DE PROFETIE VAN DANIËL BEVESTIGT ONZE HOOP OP DE SPOEDIGE VERSCHIJNING VAN JEZUS
Door Jonathan C. Brentner - 19 april 2022
De Bijbel vertelt ons dat er een derde Joodse Tempel zal komen en dat Israël deze zal bouwen vóór het middelpunt van de Verdrukking, want na die tijd zal de antichrist de Tempel verontreinigen.
Deze profetie vindt haar oorsprong bij de profeet Daniël, die schreef over de "zeventig weken", of letterlijk in het Hebreeuws "zeventig zevens", die God had verordend voor het volk Israël.
Wat heeft Daniëls profetie te maken met de op handen zijnde verschijning van Jezus? Als de laatste periode van Daniëls "zeventig weken" nu op het punt staat om te beginnen, bevestigt dit dat wij in de laatste dagen van de menselijke geschiedenis leven. De spotters van onze dagen vertellen ons echter dat de woorden van Daniël niet langer relevant zijn voor vandaag en dat de wedergeboorte van Israël als natie slechts een toevalstreffer in de geschiedenis was.
Is deze profetie dan nog onvervuld gebleven? Ja! Absoluut! Als we het door de Schrift heen volgen, krijgen we er niet alleen meer duidelijkheid over, maar begrijpen we ook waarom Daniëls "zeventigste week" moet verwijzen naar een nog toekomstige tijd.
DE ZEVENTIG WEKEN VAN DANIËL 9:24-27
We vinden deze verbazingwekkende profetie over Israël en de Messias in Daniël 9:24-27.
De verzen 25-26 geven het begin- en eindpunt van de eerste negenenzestig van zeven jaren groep, die eindigden met de afsnijding van "een gezalfde," de Messias. Daniël vertelt ons wat er zal gebeuren na de negenenzestig perioden van zeven jaar:
"En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden afgesneden en zal niets hebben. En het volk van de vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom verwoesten. Zijn einde zal komen met een vloed, en tot het einde zal er oorlog zijn. Verwoestingen zijn verordend."
De Romeinse verwoesting van Jeruzalem en de tweede tempel in 70 na Christus vervulde de woorden van dit vers over Jeruzalem en de tweede tempel precies zoals Daniël had voorspeld.
Vers 27 onthult wat het begin zal markeren van deze laatste periode van zeven jaar, een verbond met de antichrist, en wat er op het middenpunt ervan zal gebeuren, de ontheiliging van de Joodse tempel:
"En hij zal met velen een sterk verbond sluiten gedurende één week, en gedurende de helft van de week zal hij een einde maken aan het offeren en het offerande. En op de vleugel der gruwelen zal iemand komen, die verwoesting sticht, totdat het verordende einde over de verwoester zal worden uitgestort."
In het Nieuwe Testament zien we meer verwijzingen naar deze "verwoester", waarvan Daniël zei dat hij op een dag de tempel zou verontreinigen.
JEZUS BESCHOUWDE DE VERVULLING VAN DE PROFETIE VAN DANIËL ALS EEN TEKEN VAN ZIJN WEDERKOMST
In Mattheüs 24:15 verwijst Jezus naar de ontheiliging van de tempel, de gebeurtenis die volgens Daniël zou plaatsvinden halverwege de zeventigste zeven van de profetie door de profeet, die wij tegenwoordig de toekomstige zevenjarige Verdrukking noemen:
Wanneer gij dus de gruwel der verwoesting, waarover de profeet Daniël spreekt, in het heilige ziet staan (laat het de lezer duidelijk zijn).
Jezus vertelde Zijn discipelen dat Daniëls profetie over de zeventigste zeven in de toekomst haar vervulling zou vinden, als een teken van het einde van het tijdperk en van Zijn wederkomst (Mattheüs 24:3). Hij beschouwde het als letterlijk als een nog toekomstige vervulling.
De Heer voegde een belangrijk detail aan deze profetie toe, namelijk dat Israël de "verwoester" van Daniël (Daniël 9:27) zou zien staan in het "heilige der heilige" van de tempel.
