www.wimjongman.nl

(homepagina)


DE LAATSTE NEPHILIM - DEEL 20: De terugkeer van de Nephilim in Jesaja

21 augustus 2022 - door SkyWatch Editor

Deel 1 - Deel 2 - Deel 3 - Deel 4 - Deel 5 - Deel 6 - Deel 7 - Deel 8 - Deel 9 - Deel 10 - Deel 11
Deel 12 - Deel 13 - Deel 14 - Deel 15 - Deel 16 - Deel 17 - Deel 18 - Deel 19 - Deel 20 - Deel 21
Deel 22 - Deel 23 - Deel 24 - Deel 25 - Deel 26 - Deel 27 - Deel 28 - Deel 29 - Deel 30 - Deel 31
Deel 32 - Deel 33

Zelfbenoemde "bolwerken van onderscheidingsvermogen" hebben het idee "terugkeer van de Nephilim", belachelijk gemaakt, dat populair was gemaakt door mijn overleden vriend Chuck Missler. Terwijl één van Missler's tweedelige series zich richt op UFO's en een mogelijk verbond met Genesis 6, is minder bekend en volledig genegeerd door de sceptici dat "de terugkeer van de Nephilim" een overtuigende basis heeft in de Griekse Septuagint tekst van Jesaja.

Jesaja's roeping tot het ambt kwam "in het jaar dat koning Uzzia stierf" (6:1), rond 740 v.Chr., en hij leefde lang genoeg om de dood van Sanherib te registreren (37:38) rond 681 v.Chr.[i] Terwijl Jesaja de Babylonische inname van Jeruzalem een eeuw voor de gebeurtenis voorspelde, geloven wij dat zijn profetie over de vernietiging van Babylon nog steeds moet gebeuren. Futuristische geleerden brengen Jesaja 13-14 en Jeremia 50-52 in verband met Openbaring 17-18 omdat de Mesopotamische stad nooit werkelijk in een oorlog werd vernietigd zoals Jesaja impliceert.[ii] Nog verbazingwekkender is dat de oude Griekse vertaling van dit eindtijd orakel werkelijk de opening van een poort in Babylon en de terugkeer van de Nephilim voorspelt.

De Septuagint, van het Latijnse woord septuaginta ("zeventig"), is een vertaling van de Hebreeuwse Bijbel en enkele verwante teksten in het Koine Grieks. De titel en het Romeinse acroniem LXX verwijzen naar de legendarische zeventig Joodse geleerden die de vertaling voltooiden. Het was de bijbel van Jezus en de apostelen. De schrijvers van het Nieuwe Testament tonen een duidelijke voorkeur voor de Septuagint boven de Masoretische lezingen.[iii] In de vroege Christelijke kerk werd ook de voorkeur gegeven aan de Septuagint omdat deze vóór de tijd van Christus door Joden was vertaald en meer op Christus gerichte lezingen behield. Het lijkt erop dat sommige schriftgeleerden probeerden profetische verwijzingen naar Jezus te verdoezelen. Irenaeus wees er bijvoorbeeld op dat de Septuagint duidelijk schrijft over een maagd die zwanger zal worden (Jesaja 7:14). De Hebreeuwse tekst uit de tweede eeuw, zoals geïnterpreteerd door Theodotion en Aquila, werd echter vertaald als een "jonge vrouw die zwanger zal worden". Dit leidt ertoe dat velen de voorkeur geven aan de LXX en geeft kracht aan een Septuagint lezing die de terugkeer van de Nephilim voorspelt.

