www.wimjongman.nl

(homepagina)


De Nachtwaken in de Schrift

Uit: Christelijke Waarheid: Deel 18 Door: BibleTruth

( )

Afbeelding van Andriele via Pixabay

De nacht wordt in de Schrift verdeeld in vier perioden van drie uur, die "wachten" worden genoemd. In Markus 13:35 worden ze alle vier genoemd, namelijk "des avonds", "middernacht", "hanengekraai" en "morgen". Volgens onze manier van tijdrekening loopt de avondwake van 18 tot 21 uur; de middernachtwake van 21 tot 24 uur; de kraaienwake van 12 tot 3 uur en de morgenwake van 3 tot 6 uur.

In Exod. 14:24 lezen wij over de Egyptenaren, dat "in de morgenwake de HERE de heerscharen der Egyptenaren aanzag". In Richteren 7:19 kwamen Gideon en zijn gezelschap naar het kamp van Midian "in het begin van de middelste wacht," of om middernacht. Zie noot, J.N.D. Vertaling. Psalm 63:6 en Psalm 119:148 spreken over de nachtwaken. In Psalm 90:4 zegt de Psalmist: "Duizend jaren zijn in Uw ogen slechts als gisteren, wanneer zij voorbij zijn, en als een wacht in de nacht."

In het Nieuwe Testament schetst de Heer in Markus 13 voor enkele van Zijn discipelen wat er met Zijn gelovig overblijfsel zou gebeuren vanaf de verwoesting van de tempel door Titus in 70 n. Chr. totdat zij "de Zoon des mensen in de wolken zouden zien komen met grote macht en heerlijkheid". Die hele tijdsperiode werd symbolisch gedekt door de vier waken van vers 35. Hij zei: "Waakt dan, want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komt, des avonds, of te middernacht, of bij het kraaien van de haan, of des morgens." De Heer kwam, het licht der wereld, maar werd vanaf het begin van Zijn bediening verworpen. In deze vier waken van Markus 13 verkent Jezus de lange nacht van Zijn afwezigheid, terwijl Hij uitziet naar de stralende morgen wanneer "de Zon der gerechtigheid [zal] opgaan met genezing in Zijn vleugelen." Mal. 4:2.

We vinden een zeer belangrijk woord van de Heer in Lukas 12:38. "Indien Hij komt in de tweede wacht, of in de derde wacht, en hen zo vindt, gezegend zijn die dienstknechten." Hij noemt noch de eerste, noch de vierde wacht, maar verwijst Zijn komst naar de tweede of de derde wacht. Wij weten dat dit gesproken is tot hen die met omgordde lendenen en brandende lichten wachtende zijn, en die gezegend zullen zijn wanneer hun Heer terugkomt van de bruiloft en hen wakend zal vinden. Dit zou inderdaad waar moeten zijn voor de Kerk, evenals voor ieder van ons afzonderlijk, totdat Hij voor ons komt.

In Openbaring 2 en 3 staat, naar wij geloven, de profetische schets van de Kerk op aarde; en zij is voor ons in haar laatste dagen hier grotendeels een historische schets geworden. Vaak is erop gewezen dat in de eerste drie perioden van deze schets, namelijk Efeze, Smyrna en Pergamos, met geen woord wordt gerept over de komst van de Heer voor de Kerk. Deze drie tijdperken markeren de eerste dagen van de Kerk vanaf de tijd van de apostelen tot aan de regering van Constantijn, toen de vervolging van de christenen door de wereld ophield en de wereld het christendom aanvaardde. In deze tijd hebben we de eerste wake, of "avond", van Marcus 13:35. In Lukas 12:38, zoals hierboven vermeld, spreekt de Heer niet over deze eerste wacht.

Maar vanaf de vierde gemeente, Thyatira, en met inbegrip van de drie volgende, Sardis, Filadelfia en Laodicea, vestigt Hij de aandacht van elk van hen op Zijn komst. Het lijkt dus duidelijk dat deze vier gemeenten allen gelijktijdig op aarde moeten zijn tot de Heer komt en de Zijnen tot heerlijkheid neemt.

Met de opkomst van Thyatira, Openb. 2:18-29, zien we de ontwikkeling van het katholicisme tijdens de zogenaamde donkere eeuwen. Later, in deze middeleeuwen, begon het getuigenis van het protestantisme, vertegenwoordigd door Sardis. Maar Sardis werd spoedig koud en formeel, zodat de Heer tot haar zei in Openb. 3:1: "Gij hebt een naam, dat gij leeft, en zijt dood." Zo werden het katholicisme en het protestantisme, vooral in de zeventiende en achttiende eeuw, treffend aangeduid met de duisternis van de tweede, of middernachtelijke, wacht van Markus 13:35.