PAULUS IDENTIFICEERT DE "VERWOESTER" ALS DE TOEKOMSTIGE "MENS DER WETTELOOSHEID"
Deze profetische draad met betrekking tot Daniëls zeventigste week eindigt niet met Jezus' profetie. In 2 Tessalonicenzen 2 identificeert de apostel Paulus degene die de tempel zal ontheiligen als de "mens der wetteloosheid", of degene die wij vandaag de dag de "antichrist" noemen.
"Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag zal niet komen, tenzij eerst de opstand komt en de mens der wetteloosheid zich openbaart, de zoon des verderfs, die zich tegen elke zogenaamde god of voorwerp van aanbidding verzet en verheft, zodat hij in de tempel van God plaatsneemt en zich als God voordoet." (2 Tessalonicenzen 2:3-4)
In de bovenstaande verzen vertelt de apostel ons ook hoe de antichrist de tempel zal verontreinigen. Hij zal de tempel binnengaan en daar verkondigen dat hij God is, de God van Israël.
De apostel voegt nog een essentieel detail toe met betrekking tot onze identificatie van deze "mens der wetteloosheid". De Here Jezus Zelf zal hem doden bij Zijn wederkomst. In 2 Tessalonicenzen 2:8, zegt Paulus:
"En dan zal de wetteloze worden geopenbaard, die de Here Jezus met de adem van zijn mond zal doden en met de verschijning van zijn komst teniet doen."
Bij Zijn terugkeer op aarde zal Jezus degene vernietigen die de Joodse tempel zal ontheiligen.
DE APOSTEL JOHANNES WAS GETUIGE VAN DE TOEKOMSTIGE VERNIETIGING VAN DE MENS DER WETTELOOSHEID
In Openbaring 13:6 vertelt Johannes ons dat het komende beest, de antichrist, "zijn mond zal opendoen om godslasteringen tegen God uit te spreken, zijn naam en zijn woning te lasteren". Dit is de man van Daniëls profetie (9:27 en ook 11:36) en ook die waar Jezus naar verwees in Mattheüs 24:15.
In Openbaring 19:19-20 schrijft Johannes als ooggetuige van de toekomstige vernietiging van dit beest dat de Joodse tempel zal ontheiligen:
"En ik zag het beest en de koningen der aarde met hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen hem die op het paard zat en tegen zijn leger. En het beest werd gevangen genomen, en met hem de valse profeet, die in zijn tegenwoordigheid de tekenen had gedaan, waardoor hij hen had misleid, die het merkteken van het beest hadden ontvangen, en hen, die zijn beeld aanbaden. Deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die brandt van zwavel."
Net zoals Paulus schreef in 2 Tessalonicenzen 2:8, vernietigt Jezus Zelf de "verwoester" van Daniël 9:27 en Mattheüs 24:15 bij Zijn wederkomst. Hij werpt hem in de poel van vuur.
HET GETUIGENIS VAN IRENAEUS (AD 130-202) AANGAANDE DE ANTICHRIST
Irenaeus, een vroege kerkleider, bisschop in Lyon, Frankrijk, en vooraanstaand theoloog, schreef Tegen de Ketterijen in 180 na Christus om de verspreiding van het gnosticisme in de vroege kerk tegen te gaan. Hij was geboren in Smyrna en kreeg zijn opleiding in het geloof van Polycarpus, die door de apostel Johannes zelf werd onderwezen.
In Tegen de Ketterijen, boek 5, hoofdstuk 30, paragraaf 4, schreef Irenaeus:
"Maar wanneer de antichrist alles in deze wereld zal hebben verwoest, zal hij drie jaar en zes maanden regeren en in de tempel te Jeruzalem zitten; en dan zal de Heer uit de hemel komen met de wolken, in de heerlijkheid van de Vader, en deze mens en hen die hem volgen in de poel van vuur zenden; maar voor de rechtvaardigen de tijden van het koninkrijk inleiden..."[i]
Dit citaat onthult verschillende belangrijke details over zijn overtuigingen:
- Hoewel de Romeinse generaal Titus 110 jaar eerder de tweede tempel had verwoest, geloofde Irenaeus dat er nog een tempel in Jeruzalem zou zijn die de antichrist zou ontheiligen.