Het eerste orakel tegen Babylon van de profeet Jesaja opent als de dag des Heren over de wereld opdoemt (Jesaja 13). De oude geleerden en rabbijnen die het Hebreeuws vertaalden in de Griekse Septuagint kozen het Griekse gigantes om het Hebreeuwse gibborim weer te geven, waarmee zij de terugkeer voorspelden van "reuzen" met "monsters" bij de komst van de vernietiging van Babylon in het laatste tijdperk. Uit de Septuagint lezen we:

Het visioen dat Jesaja, de zoon van Amos, zag over Babylon. Hef een standaard op de berg van de vlakte, verhef de stem tot hen, wenk met de hand, open de poorten, gij heerser. Ik geef bevel en Ik breng ze; reuzen komen om mijn toorn te vervullen.... Want zie! De dag des Heren komt, die niet ontkomen kan, een dag van toorn en gramschap, om de wereld te verwoesten.... En Babylon...zal zijn als toen God Sodom en Gomorra omverwierp.... Het zal nooit meer bewoond worden...en monsters zullen er rusten, en duivels zullen er dansen en saters zullen er wonen. (Jesaja 13:1-3, 9, 19-22, Brenton LXX)[iv]

Volgens het oude begrip van Jesaja zal de eindtijd worden gemarkeerd door de vernietiging van Babylon en de terugkeer van de Nephilim, wanneer God een "heerser" beveelt om "de poorten te openen," waardoor angstaanjagende titanen en cryptiden worden ontketend om Zijn toorn te vervullen. Terwijl de Brenton Septuagint vertaling hierboven monsters, duivels en saters opsomt, slaat zij een entiteit over die voorkomt in de Griekse tekst, weergegeven in de nieuwere Lexham Engelse versie van de Septuagint: "En wilde dieren zullen daar rusten, en de huizen zullen gevuld worden met geluid; en Sirenen zullen daar rusten, en goddelijke wezens zullen daar dansen. En ezel-centauren zullen zich daar vestigen" (Jesaja 13:21-22a, cursief toegevoegd). In deze nieuwere versie worden monsters weergegeven als "wilde dieren" van het Griekse therion, maar het is belangrijk op te merken dat de betekenis van therion ook een slecht persoon kan aanduiden en de Griekse term is achter "het beest" in Openbaring 13. "Sirenen" werd weggelaten in de Brenton vertaling, maar de Griekse term siren duidde op een "demon van de doden die in de woestijn leefde,"[v] die bijna lachwekkend in moderne Engelse Bijbels voorkomt als "struisvogel" of een "woestijnuil." Waar "duivels" en "goddelijke wezens" worden verwisseld, stond het Griekse daimonai centraal (grondig besproken in Putnam's The Supernatural Worldview). Een satyr is een harige geitendemon die overal in het Oude Testament voorkomt (Leviticus 17:7; Jesaja 13:21 en 34:14; 2 Kronieken 11:15) en de alternatieve "ezel centaur" is een nauw verwant transgenderachtig gedrocht. Het lijkt geen toeval dat moderne verslagen van dimensionale portalen soortgelijke vreemde wezens bevatten. Ook suggereert Jesaja's gebruik van het meervoud "poorten" de mogelijkheid van vele locaties. In dit boek betogen we dat dergelijke portalen over de hele wereld verspreid zijn.

Terwijl in het Grieks gigantes staat, wordt in de Masoretische tekst gibborim gebruikt, zoals ook in de KJV staat: "Ik heb ook mijn machtigen geroepen tot mijn toorn" (Jesaja 13:3). Hoewel "reuzen" uit de meeste Engelse vertalingen is verwijdert, toont de vervanging enige semantische overlap aan tussen de termen gibborim en gigantes zoals de LXX en Masoritische tekstuele tradities ze hebben verwisseld. Jesaja's profetie is ook fascinerend gezien het feit dat Nimrod, de bouwer van de Toren van Babel - de "poort van de goden" - misschien zelf een Nephilim was. Als we de Hebreeuwse exegese herzien die voor het eerst werd gepresenteerd in ons boek, Exo-Vaticana, vinden we:

