 15.
“Toen leidde Hij hem naar buiten en zei: Kijk toch naar de hemel en tel de sterren, als u ze kunt tellen. En Hij zei tegen hem: Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.
“En hij geloofde in de HEERE, en Die rekende hem dat tot gerechtigheid.
“Verder zei Hij tegen hem: Ik ben de HEERE, Die u uit Ur van de Chaldeeën geleid heb, om u dit land te geven om het in bezit te hebben.” (Genesis 15:5-7).
Het verbond met Abraham beloofde een komend “zaad” en het Beloofde Land. Bovendien werd het aanvaard door het geloof. Nu op de Sinaï, is aan Mozes eenzelfde soort van belofte gegeven. Net als Abraham wandelde en verbleef hij in de woestijngebieden van het Beloofde Land, zelfs zo dat Mozes en het uitverkoren volk gedurende veertig jaar zouden dwalen in de woestijn. Het altaar van de aarde zal dan ook tijdelijk zijn. Zelfs de bouw van de tabernakel was tijdelijk. God wachtte met verlangen om een de toekomstige tempel te bouwen op de berg Moria. Maar, het leven moest doorgaan tijdens deze tussenperiode, zodat God verdere instructies geeft over Zijn morele wet:
“Dit zijn de bepalingen die u hun moet voorhouden.” (Ex. 21:1).
Ten tweede, Gedurende de tweede veertig dagen dat Mozes op de top was, breide God de wet sterk uit tot 613 geboden. God sluit de bedeling van de belofte af met de opening naar een nieuw tijdperk - de bedeling van de wet.
Ten derde, God stelt voor om Zijn belofte aan Abraham te vervullen. Hij wil Israël het Beloofde Land geven.
“Ik zal ook horzels vóór u uit zenden; die zullen de Hevieten, de Kanaänieten en de Hethieten vóór u uit verdrijven.
“Ik zal hen niet in één jaar vóór u uit verdrijven, anders wordt het land een woestenij en worden de wilde dieren van het veld u te talrijk.
“Ik zal hen geleidelijk vóór u uit verdrijven, totdat u zo in aantal toegenomen bent dat u het land in erfbezit kunt nemen.” (Exodus 23:28-30).
Wat God beloofde aan Abraham, Isaak en Jacob, staat Hij op het punt door te geven aan Mozes. Dat zal de vervulling van de bedeling van de Belofte zijn, met de instelling van de bedeling van de wet.
De vijfde reis van Mozes naar de top van de Sinaï is vastgelegd in Exodus 24:9-32:14.
Mozes was veertig dagen en veertig nachten in de aanwezigheid van God - een perfecte parallel aan de vijfde bedeling van de wet.
Het begint op een berg genaamd Sinaï en sluit af op een heuvel Golgotha. Het begint met het geven van de wet en eindigt met de dood van de Wetgever.
“Vervolgens klommen Mozes en Aäron naar boven, en ook Nadab en Abihu met zeventig van de oudsten van Israël.
“En zij zagen de God van Israël. Onder Zijn voeten was er iets als plaveisel van saffier, zo helder als de hemel zelf.
“Hij strekte Zijn hand niet uit naar de aanzienlijken van de Israëlieten. Nadat zij God gezien hadden, aten en dronken zij.
“De HEERE zei tegen Mozes: Klim naar boven, naar Mij toe, de berg op, en blijf daar. Dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en de geboden, die Ik opgeschreven heb om hen te onderwijzen.” (Ex. 24 :9-12).
Volgens de Schrift, lieten Mozes en Jozua, de oudsten achter onder de zorg van Aäron en Hur en gingen de berg op. De Shekinah Glorie ruste op de berg en zweefde er voor zes dagen. Op de zevende dag God riep Mozes uit het midden van de wolk van heerlijkheid:
“ Mozes ging de wolk binnen en klom de berg verder op. En Mozes was veertig dagen en veertig nachten op de berg.
”(vs. 18).
Gedurende deze tijd schreef God de Tien Geboden op stenen tafelen, de plannen voor de Tabernakel en toonde hoe het priesterschap er uit zag. Ook heeft hij Mozes de dienst van de offers geleerd.
Veertig dagen! Waarom veertig dagen? Kunnen deze dagen een profetisch beeld geven over de tijd van de bedeling van de wet? Zo ja, hoe zouden deze veertig dagen passen in het beeld? Wanneer ik nadacht over deze vraag, herinnerde ik me het Jubeljaar - het vijftigste jaar. Er zitten veertig Jubeljaren in 1960 jaren.
