www.wimjongman.nl

(homepagina)


MYSTERIE VAN RAGNAROK EN DE TWEEDE KOMST (DEEL 18): De Maan-God... Zoon van Enlil... Opkomst van Marduk

3 januari 2021 - door Tom Horn

Deel 1 - Deel 2 - Deel 3 - Deel 4 - Deel 5 - Deel 6 - Deel 7 - Deel 8 - Deel 9 - Deel 10 - Deel 11
Deel 12
- Deel 13 - Deel 14 - Deel 15 - Deel 16 - Deel 17 - Deel 18 - Deel 19 - Deel 20 - Deel 21
Deel 22 - Deel 23 - Deel 24 - Deel 25 - Deel 26 - Deel 27 - Deel 28 - Deel 29 - Deel 30 - Deel 31

Vergelijk nu dat gedeelte van Ezechiëls klaagzang over Tyrus met Johannes' profetie over de vernietiging van het Grote Babylon in Openbaring 18.

Daarna zag ik een andere engel nederdalen uit de hemel, met groot gezag, en de aarde werd helder door zijn heerlijkheid. En hij riep met een machtige stem,

Gevallen, gevallen is het grote Babylon!

Zij is een woonplaats voor demonen geworden,

een verblijfplaats voor alle onreine geesten,

een jachtplaats voor elke onreine vogel,

een schuilplaats voor elk onrein en afschuwelijk beest ....

En de koningen der aarde, die onzedelijkheid bedreven en in weelde met haar leefden, zullen wenen en weeklagen over haar, als zij de rook van haar verbranding zien. Zij zullen ver weg staan, uit angst voor haar kwelling, en zeggen:

"Helaas! Helaas! Gij grote stad,

gij machtige stad Babylon!

Want in één uur is uw oordeel gekomen."...

De kooplieden van deze waren, die rijkdom van haar verkregen, zullen ver weg staan, uit vrees voor haar kwelling, wenend en hardop treurend,

"Helaas, helaas, voor de grote stad

die gekleed was in fijn linnen,

in purper en scharlaken,

versierd met goud,

met juwelen, en met parels!

Want in een enkel uur is al deze rijkdom verwoest."

En alle schippers en zeevarenden, zeelieden en allen wier handel op de zee is, stonden ver weg en riepen uit, toen zij de rook van haar brandende vuur zagen,

"Welke stad was als de grote stad?"

En zij wierpen stof op hun hoofden terwijl zij weenden en rouwden, uitroepend,

"Helaas, helaas, voor de grote stad

waar allen die schepen op zee hadden

rijk werden door haar rijkdom!

Want in één enkel uur is zij verwoest." (Openbaring 18:1-2, 9, 15-19)

Laten we enkele sleutelzinnen uit deze hoofdstukken vergelijken.

Tyrus (Ezechiël 27) Babylon (Openbring 18)
"maakte u de koningen van de aarde rijk."
(Ezechiël 27:33)
"koningen van de aarde ..haar bedreven hebben en losbandig geleefd hebben" (Openbring 18:9)
Zij bewenen u, zeelieden, alle matrozen van de zee, kooplui, koningen
(Ezechiël 27:28-36)
En de koningen, kooplieden en zeelieden van de aarde zullen over haar huilen en treuren
(Openbring 18:9,19)
Wie was als Tyrus, als de verwoeste, in het midden van de zee? ...Met uw vele bezittingen en uw handelswaar maakte u de koningen van de aarde rijk.
(Ezechiël 27:32-33)
Welke stad was aan deze grote stad gelijk? ...allen die schepen op zee hadden, zijn rijk geworden door haar weelde.
(Openbring 18:18,19)

De parallellen hier zijn al generaties lang door bijbelgeleerden opgemerkt, maar God zinspeelde hier bijna vierduizend jaar geleden al op toen Hij Zijn verbond met Abraham sloot. Hij vertelde de aartsvader dat zijn nakomelingen vierhonderd jaar lang zouden worden geteisterd in een land dat niet van hen was, "want de ongerechtigheid van de Amorieten is nog niet voleindigd."[i]

Ezechiël gaf ons de aanwijzingen. Hij wees naar de berg Hermon, Bashan, en de buren van het oude Israël die de goden aanbaden die die streek hun thuis noemden. Die buren, de Amorieten, waren de mensen die het goddeloze occulte systeem van Babylon oprichtten. De connectie tussen het mysterie Babylon en de Amorieten is de sleutel. Geestelijke goddeloosheid verbonden met een ongeëvenaard maritiem handelsimperium zijn de twee belangrijkste kenmerken van het Mysterie Babylon.

