www.wimjongman.nl

(homepagina)


OORDEEL OF VERZOENING

Door P.C. Verhoeven 28 oktober 2022


Tot een toetser heb Ik u onder mijn volk gezet, een keurmeester, opdat gij hun weg zoudt kennen en toetsen. (Jer 6:27)

Zet nu uw hart en uw ziel erop, de Here, uw God, te zoeken. Op dan! Bouwt het heiligdom van de Here God, opdat men de ark van het verbond des Heren en de heilige voorwerpen Gods naar het huis kan brengen, dat voor de naam des Heren gebouwd wordt (1 Kronieken 22:19).





God wil een heiligdom voor Zichzelf.
Er mocht niet eerder in de tabernakel iets worden opgericht, voordat Gods heiligdom daar klaar was en de ark was afgesloten met het verzoendeksel. Eerst moest Gods Troon – de Troon der Barmhartigheid – onder het volk zijn opgericht en zo is het geestelijk gezien vandaag de dag nog net zo.

Eerst zal de Here Zijn heiligdom in ons leven en in ons midden moeten kunnen oprichten, alvorens Hij Zich door ons leven en door middel van de Gemeente kan openbaren.Dan hoeven we onszelf niet langer te manifesteren, dan gaat Gòd Zich manifesteren.

Het verzoendeksel – een prachtig beeld van Christus – bedekte de ark, waarin onder andere de wet was gelegen, de geboden van God. De barmhartigheid, de genade van God staat er voor in, dat de wet en daarmee het oordeel, bedekt is, omdat het verzoendeksel de plaats is, waar het bloed werd gesprenkeld, waar verzoening werd gedaan voor de zonden van het volk.

Zo is Yeshua, de Messias, door Zijn lijden en sterven voor ons tot een verzoendeksel geworden; Hij is onze Bedekking en daarmee is Hij ook het Hoofd van de Gemeente, zoals de man het hoofd, de bedekking is van de vrouw. Als we Hem niet de plaats geven, die Hem toekomt, dan zetten we Hem in feite buiten de deur (Openbaring 3:20).

Wanneer er zonde is in onszelf of in de gemeente, dan verwijderen we daarmee het verzoendeksel van de ark en zal de wet (het oordeel) vrijkomen. Dan zijn alle andere voorwerpen in de tabernakel van geen nut.

We kunnen offeren wat we willen, het zal ons niet baten.
We kunnen onszelf onderdompelen in het wasvat, maar het zal ons niet reinigen.
We kunnen de lampen van de kandelaar ontsteken; het zal geen licht verspreiden.
We kunnen de toonbroden vers uit de oven halen; het zal ons niet voeden.
We kunnen wierook en vuur leggen op het reukofferaltaar, maar onze gebeden en onze lofprijs zullen God niet bereiken (Jesaja 1:10-17).

Laten we éérst zorgen dat we leven onder de bedekking van God’s barmhartigheid in alles wat we doen, denken en vooral in alles wat we zeggen. Oordelen brengt oordeel voort. Laster en roddel is als gif wat het Lichaam verlamt. Ook daardoor lichten we het verzoendeksel van de ark, net als door ons eigen handelen, wrok en bitterheid.

De tragedie is dat het lichaam van Christus zichzelf heeft verwond en gepijnigd door satan de gelegenheid te geven zijn vernietigend werk te doen. In Jesaja 5:8-24 lezen we van het 6-voudig “wee” dat Jesaja uitsprak. Dat “wee” kwam op hemzelf terug toen hij de heerlijkheid van God aanschouwde. Hij kwam niet verder dan te zeggen:

“Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is en mijn ogen hebben de Koning, de Here der Heerscharen, gezien.”

Hem moest – net als bij ons – de lippen worden aangeraakt met een gloeiende kool van het altaar. Dat doet pijn, maar is de enige remedie. De pijn in het Lichaam is alleen weg te nemen door de pijn van de heiliging, als Gods Geest komt met vuur om onze lippen aan te raken en ons te heiligen.
En wanneer dan – net als bij Jesaja – onze ongerechtigheid is geweken en onze zonde verzoend, dan zal de Here vragen: “Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan?
Pas dan kunnen ook wij zeggen: “Hier ben ik, zend mij”.

Op dan! Bekeert u! En bouw mee aan het heiligdom, opdat God woning kan maken in ons midden. Geef de ark en het verzoendeksel de plaats, die ze naar Gods inzettingen behoren in te nemen in uw leven en in de gemeente. Dan zullen de heilige voorwerpen hun dienst kunnen doen en aan hun doel beantwoorden!

We hebben de bediening der verzoening ontvangen (2 Cor 5:17-21) maar hoe zouden we die kunnen uitoefenen als we niet eens in staat zijn zèlf tot verzoening onder elkaar te komen?
Laten we onze lippen gebruiken om zegen uit te spreken over elkaar, over de gemeente, over de plaats en het land waar we gesteld zijn. En laten we ophouden elkaar te oordelen en te bekritiseren. Dan zal er geen oordeel vrijkomen, maar een geest van verzoening, die tot opwekking zal leiden. De keus is aan onszelf: oordeel of verzoening.

In Ezechiël 9 en 10 lezen we van een man in een linnen gewaad, die een schrijfkoker aan zijn zijde droeg en God zei tot hem:

“Vul uw handen met vurige kolen van tussen de cherubs en strooi die uit over de stad”

God stelt ons voor de keus of de vurige kolen bestemd zullen zijn als teken van oordeel (Openb 8:5) of een beeld mogen zijn van het reinigende en heiligende werk van de Geest Gods.

Wanneer we met elkaar voor verzoening en daarmee reiniging kiezen

DAN ZULLEN DE GOEDERTIERENHEID EN DE WAARHEID ELKAAR ONTMOETEN; DE GERECHTIGHEID EN VREDE ELKAAR KUSSEN (PSALM 85:11).

Beoordeel een profetie altijd op de inhoud (1 Cor 14:29) en toets alles (1 Thess 5:21) want onvolkomen is ons profeteren (1 Cor 13:9). Ware profetie is altijd in harmonie met het Woord van God. Voor op- of aanmerkingen, correctie of anderszins stuur een email naar

pcverhoeven47@kpnmail.nl