Genesis 10:8 zegt over Nimrod: "En Koesj verwekte Nimrod; hij werd een machtige op de aarde." Drie gedeelten in dit ongekende vers geven aan dat er iets zeer eigenaardigs gebeurde met Nimrod. Ten eerste zegt de tekst dat "hij begon te zijn." In het Hebreeuws is dit chalal, dat in zijn Qal (enkelvoudig werkwoord) stam betekent "ontheiligd, verontreinigd, of ontheiligd worden op ritueel, seksueel of genetisch gebied" maar in de Hiphil stam (oorzakelijk) betekent "beginnen". Het is zeker denkbaar dat de woordkeuze van de geïnspireerde auteur een woordspeling inhoudt voor een "ontheiligd begin". Ten tweede vertelt dit vers ons precies wat Nimrod begon te worden - "een machtige" (gibborim), mogelijk een van de nakomelingen van de Nephilim."[vi]

Dat Nimrod mogelijk een "herleefde nakomeling van de Wachters" was geworden, wordt ondersteund door het feit dat Nimrod zich plotseling bewust leek te zijn van waar en hoe hij een toren moest bouwen zodat deze zou doordringen in de woonplaats van God of de Wachters. Naast de mogelijkheid van het plotseling zien in het bovennatuurlijke rijk als gevolg van integratie met gevallen engelen, zou Nimrod, als hij genetisch gemodificeerd was volgens de oorspronkelijke Wachtersformule, dierlijke kenmerken geërfd kunnen hebben in zijn nieuwe materiële samenstelling, en dieren kunnen, net als engelen, "domeinen" waarnemen die mensen niet kunnen waarnemen. Dit omvat voor de hand liggende dingen, zoals golflengten van het elektromagnetische spectrum, maar mogelijk ook iets wezenlijkers, zoals het geestenrijk. Toen hij gibborim werd, zou hij de eigenschappen van de Wachters hebben aangenomen, die als engelen in het bovennatuurlijke rijk konden zien, inclusief waar de hemel zich bevindt en mogelijk waar men die kan betreden.

Het zestiende hoofdstuk van het Boek Henoch verhaalt ook over de overleden nakomelingen van de Wachters, de geesten van de reuzen, of Nephilim, die aan het einde der tijden worden vrijgelaten om slachting en vernietiging over de mens te brengen:

Vanaf de dagen van de slachting en de vernietiging en de dood van de reuzen, van wier zielen de geesten, uitgegaan van het vlees, zullen vernietigen zonder verdiende oordeel - zo zullen zij vernietigen tot de dag van de voleinding, het grote oordeel waarin het tijdperk zal worden voleindigd, over de Wachters en de godlozen, ja, het geheel zal worden voleindigd. (Henoch 16:1)[vii]

Natuurlijk komt dit alles tot stand als onderdeel van Gods Dag des Heren of Grote Verdrukking, wanneer Satan en zijn engelen de ongelovige wereld straffen voordat zij worden overgegeven aan de put. Volgens geleerden "bepaalt dit de tijdelijke omvang van de activiteit van de boze geesten. Zij zullen hun wreedheid onverminderd en ongestraft voortzetten vanaf de dood van de reuzen tot aan de Dag des Oordeels."[viii] Deze specifieke profetie weerspiegelt die van Jesaja en de apocriefe werken, die wijzen op een toekomstige datum waarop de Wachters zullen opstaan voor het oordeel, terwijl de geesten van hun reusachtige nakomelingen zich openbaren om op aarde verwoesting aan te richten.

Het Boek Jubilee - een oud Joods religieus werk dat door de Ethiopische Orthodoxe Kerk en door de Joden in Ethiopië als geïnspireerd Schriftuur wordt beschouwd - is een parallel met het boek Henoch, waarin staat dat de overleden Nephilim verdoemd waren om op aarde rond te spoken (1 Henoch 15:8-10). Jubilee voorspelt ook dat geesten van de Nephilim in de laatste dagen op de aarde zullen losbarsten.