Toen kwam een van de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, en zeide tot mij: "Kom, ik zal u het oordeel tonen van de grote hoer, die gezeten is op vele wateren, met wie de koningen der aarde seksuele onmatigheid hebben bedreven, en met de wijn van wier seksuele onmatigheid de bewoners der aarde dronken zijn geworden."

En Hij voerde mij weg in de Geest naar een woestijn, en ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens.

De vrouw was gekleed in purper en scharlaken, en versierd met goud en juwelen en parels, en zij hield in haar hand een gouden beker vol gruwelen en de onreinheden van haar seksuele immoraliteit.

En op haar voorhoofd was een geheimzinnige naam geschreven: "Babylon, de grote, moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde."

En ik zag de vrouw, dronken van het bloed der heiligen, het bloed van de martelaren van Jezus. (Openbaring 17:1-6)

"Seksuele immoraliteit" is een eufemisme voor geestelijke rebellie, zoals Israëls "hoererij" met de goden van de heidense volken waartegen de profeten van het Oude Testament donderden. En de val van het oude Babylon kan een aanwijzing zijn voor de tijd van zijn toekomstige vernietiging.

Het feest dat Belsazar organiseerde, beschreven in hoofdstuk 5 van het boek Daniël, was geen toevallige gebeurtenis. Dit was niet zomaar een excuus voor Belsassar om op te scheppen voor zijn vrienden. Dit feest had een geestelijke betekenis.

De traditie van de festiviteiten zou een historisch feit kunnen weerspiegelen. Volgens de kroniek werd Babylon op de zestiende van Tašritu ingenomen. Aangenomen dat Nabonidus na zijn terugkeer uit Teima nieuwe kenmerken van de cultus van Sîn in de hoofdstad heeft ingevoerd, is het denkbaar dat feesten die verbonden waren met de cultus van Sîn in Harran naar Babylon werden overgebracht, misschien zelfs het akitu-feest. Dit festival begon op de zeventiende van Tašritu. Aangezien Babylon op de vooravond van de zeventiende werd veroverd, kunnen de door Herodotus en het Boek Daniël genoemde festiviteiten die van het akitu-festival van Harran zijn geweest, zoals dat in de hoofdstad werd gevierd door de aanhangers van Nabonidus.[ii]

De akitu was een jaarlijks festival dat in het oude Nabije Oosten werd gevierd voor de beschermgoden van de steden van Mesopotamië. In Uruk bijvoorbeeld werd de akitu gevierd voor Inanna (Ishtar), de godin die in het boek Jeremia de Koningin des Hemels wordt genoemd (en wier cultus helaas is opgegaan in de Rooms-Katholieke Kerk).[iii]

De oudste gedocumenteerde viering van akitu dateert van ongeveer 2500 v. Chr. in Ur.[iv] De oude stad was gewijd aan Sîn, de maangod. Het feest wordt gewoonlijk beschreven als een nieuwjaarsfeest omdat de bekendste akitu in de antieke wereld in Babylon werd gehouden op de eerste van Nisan, de eerste maand van het jaar. Ook nu nog is 1 Nisan de eerste dag van het religieuze jaar op de Hebreeuwse kalender.

