Waar is je hart?
Door Rabbi Elie Mischel
![( )](https://www.wimjongman.nl/nieuws/2025/weekfoto/1-5.jpg)
Hillel Fuld staarde vorige week vol ongeloof naar zijn telefoon toen hij de lijst las met Palestijnse gevangenen die zouden worden vrijgelaten in ruil voor Israëlische gijzelaars. Tussen de namen stond zijn broer Ari’s moordenaar – de terrorist die hem van achteren in de nek stak terwijl hij boodschappen deed. Hoewel hij dodelijk gewond was, was Ari Fuld erin geslaagd om zijn aanvaller te achtervolgen en neer te schieten voordat hij nog een slachtoffer kon maken. Nu zou die moordenaar vrij rondlopen.
“Is er ergens een handleiding over hoe je hiermee om moet gaan? ” schreef Hillel op sociale media. “Ik weet niet of er’een woord is voor deze emotie.” Het meest verwoestende was de reactie van zijn tienerzoon’“Abba, ik wil niet in dit leger dienen. Al die dode soldaten. Waarvoor? Om door ons Ari’s moordenaar vrij te laten?!”
Terwijl overal in Israël feest werd gevierd voor de terugkeer van de gijzelaars, stelde rabbijn Shmuel Eliyahu een vraag die tot op het bot raakt: “Waar is mijn hart op dit uur?”
Terwijl hij de vreugde van de herenigde families erkende, richtte Rabbi Eliyahu zich tot degenen die nog steeds verdrinken in pijn – de families die gedwongen werden toe te kijken hoe hun geliefden’ moordenaars vrij rondliepen en helden’ verwelkomden. Hij schreef over Hodaya Nechama Assulin, net 14 jaar oud, wiens ouders Eliyahu en Michal nu moeten leven in de wetenschap dat de moordenaar van hun dochter’ miljoenen aan beloningen ontvangt. Van de 17-jarige Rina Shnerb, wiens ouders Rabbi Eitan en Shira niet alleen haar moord moeten verdragen, maar ook moeten toezien hoe haar moordenaar midden in het proces wordt vrijgelaten. Van Danny Gonen, gedood tijdens een wandeling bij een bron, wiens moeder Devora nu zijn moordenaar gevierd ziet worden. Van de kinderen Dickstein, die beide ouders en hun broer Shuvael verloren door de kogels van één enkele terrorist’
Dit vermogen om andermans’ leed aan te voelen is niet alleen maar bewonderenswaardig – het is fundamenteel voor het dienen van God. Toen Mozes voor het eerst opkwam als leider, vertelt de Schrift ons:
וַיְהִי בַּיָּמִים הָהֵם וַיִּגְדַּל מֹשֶׁה וַיֵּצֵא אֶל-אֶחָיו וַיַּרְא בְּסִבְלֹתָם אִישׁ מִצְרִי מַכֶּה אִישׁ-עִבְרִי מֵאֶחָיו׃
Enige tijd daarna, toen Mosjé volwassen was geworden, ging hij naar zijn verwanten en was getuige van hun werk. Hij zag een Egyptenaar een Hebreeër, een van zijn bloedverwanten, slaan.
Exodus 2:11
De grote commentator Rashi legt uit dat Mozes “zijn ogen en hart erop zette om bedroefd over hen te zijn.” Hij observeerde hun lijden niet alleen – hij voelde het tot in zijn botten.
De wijzen leren ons dat we zelfs op een Joodse bruiloft, onze momenten van hoogste vreugde, een glas breken om Jeruzalem’s verwoesting te gedenken. Deze gewoonte is niet bedoeld om onze vreugde te verminderen, maar om deze te verdiepen – om ons eraan te herinneren dat onze persoonlijke vieringen binnen een grotere context van zowel triomf als tragedie bestaan. Rabbi Jonathan Sacks paste deze wijsheid toe op het moderne Israël door te schrijven dat “een Jood zijn is, om te leven balanceerd tussen hemel en aarde, wetende zowel de opstijgende vlucht van de menselijke geest als de diepten van de pijn van het hart’” Dit is waarom, zo legde hij uit, dezelfde Torah die ons gebiedt om “verheugt te zijn in uw feesten” (Deuteronomium 16:14) ons er ook aan herinnert om de vreemdeling, de wees en de weduwe te gedenken.