- Hij zei dat de antichrist "in de tempel in Jeruzalem zou zitten", net zoals Paulus zei dat hij dat zou doen in 2 Tessalonicenzen 2:4.
- Irenaeus geloofde dat de antichrist de tempel zou verontreinigen in het midden van Daniëls zeventigste week en zijn macht zou uitoefenen gedurende de laatste drie en een half jaar daarvan, de laatste helft.
- Irenaeus zei dat Jezus zelf de antichrist bij zijn wederkomst in de "poel des vuurs" zou werpen, zoals Johannes in Openbaring 19:20 heeft gezien.
- Irenaeus geloofde in een letterlijke vervulling van Openbaring 19:19-20:3, wat meer dan een beetje veelzeggend is omdat hij opgroeide in Smyrna, één van de eerste gemeenten die het boek Openbaring ontving.
- Hoewel zijn woorden niet in de Schrift staan, onthullen zij een belangrijk inzicht met betrekking tot de ontheiliging van de tempel van Jeruzalem tijdens de kerk in de tweede eeuw na Christus. Irenaeus en vele anderen in de vroege kerk zagen de zeventigste jaarweek van Daniël als wachtend op een nog toekomstige vervulling.
HET IS VOORZEGGING!
Toen we de draad van Daniëls profetie door het Nieuwe Testament en in de kerkgeschiedenis volgden, werd het duidelijk dat deze nog steeds niet vervuld is. Geen andere verklaring past.
1. DE ALLEGORISCHE BENADERING
Opdat de allegorische interpretatie waar zou zijn, moet men:
- geloven dat toen de discipelen Jezus vroegen naar tekenen van Zijn wederkomst, Hij antwoordde met een allegorie die hen geen enkele aanwijzing gaf over waar zij op moesten letten met betrekking tot het einde van het tijdperk of Zijn komst.
- En Paulus antwoordde op de paniek van de Thessalonicenzen over het begin van de dag des Heren met een allegorie die hun angst niet zou hebben weggenomen en hun ook geen duidelijke aanwijzing zou hebben gegeven over de vraag of deze dag al dan niet was begonnen.
Men moet onherstelbare schade toebrengen aan de woorden van de Schrift om vast te houden aan de opvatting dat de woorden van Jezus en Paulus met betrekking tot de verontreiniging van de tempel allegorisch waren.
2. DE HISTORISCHE VERVULLING
De historische interpretatie met betrekking tot Daniëls profetie van de tempelontheiliging is eveneens onmogelijk. Toen we de draad van zijn woorden door het Nieuwe Testament volgden, zagen we dat het in 95 na Christus nog niet gebeurd was toen Johannes het boek Openbaring schreef. En sinds die tijd is er geen joodse tempel meer gebouwd.
De Schrift vertelt ons dat de Heer zelf de tempelschender zal doden bij zijn wederkomst. Er is duidelijk geen tijd in de geschiedenis waarin dit is gebeurd.
De historische interpretatie, evenals de allegorische benadering, vereist dat men de woorden van de Schrift verdraait om ze te laten passen in een vooraf bepaalde, door mensen gemaakte hypothese. Wanneer men de woorden van Jezus, Paulus en Johannes interpreteert op de manier zoals zij het bedoelden, wordt het overduidelijk dat de zeventigste zeven van Daniël nog niet heeft plaatsgevonden. Het wacht op een toekomstige vervulling.
3. DE TOEKOMSTIGE PROFETISCHE INTERPRETATIE
De enige interpretatie van Daniëls zeventigste week die de integriteit van de Schrift bewaart, is die welke de bezoedeling van de tempel door de antichrist plaatst op het middelpunt van een nog toekomstige zevenjarige verdrukking.