Akiti, de Soemerische vorm van het woord, verwijst zowel naar het festival als naar het speciale gebouw dat tijdens de viering werd gebruikt.[v] In tegenstelling tot het Babylonische festival voor Marduk, dat alleen in de lente werd gehouden, werd de akiti te Ur ook in de zevende maand gehouden, rond de tijd van de herfstequinox. Het festival hield in dat het afgodsbeeld dat de god voorstelde per boot van de stad naar het akiti-huis reisde, en vervolgens met veel tamtam terugkeerde naar de stad.[vi]

Het herfstfeest te Ur was het belangrijkste van de twee. Waarom? De herfst-akitu, die minstens elf dagen in de maand duurde,[vii] vond plaats terwijl de wassende maan steeds groter werd, en symboliseerde de terugkeer van de god in zijn stad, juist op het moment dat de dagen merkbaar korter werden en de maan zijn dominantie aan de hemel over Utu, de zonnegod, liet gelden.[viii] Toevallig was de Babylonische kalender onder Nabonidus zo aangepast dat de herfst-akitu specifiek getimed was om samen te vallen met ofwel de Oogstmaan ofwel de Jagers Maan:

De zeventiende van Tašritu viel altijd in een van de twee perioden van het jaar dat de maan 's nachts een ongewoon prominente plaats had. Ook mag niet worden vergeten dat de oogst maan en de jagers maan, door een merkwaardige truc van de waarneming, in de volksmond worden verondersteld ongewoon groot en lichtgevend te zijn. Het is daarom bijzonder toepasselijk dat het akitu-feest ter ere van de maangod Sîn plaatsvond op de zeventiende van Tašritu, toen de maangodheid, enige dagen na volle maan, gedurende de gehele nacht haar macht behield.[ix]

Dit is het kernpunt. Omdat de meeste christenen niet erg bekend zijn met de feesten van Jahweh, zullen we het uitspellen: Het laatste Joodse feest van het jaar, en het belangrijkste op de jaarlijkse kalender, is Soekkot, het Loofhuttenfeest - en het begint elk jaar op de vijftiende van Tisjri (de Babylonische maand Tašritu).

De nacht van het feest van Belsazar op 16 Tisjri 539 v.Chr., was dus de aftrap van het akitu-feest ter ere van de maangod, een Mesopotamisch religieus ritueel dat minstens tweeduizend jaar oud is. Intussen was het belangrijkste jaarlijkse feest van Jahweh, Sukkot, de dag ervoor begonnen, op 15 Tisjri. En toen besloot Belsazar, om onbekende redenen, het feest voor zijn god, Sîn, op te leuken door de wijn te laten serveren in heilige gebruiksvoorwerpen die waren gewijd voor gebruik in de Tempel van Jahweh.

Waarom deed Belsazar dat? Wat bezielde hem? En nog belangrijker, waarom gaf hij een feest met een leger van binnenvallende Meden en Perzen buiten de stadsmuren?

Het is onmogelijk te zeggen. De verslagen over de laatste nacht van Babylon zijn enigszins tegenstrijdig. Sommige bronnen plaatsen Nabonidus in de strijd, andere niet. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Cyrus een leger Babylonië binnen kan hebben geloodst zonder dat de koning iets gehoord heeft. Misschien vonden Nabonidus en zijn zoon het akitu-feest te belangrijk om uit te stellen, zelfs voor een invasie. Misschien geloofden zij dat de invasie het houden van het feest noodzakelijk maakte, om de gunst van de maangod te winnen zodat Sîn de stad zou beschermen. Misschien was Belsassars besluit om de tempelvoorwerpen tevoorschijn te halen bedoeld om de macht van de maangod over de God van de ballingen uit Juda te demonstreren.

Wat zijn redenen ook waren, het was een grote vergissing. Boem. Lichten uit. Babylon was klaar. Op de zestiende van Tishri, de tweede dag van het jaarlijkse Loofhuttenfeest.

Als de val van het oude koninkrijk Babylon een voorbode is van de vernietiging van de eindtijd-kerk van de Antichrist, dan kan de datum belangrijk zijn. Tishri 16 in 2025 is 8 oktober, slechts een paar dagen voor onze speculatieve "laatst mogelijke datum voor een pre-verdrukking opname."[x]

KIJK NAAR DEEL VIER IN DE RAGNAROK TELEVISIESPECIAL: DR. THOMAS HORN GEEFT DE MEEST VOLLEDIGE DETAILS TOT NU TOE VAN ZIJN EINDTIJD-VISIOEN VAN VERNIETIGING MET BETREKKING TOT DE ASTEROÏDE APOPHIS!

