Loop nooit alleen
7 sep 2023
יִקְרָאֵ֨נִי ׀ וְֽאֶעֱנֵ֗הוּ עִמּֽוֹ-אָנֹכִ֥י בְצָרָ֑ה אֲ֝חַלְּצֵ֗הוּ וַאֲכַבְּדֵֽהוּ׃
Als hij Mij aanroept, zal Ik hem antwoorden; Ik zal bij hem zijn in nood; Ik zal hem redden en hem eren;
yik-ra-AY-nee v'-e-e-NAY-hu i-MO a-no-KHEE v'-tza-RAH a-kha-l'-TZAY-hu va-a-kha-b'-DAY-hu
Psalm 91:15
We hebben allemaal een "veilige plek", of het nu een gezellig hoekje in ons huis is, de omhelzing van een geliefde of een mentaal toevluchtsoord waar we ons terugtrekken als het leven overweldigend wordt. Veilige plekken bieden een uitweg uit de stormen van het leven. Maar Psalm 91 laat ons kennismaken met een vorm van veiligheid en bescherming die elke fysieke of emotionele toevluchtsoord overtreft: de onveranderlijke beschutting die God ons biedt.
Volgens de Joodse traditie werd Psalm 91 door Mozes geschreven. Het beschrijft op levendige wijze de belofte van goddelijke bescherming voor hen die hun toevlucht zoeken bij God. De Psalmist schetst een meeslepend beeld door God te vergelijken met een vesting die ons beschermt tegen de verraderlijke valstrikken van boze machten (verzen 1-3). Maar God is niet zomaar een schuilplaats; Hij wordt afgeschilderd als een verzorgende figuur wiens "vleugels" troost bieden, net zoals de vleugels van een moedervogel zijn jongen beschermen (Rashi), en wiens "waarheid", belichaamd in de Torah, dient als een onbreekbaar pantser voor degenen die het bestuderen (Midrasj Sjocher Tov).
"Je hoeft niet bang te zijn voor de verschrikking 's nachts, of voor de pijl die overdag vliegt," (Psalmen 91:5). Hier verzekert Mozes ons dat het geloof in God de angst voor het onbekende wegneemt, de zichtbare en onzichtbare bedreigingen die ons leven achtervolgen. Typisch voor iemand die 's nachts alleen wandelt, is dat hij angst voelt omdat hij zich inbeeldt dat er om elke hoek onbekende bedreigingen op de loer liggen. Maar als je met God wandelt, ben je nooit echt alleen.
De laatste verzen van Psalm 91 zijn bijzonder treffend: "Als hij Mij aanroept, zal Ik hem antwoorden" (vers 15). Voor hen die God aanroepen, die Hem herkennen, zijn de beloningen aanzienlijk: eer, een bevredigend leven en het onpeilbare geschenk van het zien van Gods verlossing (vers 16).
Psalm 91 staat traditioneel bekend als het 'Lied der plagen'. Het wordt met toewijding gereciteerd om bescherming te zoeken tegen onheil. De verzen worden vaak voor het slapen gaan uitgesproken om je te beschermen tegen nachtelijke gevaren en na de sabbat om je te beschermen tegen de onbekende dingen van de komende week.
Hoewel Psalm 91 nadrukkelijk spreekt over Gods onwrikbare bescherming, is het essentieel om te erkennen dat we nog steeds redelijke voorzorgsmaatregelen moeten nemen om onszelf veilig te houden. Het verschil zit hem in de mentale en emotionele vrijheid die we krijgen als we echt voelen dat, als puntje bij paaltje komt, het Gods bescherming is die ons uiteindelijk omhult.
Een van de meest geruststellende regels in deze Psalm is vers 15, waarin staat: "Ik zal bij hem zijn in nood." Dit gevoel benadrukt dat we nooit geïsoleerd zijn in tijden van strijd, of die nu fysiek, sociaal, familiair of spiritueel is; Gods allesomvattende aanwezigheid werkt als een schild van bescherming. Maar de troost die uit dit vers wordt afgeleid gaat verder dan alleen het idee van goddelijke bescherming; het ligt in de zekerheid dat God ons bijstaat in elke uitdaging en tegenspoed waarmee we geconfronteerd worden.
Psalm 91 biedt een klinkende bevestiging voor iedereen die zich kwetsbaar voelt of blootgesteld wordt aan de wisselvalligheden van het leven. Het stelt ons gerust dat onze ultieme veilige plek niet gemaakt is van stenen of bewaakt wordt door sterfelijke wezens; het is in de "schaduw" van God, de vesting waar geen aardse kracht doorheen kan dringen. Als je God tot je toevluchtsoord maakt, ben je niet alleen beschermd tegen kwaad, maar krijg je ook een blijvend gevoel van vrede, wetende dat wat er ook gebeurt, je echt nooit alleen bent.
Pslam 91 The Israel Bible
1O jullie die wonen in de beschutting van de Allerhoogste en verblijven in de bescherming van Shaddai-
yo-SHEV b'-SE-ter el-YON b'-TZEL sha-DAI yit-lo-NAN
איֹ֭שֵׁב בְּסֵ֣תֶר עֶלְי֑וֹן בְּצֵ֥ל שַׁ֝דַּ֗י יִתְלוֹנָֽן׃
2Ik zeg van Hashem, mijn toevlucht en bolwerk, mijn God op wie ik vertrouw,
o-MAR la-a-do-NAI makh-SEE u-m'-tzu-da-TEE e-lo-HAI ev-TAKH-BO
באֹמַ֗ר לַ֭יהֹוָה מַחְסִ֣י וּמְצוּדָתִ֑י אֱ֝לֹהַ֗י אֶבְטַח-בּֽוֹ׃
3dat Hij jullie zal redden van de val van de vogelverschrikker, van de vernietigende plaag.