Volgens de Talmoed (Sanhedrin 97B), waarin de Rabbijnse theologen schreven dat er 2.000 jaar van verlatenheid zouden zijn, 2000 jaar waarin de Thora zou gedijen en 2.000 jaar voor het Messiaanse tijdperk - gevolgd door een zevende millennium, waarin de Messias zou worden verhoogd.
Laat me daarom voorstellen dat we de bedeling van de Belofte, het algemene beeld van deze tijd is - als onder de bedeling van de wet. De totale tijd gegeven door de rabbinale geleerden voor de “bloei van de Thora” als 2000 jaar, we het combineren met de tijd van het verbond met Abraham van de belofte (500 jaar) met het Mozaïsche verbond van wet (1500 jaar).
Ook al zijn de stenen tafelen met de Tien Geboden gegeven tijdens deze vijfde tocht van Mozes, was de wet mondeling uitgesproken tijdens van de vierde tocht van Mozes, die de bedeling van de belofte symboliseerde. Daarom bestaat de mogelijkheid dat de veertig dagen doorgebracht door Mozes in de aanwezigheid van God vergelijkbaar zijn met de veertig perioden van Jubeljaren, gedurende welke tijd de “Thora bloeide.”
God beval dat er een Jubeljaar zou zijn na elke negenenveertig jaar. Dus over een periode van 1960 jaar zouden de mensen veertig Jubeljaren in acht moeten nemen. Sommige theologen zien de veertig dagen en nachten die Mozes doorbracht in de aanwezigheid van God misschien wel symbolisch als voor de veertig Jubeljaren. Die veertig dagen werd afgesloten met een afwijzing van Mozes zijn inspanningen, door de bouw van een gouden kalf, en het breken van Gods wet. Als een profetische overzicht van de bedeling van wet, de opstand van Israël past daar heel goed met de afwijzing van Christus, zo’n 2.000 jaar later.
Terwijl Mozes boven op de berg Sinaï was, ook Joshua was daar in de omgeving. Toen Mozes aan zijn afdaling begon, voegde Joshua zich bij hem:
“En Mozes wendde zich om, en klom van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven.
“En diezelfde tafelen waren Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift zelf, in de tafelen gegraveerd.
“Toen nu Jozua des volks stem hoorde, als het juichte, zo zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in het leger.” (Exodus 32:15-17).
Hoe profetisch is het dat Jozua Mozes vergezelde tijdens zijn vijfde reis! Het is een perfecte profiel van de profeet die door God zou opstaan “net als Mozes!” De naam Jozua in het Oude Testament is in principe hetzelfde als de naam van Jezus in het Nieuwe Testament. Bovendien, was het Jozua die Mozes zou opvolgen. Het was Jozua, die de kinderen van Israël naar het Beloofde Land leidde. Zeker, de naam van de Messias kan niets anders zijn dan Yeshua - de Hebreeuwse naam in het Grieks vertaalt als Jezus.
Als ze afdalen, horen Mozes en Jozua een rumoer in het kamp. Als ze arriveren zien ze een gouden kalf. Op dit punt, breekt Mozes de tabletten van steen, maalt het gouden kalf tot poeder, vermengt het in het water, en laat het de mensen drinken. Deze tragische affaire culmineert in de dood van 3000 mannen:
“ En hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste!
“En de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, omtrent drie duizend man.” (Exodus 32:27,28).
Het aantal doet me denken aan de 3000 bekeerlingen, die zich laten dopen doop na de preek van Petrus. De doop is een symbool van de dood, overeenkomstig met de dood van degenen die geholpen hebben bij de vervaardiging van het gouden kalf. Daarom is het aantal bekeerlingen op Pinksteren overeenkomstig met het verlies van degenen die zijn omgekomen bij de Sinaï.
Nu, voor de zesde keer, benadert Mozes de Heer namens Israël. Deze keer biedt hij zichzelf aan als een vervanger - een profiel van Christus, de Grote Plaatsvervanger. Mozes wordt een middelaar:
“Zo keerde Mozes weder tot den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben.
“Nu dan, indien Gij hun zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt.” (Exodus 32:31-32).