Vooruitkijkend naar de datum waarop de asteroïde voorbijvliegt, vinden we een andere samenloop van data die belangrijk kunnen zijn. En, net als de val van Babylon, heeft dit ook een verband met de maangod.

We moeten benadrukken dat de maangod een van de meest populaire en belangrijkste was in het oude Mesopotamië. Misschien is dat niet verwonderlijk in een droog, woestijnachtig land waar de dagtemperaturen in de zomermaanden vaak boven de 38 graden Celsius liggen. Hoewel Marduk de oppergod van Babylon was, die tot de top van het Mesopotamische pantheon werd verheven toen Babylon de dominante politieke macht in de regio werd, schreef de grote koning Hammurabi de maangod Sîn het stichten van zijn dynastie toe en het scheppen van hem persoonlijk.

De maangod was de eerstgeboren zoon van Enlil, die de koning der goden was vóór de opkomst van Marduk. In Soemerië, waar hij Nanna werd genoemd, was Sîn één van de "zeven goden die beslissen", samen met Anu, de hemelgod; Enlil, de koning; Ninhursag, de moeder der goden; Enki, de god der wijsheid; Shamash (ook Utu genoemd), de zonnegod; en Ishtar (of Inanna), de godin van sex en de oorlog.

De kalenders in Mesopotamië waren gebaseerd op de cyclus van dertig dagen van de maan. Ongetwijfeld had dit een vruchtbaarheidsaspect; in een cultuur die afhankelijk was van de gezondheid van kudden en vee, was dat belangrijk. In feite werd de naam van de maangod, Sîn, in het spijkerschrift weergegeven door het symbool van het cijfer 30. Dit verband tussen de vruchtbaarheid van de kudde en de maan, en de gelijkenis tussen de vorm van de maansikkel en de hoorns van een stier, leidde ertoe dat Sîn in Mesopotamische teksten werd beschreven als het "dartele kalf van Enlil" of "dartele kalf van de hemel"[xi].

Hoewel Enlil in de Oud-Babylonische periode (de tijd van Abraham, Izaäk en Jakob) nog steeds als de koning der goden werd beschouwd, beschrijft een in 2011 vertaald tekstfragment de maangod Nanna/Sîn als heerser over de Mesopotamische goddelijke vergadering, die de Ubšu-ukkina werd genoemd. Anu en Enlil, van wie we zouden verwachten dat zij de voorzittende godheden zouden zijn, zijn daar slechts als adviseurs, samen met de andere "goden die besluiten nemen."[xii]

U, die voor hem staat om in de Ubšu-ukkina te zitten

An, Enlil, Enki, Ninhursag, Utu, en Inanna zaten in vergadering voor de koning

Zij adviseerden hem daar.

Nanna stelt de heilige... in orde....

De grote goden schonken aandacht aan....

Suen [Sîn], het besluit van zijn vergadering, zijn toespraak van goedheid, overvloed....

voor Suen, zij implementeren overvloed in hemel en aarde op de juiste wijze.

De koning geschikt voor de heilige hemel, de schuit in het midden van de hemel.[xiii]

"De schuit in het midden van de hemel" is de maansikkel. Behalve dat het op de hoorns van een stier lijkt, lijkt het ook op een rieten boot die door de nachtelijke hemel vaart. Hoewel er stukken van het tablet ontbreken, is het duidelijk dat Sîn "de koning" was in de Mesopotamische goddelijke vergadering, met de andere "grote goden" in ondergeschikte rollen. (En let op dat Marduk niet eens wordt genoemd!) Dit ondersteunt de theorie dat de Amoritische stichters van Babylon, ook al kwamen zij uit de stad die aan Marduk was gewijd, de maangod, Sîn, als hun beschermheer beschouwden.

Het is ook belangrijk te onthouden dat voor de Mesopotamiërs de Ubšu-ukkina een fysieke plaats was. De bijeenkomst van de goden vond plaats in Nippur, in de tempel van de oppergod Enlil, die de E-kur, of "Berghuis" werd genoemd. We zullen zo uitleggen waarom dat belangrijk is.