ki HU ya-TZIL-kha mi-PACH ya-KUSH mi-DE-ver ha-VO-vot
גכִּ֤י ה֣וּא יַ֭צִּילְךָ מִפַּ֥ח יָק֗וּשׁ מִדֶּ֥בֶר הַוּֽוֹת׃
4Hij zal je bedekken met zijn vleugels, je zult een schuilplaats vinden onder zijn vleugels; zijn trouw is een omhullend schild.
b'-ev-RA-to ya-SEKH l'-KHEKH v'-ta-KHAT k'-na-FAV te-KH'-SEH tzi-NAH v'-so-KHE-ra a-mi-TO
דבְּאֶבְרָת֨וֹ ׀ יָ֣סֶךְ לָ֭ךְ וְתַחַת-כְּנָפָ֣יו תֶּחְסֶ֑ה צִנָּ֖ה וְסֹחֵרָ֣ה אֲמִתּֽוֹ׃
5Je hoeft niet bang te zijn voor de verschrikking 's nachts, of voor de pijl die overdag vliegt,
lo-ti-RA mi-PA-khad la-y'-LAH may-KHAYTS ya-UF yo-MAM
הלֹֽא-תִ֭ירָא מִפַּ֣חַד לָ֑יְלָה מֵ֝חֵ֗ץ יָע֥וּף יוֹמָֽם׃
6de plaag die in de duisternis rondwaart, of de plaag die 's middags teistert.
mi-DE-ver ba-O-fel ya-ha-LOKH, mi-KE-tev ya-SHUD tzo-ho-RA-yim.
ומִ֭דֶּבֶר בָּאֹ֣פֶל יַהֲלֹ֑ךְ מִ֝קֶּ֗טֶב יָשׁ֥וּד צׇהֳרָֽיִם׃
7Duizend kunnen er aan je linkerzijde vallen, tienduizend aan je rechterzijde, maar het zal je niet bereiken.
YI-pol mi-tzi-D'-KHA e-LEF u-re-va-VAH mi-yi-MI-ne-KHA e-LE-kha lo yi-GASH
זיִפֹּ֤ל מִצִּדְּךָ֨ ׀ אֶ֗לֶף וּרְבָבָ֥ה מִימִינֶ֑ךָ אֵ֝לֶ֗יךָ לֹ֣א יִגָּֽשׁ׃
8Jullie zullen het met jullie ogen zien, jullie zullen getuige zijn van de bestraffing van de goddelozen.
RAK b'-ay-NE-kha ta-BEET, v'-shi-lu-MAT r'-sha-EEM ti-REH
חרַ֭ק בְּעֵינֶ֣יךָ תַבִּ֑יט וְשִׁלֻּמַ֖ת רְשָׁעִ֣ים תִּרְאֶֽה׃
9Omdat je Hashem - mijn toevluchtsoord, de Allerhoogste - als je toevluchtsoord nam,
ki-a-TAH a-do-NAI makh-SEE, el-YON sam-TA me-o-NE-kha
טכִּֽי-אַתָּ֣ה יְהֹוָ֣ה מַחְסִ֑י עֶ֝לְי֗וֹן שַׂ֣מְתָּ מְעוֹנֶֽךָ׃
10geen kwaad zal u overkomen, geen ziekte zal uw tent raken.
lo-t'-u-NEH e-LE-kha ra-AH v'-NE-ga lo-yik-RAV b'-o-ho-LE-kha
ילֹא-תְאֻנֶּ֣ה אֵלֶ֣יךָ רָעָ֑ה וְ֝נֶ֗גַע לֹא-יִקְרַ֥ב בְּאׇהֳלֶֽךָ׃
11Want Hij zal Zijn engelen opdragen u te bewaken waar u ook gaat.
ki mal-a-KHAV y'-tza-VEH-lakh lish-mor-KHA b'-kol d'-ra-KHE-kha
יאכִּ֣י מַ֭לְאָכָיו יְצַוֶּה-לָּ֑ךְ לִ֝שְׁמׇרְךָ֗ בְּכׇל-דְּרָכֶֽיךָ׃
12Zij zullen jou in hun handen dragen opdat jij je voet niet bezeert aan een steen.
al-ka-PA-yim yis-SA-u-ne-KHA pen ti-GOF ba-E-ven rag-LE-kha
יבעַל-כַּפַּ֥יִם יִשָּׂא֑וּנְךָ פֶּן-תִּגֹּ֖ף בָּאֶ֣בֶן רַגְלֶֽךָ׃
13Jullie zullen welpen en adders betreden; leeuwen en slangen zullen jullie vertrappen.
al-SHA-khal va-PE-ten tid-ROKH tir-MOS ke-FEER v'-ta-NEEN
יגעַל-שַׁ֣חַל וָפֶ֣תֶן תִּדְרֹ֑ךְ תִּרְמֹ֖ס כְּפִ֣יר וְתַנִּֽין׃
14"Omdat hij Mij toegewijd is, zal Ik hem verlossen; Ik zal hem veilig bewaren, want hij kent Mijn naam.
ki vi-KHA kha-SHAK va-a-fa-l'-TE-hu a-sa-G'-VE-hu ki-ya-DA sh'-MI
ידכִּ֤י בִ֣י חָ֭שַׁק וַאֲפַלְּטֵ֑הוּ אֲ֝שַׂגְּבֵ֗הוּ כִּֽי-יָדַ֥ע שְׁמִֽי׃
15Wanneer hij Mij aanroept, zal Ik hem antwoorden; Ik zal bij hem zijn in nood; Ik zal hem redden en hem eren;
Bron: Never Walk Alone - The Israel Bible