Het is hier waar we de bediening van Christus kunnen zien. Mozes werd de “bemiddelaar” voor de Heer. Hij zei: "... vergeef ... en zo niet, ik bid u, delg mij, uit uw boek ..." Mozes bood zich aan als een vervanging voor de mensen. Op gelijke wijze, als Christus onze “Grote Plaatsvervanger” werd. Op Golgotha bad Hij: “... Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen ....” (Lucas 23:34). Dan aan het kruis bad Hij, “...Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten!” (Matteüs 27:46). De Grote Plaatsvervanger hier afgebeeld als Mozes bidt, “Vergeef ... of delg mij ... uit uw boek.”
Deze ontmoeting vergelijkt zich met deze profetisch overgangsjaren, wat de bedeling van Wet afsluit en de bedeling van Genade instelt:
“... Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven;
“En Ik zal een Engel voor uw aangezicht zenden (en Ik zal uitdrijven de Kanaänieten, de Amorieten, en de Hethieten, en de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten),
“ Naar het land, dat van melk en honig is vloeiende; want Ik zal in het midden van u niet optrekken; want gij zijt een hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere.” (Ex. 33:1-3).
Op dit punt keert God zich af van het Joodse volk. Op dezelfde manier keerde Hij zich af van Israël na de kruisiging, zet de Joden op een zijspoor en brengt Zijn boodschap van redding naar de heidenen. God zei dat Hij niet zou “gaan in het midden” van Israël. In een symbolisch gebaar, keerde Mozes terug naar het kamp, nam zijn tent en zette die op buiten het kamp:
“... En Mozes nam de tent en zette die voor zichzelf buiten het kamp op, een eind van het kamp vandaan; en hij noemde hem de tent van ontmoeting. ” (Ex. 33:7).
Dit was niet de voorgestelde Tabernakel die een Heilige en een Heilige der Heiligen bevatte. Dit was de eigen tent van Mozes. Mozes ging naar zijn tent, brak die af, en ging naar buiten het kamp, en zette deze weer op. Het is een profetisch beeld van de Heer Jezus Christus, die buiten het kamp van Israël zijn tent afbrak, en een Nieuwetestamentische kerk, buiten het kamp oprichte - onder de heidense volken.
Met de kinderen van Israël die toekeken, betraden Mozes en Jozua de tent:
“En het geschiedde, als Mozes de tent ingegaan was, zo kwam de wolkkolom nederwaarts, en stond in de deur der tent, en Hij sprak met Mozes.
“Als al het volk de wolkkolom zag staan in de deur der tent, zo stond al het volk op, en zij bogen zich, een ieder in de deur zijner tent.
“En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt; daarna keerde hij weder tot het leger; doch zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, de jongeling, week niet uit het midden der tent.” (Ex. 33:9-11).
Toen Mozes de tent verlaten had, Jozua bleef daar! Dit is een profetisch beeld van de toekomstige Messias die Mozes zou opvolgen. Het is een vervulling van de profetie van Mozes over de Profeet, die zou worden opgewekt in zijn gelijkenis.
Net als Jozua in de tent bleef, bleef Jezus Christus, de Joodse Messias, bij Zijn volk, om het heidense christendom in het Nieuwe Testament in te stellen. En Jezus is nog steeds bij zijn Nieuwtestamentische Kerk van vandaag. Hoe perfect is dan de parallel - Jozua bleef in de tent!
In de volgende ontmoeting, vindt Mozes genade in Gods ogen:
“En Mozes zeide tot den HEERE: Zie, Gij zegt tot mij: Voer dit volk op! maar Gij laat mij niet weten, wien Gij met mij zult zenden; daar Gij gezegd hebt: Ik ken u bij name! en ook: Gij hebt genade gevonden in Mijn ogen!
“Nu dan, ik bidde, indien ik genade gevonden heb in Uw ogen, zo laat mij nu Uw weg weten, en ik zal U kennen, opdat ik genade vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk is!
“Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan, om u gerust te stellen?
“ Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ook deze zelfde zaak, die gij gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij genade gevonden hebt in Mijn ogen, en Ik u bij name ken.” (Ex. 33:12-14,17).
Het woord “genade” is de sleutel. Net zoals Mozes en de kinderen van Israël genade (onverdiende gunst) vonden in de ogen van God, zelfs zo, dat na de dood van Christus op Golgotha, een nieuwe bedeling werd ingesteld - de bedeling van Genade:
“Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave;” (Efeziërs 2:8).