Christenen die bekend zijn met het Oude Testament hebben wellicht de indruk dat de belangrijkste geestelijke vijand van God vóór de geboorte van Jezus Baäl was. De confrontatie tussen Elia en de profeten van Baäl op de berg Karmel was immers spectaculair, en de afslachting van de priesters die aan de tafel van koningin Jezebel hadden gegeten was een serieuze zaak. Maar bij nadere lezing van de Schrift blijkt dat tot de tijd van Gideon, misschien zo'n tweehonderd jaar na de Exodus, de heidense godheid die het middelpunt van Gods aandacht was, de maangod was.

Onze eerste aanwijzing is te vinden in het verslag van de ontsnapping van de Israëlieten uit Egypte:

Zij vertrokken uit Elim, en de gehele gemeente van het volk Israël kwam tot de woestijn Sin, die ligt tussen Elim en Sinaï, op de vijftiende dag van de tweede maand nadat zij waren vertrokken uit het land Egypte.

En de ganse vergadering van het volk Israel mopperde in de woestijn tegen Mozes en Aäron, en het volk Israel zeide tot hen: "Waren wij maar gestorven door de hand des Heren in het land Egypte, toen wij bij de vleespotten zaten en rijkelijk brood aten, want gij hebt ons in deze woestijn gebracht, om deze ganse vergadering door honger te doden. (Exodus 16:1-3)

Niets in de Bijbel is er om ruimte te vullen. Waarom noteerde Mozes dan specifiek de aankomst in de woestijn van Sin op "de vijftiende dag van de tweede maand"? In het oude Nabije Oosten werden kalenders ingesteld op de fasen van de maan, waarbij de nieuwe maan de maand begon. De vijftiende dag was dus tijdens de volle maan, een tijd waarin men geloofde dat de maangod op volle kracht was. Dat is precies wanneer het volk Israël "naar de woestijn van Sin" kwam - de woestijn van de maangod. Dat had ongetwijfeld iets te maken met het gemopper van het volk - zij geloofden dat zij het gebied betraden van een god die zij niet dienden toen hij op volle kracht was.

Het conflict met de maangod werd voortgezet op de berg Sinaï, die, zoals je ongetwijfeld hebt opgemerkt, ook is afgeleid van de naam van de maangodheid.[xiv] Hoewel Mozes' ontmoeting met Jahweh in hoofdstuk 3 van het boek Exodus wordt beschreven als plaats hebbend op "de berg van God", suggereert het feit dat deze werd genoemd naar de maangod dat het Hebreeuwse har elohim in Exodus 3:1 net zo goed vertaald zou kunnen worden met "berg van de goden". Jahweh moet deze plaats hebben gekozen als een boodschap aan de entiteit die zich voor de heidense Amorieten van Mesopotamië voordeed als de maan.

Dit suggereert ook een diepere betekenis voor het gouden kalf dat door Aäron werd gemaakt toen Mozes te lang op de berg was voor de Israëlieten. Misschien dachten zij dat, aangezien zij zich op de berg van Sîn bevonden, midden in de wildernis van Sîn, het maken van een gouden afgod om het "dartele kalf van de hemel" voor te stellen een goede manier was om de gunst te winnen van de god die over de regio heerste.

MAAKT NASA DEEL UIT VAN EEN DOOFPOTAFFAIRE MET CATASTROFALE "PROFETISCHE" IMPLICATIES?! BEKIJK DE EERSTE 3 SHOWS HIERONDER!

Het is moeilijk voor moderne Christenen om te begrijpen, maar de profeten en apostelen begrepen heel goed dat de heidense goden van hun buren echt waren, en dat zij bepaalde specifieke gebieden beheersten. Dit geloof bleef eeuwenlang in Israël bestaan. Bij een van de vele gelegenheden dat David ontsnapte aan koning Saul, klaagde hij:

Laat nu mijn heer de koning de woorden van zijn dienaar horen. Indien het de Here is, die u tegen mij heeft opgehitst, moge hij een offer aannemen; maar indien het mensen zijn, moge zij vervloekt worden voor het aangezicht des Heren, want zij hebben mij heden verdreven, opdat ik geen deel zou hebben aan de erfenis des Heren, zeggende: "Gaat heen, dient andere goden." (1 Samuël 26:19)

David begreep dat Israël aan Jahweh toebehoorde. Als hij zou worden verdreven, zou hij buiten het gebied van Jahweh zijn en gedwongen zijn de goden te dienen van de landen waar hij zijn toevlucht had gevonden. Hoewel dit voor ons tegenwoordig een vreemd idee is, was dit de gangbare opvatting over het geestenrijk in het oude Nabije Oosten.