Gedurende deze donkere periode werd de hoop op de komst van de Heer voor Zijn bruid bijna geheel uit het oog verloren door de Kerk. Die gezegende hoop begon weer diep te roeren in de harten van gelovigen op verschillende plaatsen in het begin van de negentiende eeuw, of ongeveer 135 jaar geleden. In Matth. 25:6 heeft onze Heer Zelf voorspeld hoe de Heilige Geest deze opwekking teweeg zou brengen: "Te middernacht werd er geroepen: Zie, de bruidegom komt; gaat uit om Hem tegemoet te gaan." Het zou gebeuren. Hij zei, "te middernacht." Het resultaat van deze opwekking was Philadelphia, van wie de Here zei: "Gij hebt een weinig kracht, en hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn naam niet verloochend." Openb. 3:8.

Tenslotte is, samen met Thyatira, Sardis en Filadelfia, Laodicea verschenen, de laatste van de zeven gemeenten van Openb. 1:11. De Heer, die de getrouwe en waarachtige getuige is, zegt dat Laodicea koud noch heet is; en omdat zij "lauw is, en koud noch heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen" (Openb. 3:16). Hij maant haar niet eens tot bekering, zoals Hij Sardis had vermaand, hoewel Hij haar plechtig waarschuwt.

In Lukas 12:38 had de Heer gezegd dat Hij voor Zijn Kerk zou komen, hetzij in de tweede wacht, die Thyatira en Sardis voorstelde zoals zij waren tijdens de duistere eeuwen vóór de opwekking van de gezegende hoop van Zijn komst, of anders zou Hij komen in de derde wacht, wanneer hun verantwoordelijkheid jegens Hem zoveel groter is geworden vanwege die opwekking, en wanneer Filadelfia en Laodicea nu met hen zijn opgenomen om de gehele belijdende gemeente te vormen tijdens die wacht. Met andere woorden, het lijkt erop dat de huidige toestand van Thyatira en Sardis na de tweede wake of middernacht van de Middeleeuwen, samen met Filadelfia en Laodicea, alle vier de derde wake, of hanengekraai, van Marcus 13:35 markeren. Zij dragen het zwakke licht van het getuigenis dat aan de Kerk is opgedragen vlak voor het aanbreken van de vierde, of morgenwake. Zij gaan onmiddellijk vooraf aan de verschijning van de Here Jezus Christus als de Zon der gerechtigheid.

In Markus 6:35-56 staat een treffend typerend beeld van de gehele tijd vanaf de eerste komst van de Heer als Israëls Messias tot aan Zijn wederkomst in de vierde wacht, die in de passage in het bijzonder wordt genoemd. Een ander heeft hierover gezegd: "Het was een van de grote tekenen van de Messias dat Hij Zijn armen met brood tevreden zou stellen, zoals u zich wellicht herinnert in Psalm 132. De Heer had zo herkend moeten worden, maar Hij werd niet herkend. Daarom... is het volk, in plaats van tot de Heer te worden verzameld, als tot hun Koning, voor een tijd, althans, terzijde geschoven. Hij is voor een tijd van Israël weggegaan, en is naar boven gegaan om de plaats van voorspraak in te nemen. En terwijl de Heer daar is, zijn de discipelen blootgesteld aan alle stormen en schommelingen van deze lagere scène. Hij heeft de Joden voor een tijd verlaten. Hij is ook weg van Zijn discipelen. Maar te midden van de tegenstrijdigheid van alle dingen om hen heen, komt Hij weer. Omstreeks de vierde nachtwake komt Hij tot hen." vers 48." En de verzen 54-56 zijn "een klein beeld van wat het gevolg zal zijn van de terugkeer van de Heer naar de aarde.... Wat er ook is aan menselijk leed, ellende, zwakheid, ziekte in de wereld zal allemaal vluchten voor de aanwezigheid en aanraking van de Zoon van God." W. K.

Mogen wij nooit vergeten dat, om de vermoeide wachter te ondersteunen en te bemoedigen, dat de Heer aan de overwinnaar in elk van de laatste vier gemeenten genadig belooft dat Hij zal komen met Zijn zegen vóór de morgen, of vierde wacht.

"De sombere nacht zal spoedig voorbij zijn,

De morgen zal verschijnen;

De voorbode van de dag eindelijk

Elk wachtend oog zal juichen.

"Gij heldere en morgenende ster, uw licht

Zal tot onze vreugde worden gezien;

Gij, Heer, zult onze verlangende blik ontmoeten,

Zonder een wolk ertussen."

Aan het begin van de tweede wacht zegt de gezegende Heer tegen de overwinnaar: "Ik zal hem de morgenster geven." Openb. 2:28. Nu zijn wij aan het andere einde van de "sombere nacht". Hoe nabij moet Zijn komst zijn! Aan het einde van de derde wacht zegt Hij. "Zie, Ik kom spoedig." Openb. 3:11. Wanneer Hij komt, moge Hij ons waarlijk wakend vinden. "Wij hebben het profetisch woord zekerder gemaakt, en gij doet er goed aan daarop te letten, (als op een lamp die schijnt in een duistere plaats) totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten." 2 Petr. 1:19;

Bron: The Night Watches in Scripture (#53020) - Bible Truth Library