Deze zesde ontmoeting met God, samen met deze opmerkelijke gebeurtenissen, lijkt een profetisch beeld te zijn van de eerste komst van Christus om de bedeling van de genade in te stellen. Toen Christus die eerste keer kwam, vond hij een Israël vervuld met ongeloof. In plaats van de oprichting van het Koninkrijk, ging Hij naar het kruis en stierf om genade te verkrijgen voor de hele wereld.
Na de zesde ontmoeting vroeg Mozes de Heer om hem Zijn heerlijkheid te laten zien. Het is hier dat God Mozes, hoewel hij niet Zijn gezicht kan laten zien, hem zou worden toegestaan om zijn achterkant te zien. De voorbereiding begon voor de zevende en laatste reis van Mozes naar de top van de Sinaï:
“Toen hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op, en klom op den berg Sinaï, gelijk als hem de HEERE geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand.
“De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN.
“Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.” (Exodus 34:4-6).
Het is hier dat Mozes lijkt op een profetisch scenario, dat parallellen vertoond met Pinksteren die volgen als de tongen als van vuur neer zijn gedaald op de gelovigen. Mozes beklimt de berg waar hij een tweede periode van veertig dagen door zal brengen. Dit lijkt een profetische type van Christus, die opgenomen wordt in een wolk van glorie. Zo begon het lange verblijf van de Heiland in de aanwezigheid van God. Tot dusver is hij nog niet terug gekeerd naar de Aarde.
Deze veertig dagen lijken een profetisch beeld van een andere serie van veertig Jubeljaren. Als dit dan zo het geval is, dan zal Jezus spoedig terugkeren. We kunnen nu aftellen naar de komst van de Messias!
Op dit punt, illustreerde Mozes het huidige werk van Christus voor de troon van God:
“Toen haastte Mozes zich, knielde ter aarde, boog zich neer en zei:
Heere, als ik nu genade in Uw ogen gevonden heb, laat de Heere dan toch in ons midden meegaan. Zeker, het is een halsstarrig volk, maar vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan als Uw erfelijk bezit.” (Exodus 34:8,9).
Hier, treedt Mozes op als bemiddelaar. Op gelijke wijze is de Heer Jezus Christus opgevaren naar de hemel om onze advocaat te worden bij de Vader. Hij is onze Hogepriester die is heen gegaan om onze zaak te bepleiten.
In antwoord op het gebed van Mozes, stemt God ermee in. Echter, Hij waarschuwde ook voor zware straffen, die het Joodse volk zou overkomen:
“Toen zei Hij: Zie, Ik sluit een verbond; ten overstaan van heel uw volk zal Ik wonderen doen, zoals die op de hele aarde en onder welk volk ook nog nooit tot stand gebracht zijn. Ja, heel het volk, in het midden waarvan u verkeert, zal de daden van de HEERE zien, want het is ontzagwekkend wat Ik met u ga doen.”
(Exodus 34:10).
Dit lijkt een belofte dat God zal oordelen en een grote verdrukking over het joodse volk zal brengen. In de directe vervulling van die profetie, hebben de joden de afgelopen 2000 jaar geleden. Zij hebben geleden in 70 nChr. toen Titus en zijn Romeinse soldaten de tempel vernietigd. Zij hebben geleden in 135 nChr. onder de grote diaspora, als de Romeinen de Joden verspreiden en ze verkochten op de slavenmarkten van de wereld.
De Joden hebben geleden onder de vervolgingen van het keizerlijke Rome, onder de kruistochten en de Inquisitie van het religieuse Rome, de pogroms of slachtpartijen van de Russische tsaren en de Holocaust van Hitler. Op een dag zullen ze de ergste periode van verdrukking en het lijden ondergaan dan ze ooit hebben gekend. God voorspelde een komende Periode van Verdrukking in de profetieën van Jeremia aangeduid als de “benauwdheid voor Jakob.”
God zei tegen Mozes, “... Ik zal wonderen doen, zoals niet zijn gedaan op de ganse aarde, noch in enig andere natie ... want het is ontzagwekkend wat Ik met u ga doen.”
Ik denk dat deze profetie de toekomstige verdrukking periode bevat. Jezus zei in Mattheüs 24:21:
“Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal.”
(Matteüs 24:21).
Exodus 34:28 vertelt ons dat Mozes “daar was namelijk veertig dagen en veertig nachten bij de HEERE. Hij at geen brood en dronk geen water. En God schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden.