Voor de Israëlieten die Mozes volgden, was Jahweh een van de vele entiteiten in het geestenrijk. Ja, Hij had hen bevrijd uit Egypte (en leverde zes dagen per week manna als een klok), maar voor zover zij wisten, bevonden zij zich op het terrein van de maangod.

Hier is waar dit toe leidt: Veertig jaar later, toen de Israëlieten eindelijk de Jordaan overstaken naar Kanaän, was het eerste doelwit van hun oorlog om hun erfenis op te eisen de stad Jericho - een ander centrum van de maan-god's cultus. De naam van de stad is afgeleid van de Amoritische naam van de maangod, Yarikh.

En hier wordt het pas echt interessant. Let op de timing van de aanval op de stad:

Terwijl het volk Israël in Gilgal gelegerd was, hielden zij het Pascha op de veertiende dag van de maand, 's avonds op de vlakte van Jericho. (Jozua 5:10)

Dit beangstigde de mensen van Jericho. De Bijbel verhaalt dat de stad "van binnen en van buiten afgesloten was vanwege het volk Israël. Niemand ging naar buiten en niemand kwam naar binnen."[xv] De betekenis hiervan is dat het oude Mesopotamische akitu-feest zou zijn gehouden op of rond 1 Nisan, de eerste dag van het nieuwe jaar. Hoewel we geen bewijs hebben voor een dergelijk festival in Jericho, zou, als het volgens Mesopotamisch gebruik werd gehouden, de viering elf dagen hebben geduurd, met een grote processie uit de stad op de eerste dag van het festival om het afgodsbeeld naar het speciale akitu-huis te dragen. Na dagen van feesten, gebeden en rituelen keerde de god op de zevende dag terug naar zijn tempel in de stad.

Aangenomen dat dit een jaarlijks ritueel was in Jericho (onthoud, de oudst bekende akitu werd duizend jaar voor de Exodus gedocumenteerd in Ur, de stad van de maangod in het land Sumer), vertelt de Bijbel "niemand ging uit, en niemand kwam binnen" - er was geen feest voor de maangod dat jaar met het leger van Israël dat buiten de poorten kampeerde!

Daarna vierde Israël het Pascha, dat altijd begint op de avond van 14 Nisan. Dit is één van de drie bedevaartsfeesten, samen met Sjavoeot (het Wekenfeest, of Pinksteren) en Soekkot, het Loofhuttenfeest dat we eerder beschreven.

De Israëlieten zouden dit feest zeven dagen lang hebben gevierd op de vlakte buiten Jericho, in het volle zicht van de Amorieten binnen de enorme verdedigingsmuren van de stad. Volgens de Joodse traditie begon de mars rond de stad, onder bevel van de aanvoerder van het leger van de Heer (Jezus in het Oude Testament), na Pesach, op 22 Nisan.

Toen stond Jozua vroeg in de morgen op, en de priesters namen de ark van de Heer mee.

En de zeven priesters met de zeven trompetten van ramshoorns voor de ark van de Heer liepen verder, en zij bliezen voortdurend op de trompetten.

En de gewapenden liepen voor hen uit, en de achterhoede liep achter de ark des Heren aan, terwijl zij gedurig op de trompetten bliezen.

En de tweede dag marcheerden zij eenmaal om de stad heen, en keerden terug in het kamp. Zo deden zij zes dagen lang.

En op de zevende dag stonden zij vroeg op, bij het aanbreken van de dag, en marcheerden zeven maal op dezelfde wijze om de stad heen. Alleen op die dag marcheerden zij zeven keer om de stad heen.