En de Here, onze God, sprak tot ons, opdat wij hen allen [Nephilim-geesten] zouden binden. En het hoofd van de geesten, Mastema, kwam en hij zei: "O Heer, Schepper, laat een aantal van hen voor mij staan, en laat hen mijn stem gehoorzamen. En laat hen alles doen wat ik hun zeg, want als sommigen van hen niet voor mij overblijven, zal ik niet in staat zijn het gezag van mijn wil uit te oefenen onder de mensenkinderen, omdat zij (bestemd zijn) om te verderven en te doen dwalen voor mijn oordeel, omdat het kwaad van de mensenkinderen groot is." En Hij zei: "Laat een tiende van hen voor hem blijven, maar laat een negende deel afdalen naar de plaats des oordeels." (Jubelee 10:7-9)

In deze passage is God klaar om al deze demonen te vernietigen na de zondvloed, en Noach bidt dat zijn nakomelingen bevrijd worden van hun aanvallen. Mastema (een alternatieve naam voor Satan[x]) komt tussenbeide en smeekt God om hem toe te staan een tiende van deze demonen te behouden en te beheersen om zijn autoriteit uit te oefenen, omdat zij nodig zijn "om te verderven en te doen dwalen voor mijn oordeel." Met andere woorden, deze verdorvenheid zal haar hoogtepunt bereiken vlak voordat Satan geoordeeld wordt (Openbaring 20:2,10).

Bij de vijfde bazuin gaat de afgrond open en komt een demonische horde vrij. Zou de afgrond, gezien Jesaja's gibborim-leger, zowel fysieke reuzen als transgene demonen-sprinkhanen kunnen bevatten? Zouden de doden tussen hen lopen? De dubbele betekenis van rephaim is het onderscheid in Job 26:5 dat gevonden wordt in de LXX en de vrijmetselaarstraditie. De meeste Engelse Bijbels lezen: "Dode dingen worden gevormd van onder de wateren" in vertaling van de Masoretische tekst. De LES vertaling echter luidt: "Worden niet reuzen voortgebracht van onder het water en zijn medebewoners?" (Job 26:5). Andere bijbelse verwijzingen typeren het binnenste van de aarde als een soort voorraadvat, of gevangenis, waar God bepaalde gevallen entiteiten heeft gebonden, of het nu engelen, demonen, geesten of reuzen zijn - of allemaal (2 Petrus 2:4; Judas 6; Openbaring 9). Het zwarte ontwaken dat de vrijlating van machtige gevallenen markeert, wordt in verband gebracht met de beroemde rivier van Babylon: "Zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die gebonden zijn in de grote rivier de Eufraat" (Openbaring 9:14).

Het is een feit dat Saddam Hoessein Babylon aan het herbouwen was. Hij verbond zich met Nebukadnezar en gaf in de jaren tachtig meer dan 500 miljoen dollar uit aan het wederopbouwproject. Het project omvatte het bakken van meer dan zestig miljoen bakstenen, gegraveerd met de inscriptie: "Aan Koning Nebukadnezar in de regering van Saddam Hoessein."[xi]

Saddam geloofde dat hij de gereïncarneerde Nebukadnezar was[xii] en wenste de prestaties van de bijbelse koning na te bootsen en te overtreffen. Natuurlijk moet Saddam, gezien de Toren van Babel Stele, ook van plan zijn geweest om de Toren van Babel te herbouwen. (Toen hij werd ontdekt terwijl hij zich als een trol verborg, werd hij net als Nebukadnezar vernederd).