”
Er waren drie mensen in de Bijbel die veertig dagen vastten - Mozes, Elia en Jezus. Mozes vastte op de top van de Sinaï. Elia bracht veertig dagen door vastende op de berg Sinaï. En Jezus ging in de“woestijn” voor veertig dagen. Misschien vastte hij op dezelfde plaats:
“Toen werd Jezus door de Geest weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden door de duivel.
“En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger.” (Matt. 4:1,2).
Jezus ging naar de woestijn. De Schrift zegt niet welke woestijn. Het is mogelijk dat hij de hele weg ging naar de Sinaï en daar vastte. Het lijkt logisch dat Jezus in de voetsporen van Mozes en Elia trad in zijn veertig dagen vasten.
Eindelijk, na veertig dagen, kwam Mozes de berg af. Zijn terugkeer naar het kamp van Israël is een enorm profetisch beeld van de Tweede Komst van Christus.
“En het gebeurde, toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde - de twee tafelen van de getuigenis waren in Mozes 'hand, toen hij van de berg afdaalde- dat Mozes niet wist dat de huid van zijn gezicht glansde, omdat de HEERE met hem gesproken had.
“Aäron en al de Israëlieten keken Mozes aan, en zie, de huid van zijn gezicht glansde. Daarom waren zij bevreesd om dichter bij hem te komen.” (Exodus 34:29,30).
Toen Mozes zijn laatste afdaling had volbracht van de Sinaï, keerde hij terug naar de mensen in grote macht en heerlijkheid. Evenzo, in een perfecte profetische vervulling, zal op een dag Jezus terugkomen in wolken van glorie. Mozes ontving die glorie aan het begin van de periode van veertig dagen en toonde die aan het volk, als hij terugkeert. Op gelijke wijze, ontving Jezus Zijn heerlijkheid op het moment van Zijn opstanding en zal die opnieuw ontvangen als Hij terugkeert naar de wereld.
Toen Mozes terug kwam bij het volk na zijn zevende reis naar de top van de Sinaï, begon hij de bouw van de Tabernakel. Dit is precies wat de Messias zal doen wanneer Hij komt om Zijn koninkrijk vestigen. Hij bouwt de Duizendjarige Tempel, Zacharia voorzegd dit:
“en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man - Zijn Naam is SPRUIT - zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen.
“Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen,Híj zal met majesteit bekleed zijn,
Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Hij zal Priester zijn op Zijn troon; tussen die Beiden zal vredesberaad plaatsvinden.” (Zacharia 6:12,13).
Volgens deze profetie, zal de Messias de Tempel bouwen, wanneer Hij komt, net als Mozes de Tabernakel oprichtte in de woestijn, na de afsluiting van zijn laatste veertig dagen. Christus zal opnieuw naar de Aarde komen op een dag (misschien op het einde van veertig Jubeljaren), in grote macht en heerlijkheid om de Tempel te bouwen en Zijn Koninkrijk op aarde.
Merk op dat de hele reeks van gebeurtenissen begon in de derde maand van het jaar. Volgens het boek des Oprechten (een oud apocrief boek), is de wet gegeven op de zesde dag van de derde maand. Dit komt overeen met Pinksteren. Hoe fascinerend is de mogelijkheid dat Pinksteren de markering is van de beide bedelingen - de bedeling van wet en de bedeling van de genade!
Mozes daalde af in grote macht en heerlijkheid op Jom Kippoer, de Grote Verzoendag. Die dag is een profetisch beeld van een andere groot offer, door God in het midden van de Slag van Armageddon. Het bloed komt tot aan de tomen van de paarden. De Dag van de verzoening is ook een profetisch beeld van de komst van Jezus Christus in macht en heerlijkheid aan het einde van Armageddon.
Inderdaad, wordt het verhaal van de eeuwen profetisch uitgebeeld in het leven en de bediening van Mozes. Geen wonder dat Mozes zegt in Deuteronomium 18:15: “ Een Profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren,”
In deze studie hebben we gezien hoe deze zeven heilige ontmoetingen van Mozes overeen komen met de grote dispensaties van de menselijke geschiedenis. Het is geweldig om te zien hoe de geschiedenis zich vergelijkt met deze geschriften. Uiteraard is de Bijbel niet van menselijke oorsprong. Alleen God kon de toekomst voorzien en Mozes leidden in een profetisch patroon van gebeurtenissen, die op een dag de verlossing van de mens zou voortbrengen.
Ga naar Les 8: U bent een profetie:
Ga naar Les 10: De analyse van een droom
Bron: Moses and the Dispensations | Prophecy In The News