En op de zevende keer, toen de priesters op de trompetten geblazen hadden, zei Jozua tot het volk: "Roept, want de Here heeft u de stad gegeven. En de stad en alles wat zich daarin bevindt, zal aan de Heer worden gewijd ter vernietiging. Alleen de prostituee Rachab en allen die bij haar in huis waren, zullen blijven leven, omdat zij de boodschappers die wij gezonden hadden, verborgen heeft gehouden. Maar gij, houdt u verre van de dingen, die aan het verderf gewijd zijn, opdat gij niet, wanneer gij ze gewijd hebt, iets van de gewijde dingen neemt en het kamp Israëls tot een zaak des verderfs maakt en er verderf over brengt. Maar al het zilver en goud, en alle vaten van brons en ijzer, zijn de Here heilig; zij zullen in de schatkamer des Heren gaan."

En het volk riep, en de trompetten werden geblazen. Zodra het volk het geluid van de bazuin hoorde, slaakte het een groot geschreeuw, en de muur stortte in, zodat het volk de stad binnenging, ieder recht voor zich, en zij veroverden de stad. (Jozua 6:12-20)

Er zijn hier twee dingen op te merken. Ten eerste, God sloeg de muren van de stad neer zodat Hij en Zijn volk op de zevende dag konden binnengaan, een bespotting van het oude feest dat ter ere van de maangod (en andere heidense godheden in Mesopotamië) werd gehouden gedurende meer dan duizend jaar.

Ten tweede, en meer relevant voor ons in de niet al te verre toekomst, is dat de muren van Jericho naar beneden vielen op 28 Nisan.

Asteroïde Apophis arriveert bij de planeet aarde op 13 april 2029 - wat op de Hebreeuwse kalender op 28 Nisan valt.[xvi]

VOLGENDE: Wat volgt er op de Derde Trompet wanneer "een grote ster" uit de hemel valt</p>

Eindnoten:

[i] Genesis 15:16.

[ii] Beaulieu, Paul-Alain, The Reign of Nabonidus, King of Babylon, 556–539 B.C. (New Haven: Yale University Press, 1989) 150.

[iii] Houtman, C., “Queen of Heaven.” In K. van der Toorn, B. Becking, & P. W. van der Horst (Eds.), Dictionary of Deities and Demons in the Bible 2nd extensively rev. ed. (Leiden; Boston; Köln; Grand Rapids, MI; Cambridge: Brill; Eerdmans, 1999) 679.

[iv] Cohen, op. cit., 401.

[v] Black, J. A. ,“The New Year Ceremonies in Ancient Babylon: ‘Taking Bel by the Hand’ and a Cultic Picnic,” Religion , 11:1 (1981) 40.

[vi] Hall, Mark G., A Study of the Sumerian Moon-God, Nanna/Suen (Ann Arbor, MI: University Microfilms International, 1985) 336.

[vii] Ibid.

[viii] Cohen, op. cit., 402.

[ix] Wolters, Al, “Belshazzar’s Feast and the Cult of the Moon God Sîn,” Bulletin for Biblical Research 5 (1995) 201–202.

[x] Horn, op. cit.

[xi] Ornan, Tallay, “The Bull and Its Two Masters: Moon and Storm Deities in Relation to the Bull in Ancient Near Eastern Art,” Israel Exploration Journal , Vol. 51, No. 1 (2001) 3.

[xii] Peterson, Jeremiah, “Nanna/Suen Convenes in the Divine Assembly as King,” Aula Orientalis 29 (2011) 279.

[xiii] Ibid., 284–285.

[xiv] Jacobs, Joseph; Seligsohn, M.; Bacher, Wilhelm, “Sinai, Mount.” The Jewish Encyclopedia (New York; London: Funk & Wagnalls, 1901), http://www.jewishencyclopedia.com/articles/13766-sinai-mount , retrieved 7/6/20.

[xv] Joshua 6:1.

[xvi] “Calendar for April 2029 (Israel).” TimeAndDate.com ( https://www.timeanddate.com/calendar/monthly.html?year=2029&month=4&country=34 ), retrieved 7/6/20.

Bron: MYSTERY OF RAGNAROK AND THE SECOND COMING (PART 18): The Moon-God… Son Of Enlil… Rise Of Marduk » SkyWatchTV