4. DE DOODSTEEK VAN HET AMILLENNIALISME
Omdat de profetie over de ontheiliging van de tempel voor een toekomstige tijd blijft staan, betekent dit dat de hele zeventigste week van Daniël 9:27 op een toekomstige vervulling wacht. En als dat het geval is, betekent het dat de oudtestamentische profetieën betreffende het herstel van een koninkrijk voor Israël geen allegorie zijn.
Met andere woorden, als allegorie of geschiedenis geen verklaring kan zijn voor Daniël 9:24-27, Mattheüs 24, of Openbaring 19-20, dan verifieert dat het Pre-millennial standpunt over deze passages. Er moet een letterlijke Verdrukking zijn zoals Openbaring 6-18 beschrijft en een wederkomst van Jezus naar een berouwvol Israël.
De onvervulde aard van Jezus' profetie in Mattheüs 24:15 is de doodsteek voor het a-millennialisme. Alleen het Pre-millennial standpunt dat de huidige natie Israël ziet als de initiële vervulling van Gods profetieën met betrekking tot de natie is geldig. Alleen dit standpunt verklaart de hartstocht in geheel Israël om de tempel te herbouwen, hetgeen zij zullen doen vóór het middelpunt van de zevenjarige Verdrukking.
DUS WAT ALS HET ONVERVULD BLIJFT?
De onvervulde aard van deze profetie van Daniël in 9:27 betekent dat we in de laatste dagen van de menselijke geschiedenis leven.
Het bevestigt dat de wonderbaarlijke wedergeboorte en bovennatuurlijke bescherming van Israël sinds 1948 geen toevalstreffers uit de geschiedenis waren, zoals de spotters ons vertellen. De intense planning in Israël vandaag om de derde tempel te bouwen is niet alleen een krankzinnig toeval van tijd en ruimte, het wijst zeker op de nabijheid van de zeventigste week van Daniël 9:27, en dus op het begin van deze periode van zeven jaar.
Voor ons als nieuwtestamentische heiligen is de onvervulde aard van de laatste week van Daniël een bevestiging van onze hoop op Jezus' spoedige verschijning. Wij leven niet in een tijd die lijkt op vroegere chaotische en gewelddadige tijden in de geschiedenis, wij leven in de ogenblikken die voorafgaan aan de zevenjarige Verdrukking en dus aan de Opname die daaraan voorafgaat. De profetie van Daniël vertelt ons dat we ons niet vergissen wat betreft de samenloop van tekenen in onze tijd.
Gedurende de tweeduizend jaar tussen de perioden negenenzestig en zeventig van Daniëls profetie, heeft de Heer Zijn aandacht gericht op de gemeente. Maar dat moet noodzakelijkerwijs veranderen met het begin van de laatste periode van zeven jaar, die alleen betrekking heeft op Israël.
Dit betekent dat de gemeente hier weg moet zijn, opgenomen, voordat God Zijn aandacht weer op Israël richt en de doelen voltooit die Hij in Daniël 9:24 voor Zijn volk heeft aangekondigd.
Net zoals het door Israël was dat de Messias lang geleden in Bethlehem aankwam, zo is het door de natie Israël dat Jezus' heerschappij van gerechtigheid zal beginnen als Hij Zijn zetel inneemt op de troon van David. De gebeurtenissen van de zevenjarige verdrukking zullen Israël voorbereiden op dat moment als God hen tot verlossing brengt.
De opname moet plaatsvinden vóór Daniëls "zeventigste zeven" omdat dat het moment is waarop de Heer met Israël zal afrekenen en hen tot bekering zal brengen vlak voordat Hij in Zijn heerlijkheid verschijnt (Zacharia 12:10-13:1).
[i] Irenaeus, "Against Heresies," The Ante-Nicene Fathers, 10 vols., Vol. 1 (Grand Rapids, MI: Eerdmans, 1979), p. 560.
Bron: Daniel’s Prophecy Validates Our Hope in Jesus’ Imminent Appearing — Jonathan Brentner