De Talmoed gaat dieper in op deze goddelijke verbinding tussen gedeelde pijn en hemelse respons. Het vertelt over Rabbi Jehoeda, die tijdens droogte zijn schoen uittrok om blootsvoets over rotsachtige grond te lopen, en ervoor koos om de nood van zijn volk’ te voelen in zijn eigen vlees. De hemel zelf reageerde op deze oprechte empathie – regen zou vallen voordat hij zijn tweede schoen kon uittrekken.
Dit rauwe inlevingsvermogen vormde het Joodse leiderschap tijdens de donkerste momenten van de geschiedenis. Tijdens de verwoestende Arabische rellen van 1929, toen Jeruzalem het nieuws bereikte van 63 afgeslachte Joden in Hebron, stortte opperrabbijn Abraham Isaac Kook fysiek in. Nadat hij weer bij bewustzijn was gekomen, wierp hij zich op de grond, scheurde zijn kleren in rouw en snikte onbedaarlijk. Hij sliep nooit meer met een kussen – hij weigerde troost terwijl hij de doden herdacht. Toen hem later een handdruk werd aangeboden door de Britse Mandaatambtenaar die gefaald had om het bloedbad te voorkomen, weigerde Rabbi Kook die “met bloed doordrenkte handen aan te raken.”
Rabbi Eliyahu’s klaagzang gaat door met de slachtoffers van vandaag – de gevangenisbewakers die door terroristen werden aangevallen die nu vrij rondlopen, de familie Taharlev die rouwt om hun zoon Elchai die gedood werd bij een ramming, Herzl en Merav Hajaj wiens dochter Shir opzettelijk werd aangereden door een terrorist die in een vrachtwagen reed en vastbesloten was zoveel mogelijk jonge mensen te doden.
Tot slot richt hij zich op de families van gijzelaars die nog steeds in Gaza worden vastgehouden – ouders zoals Zvika Mor en Ditza Or die niet weten of hun kinderen leven of ademen, echtgenoten die in gekwelde onzekerheid wachten, families van soldaten die sneuvelden toen ze de gevangenen probeerden te redden. Hij sluit af met de kreet van de Psalmist’“God van wraak, verschijn! Sta op, Rechter van de aarde! (Psalmen 94:1-2).
Rabbi Eliyahu’s woorden vangen het volledige spectrum van rechtvaardig antwoord op het kwaad – zowel het brandende verlangen naar God’s wraak op terroristen, als de diepe bron van pijn voor hun slachtoffers. Net als koning David in de Psalmen schreeuwt hij om goddelijke gerechtigheid, terwijl zijn gedetailleerde beschrijving van het lijden van elk gezin ons laat zien wat het betekent om echt te getuigen, om de troost van het wegkijken als anderen pijn lijden te weigeren. De profeet Jesaja verklaarde: “Troost u, troost u mijn volk” (Jesaja 40:1), maar echte troost begint met het erkennen van pijn, met het toestaan dat ons hart breekt met dat van de gebrokenen.
In een wereld die zich haast om verder te gaan, om gedeeltelijke overwinningen te vieren terwijl anderen nog steeds huilen, herinnert deze oude wijsheid ons eraan dat authentiek geloof begint met een hart dat het volle gewicht van de pijn van anderen voelt’. Zoals Hillel Fuld ons eraan herinnert, liggen achter elke “vrijlating van gevangenen” verbrijzelde families, vaderloze kinderen en wonden die nooit volledig genezen. In dit uur, zoals in elk uur van beproeving, vraagt God aan ieder van ons: Waar is je hart?