Meer dan een decennium geleden suggereerden onderzoekers William Henry[xiii] en Michael Salla[xiv] dat er een esoterische agenda achter de oorlog in Irak zat. Hoewel we onbeslist blijven over occulte samenzweringen, is het een feit dat belangrijke oude magische voorwerpen nooit zijn teruggegeven. Toen de bommen begonnen te vallen, waren onbetaalbare oude artefacten enkele van de eerste voorwerpen die verdwenen. Een nieuwsartikel onthulde bijvoorbeeld dat de bronzen panelen van de Balawat Poort bij de stad Nimrud "die in april uit het Mosul Museum waren gestolen kort na de val van Bagdad, nog steeds vermist zijn."[xv] In 2003 schreef Salla dat een interdimensionaal portaal "begraven zou kunnen liggen in de woestijn van Zuid-Irak, dat vermoedelijk een rol zal spelen in de 'voorspelde terugkeer van de goden. Toen ik tijdens de Golfoorlog in het populaire radioprogramma Coast to Coast AM zat met George Noory en me afvroeg waarom George W. Bush zo koppig vastbesloten was om de VS naar Irak/Babylon te brengen, ook al was Irak niet verbonden met de gebeurtenissen van 11 september 2001, gebeurde er in feite iets interessants. Ik had een aantal punten naar voren gebracht en gezegd dat sommige mensen geloofden dat de invasie te maken had met het creëren van een strategische plaatsing van militaire middelen van de VS tegen wat de regering zag als een groeiende dreiging van islamitische radicalen. Daarna zei ik dat anderen de invasie zagen als een poging om de Iraakse oliereserves in handen te krijgen en te houden; weer anderen geloofden dat 9/11 zelf een handige of georkestreerde gebeurtenis was (valse vlag) die de regering Bush in staat stelde haar wereldwijde overheersingsproject uit te breiden. Maar, zo suggereerde ik, sommigen sloegen misschien wel de spijker op zijn kop toen ze suggereerden dat bijbelse vindplaatsen in Babylon, die waren blootgelegd tijdens Saddam Hussein's reconstructie van de antieke stad, iets bezaten en dat de regering daarheen was gegaan om die te veroveren. Nadat ik klaar was met het gesprek met Noory en op weg was naar bed (rond 3 uur 's nachts), kreeg ik plotseling een e-mail van de "curator" van het Nationaal Museum van Irak (ook bekend als het Irak Museum, of het Bagdad Museum, dat veel relikwieën uit de Babylonische/Mesopotamische beschaving bevat), die naar de radioshow had geluisterd. Deze persoon beweerde dat mijn laatste idee over de invasie van de VS in Irak om iets te veroveren dat Saddam had blootgelegd, precies goed was. De e-mailer gaf me vervolgens een tijdelijk wachtwoord voor de digitale achterdeur van het museum, zodat hij het "bewijs" kon zien. Het eerste wat ik deed was verifiëren of de e-mail wel degelijk van @theiraqmuseum.com afkomstig was en ook of de verborgen achterpagina een uitbreiding was van de eigenlijke website van het museum. Toen ik dat bevestigd had, klikte ik op de link waar ik me moest aanmelden met het tijdelijke wachtwoord. Toen zag ik iets wat ik nauwelijks kon geloven: honderden en honderden stap-voor-stap beelden van de eerste dag van de invasie waarop Amerikaanse militairen en de Amerikaanse ambassadeur in het museum te zien waren. Iemand had van seconde tot seconde beelden gemaakt van een vrouw met traditionele hoofdbedekking die hen begroette en vervolgens een delegatie van Amerikaanse militairen met de Amerikaanse ambassadeur naar een grote deur met hangslot achter in het museum leidde, in een gebied waar het publiek niet mag komen. Deze deur werd van het slot gehaald, en de gewapende soldaten en de officiële Amerikaanse gezant volgden de vrouw een lange trap af naar een gigantische ondergrondse opslagruimte (zoiets als men zou kunnen zien in een Indiana Jones film, behalve dat dit echt was). Binnen stonden tientallen, zo niet honderden grote houten kisten met prachtige gouden en zilveren kunstvoorwerpen, die de wereld vermoedelijk nog nooit had gezien, voorwerpen van onschatbare waarde die kennelijk door Saddam waren opgegraven uit het zand van het oude Babylon. Daaronder bevonden zich gouden en zilveren koningsmaskers, heilige sieraden, spijkerschrifttabletten met onbekende geheimen, steles met mysterieuze inscripties en afbeeldingen, papyrus, vreemde ritueel aandoende voorwerpen, hoofdtooien, vaten, zwaarden, schilden, en nog veel meer. Uur na uur zat ik daar en bekeek de afbeeldingen een voor een.

Toen zag ik iets anders. Plotseling toonden de foto's een verandering in de houding van de toeschouwers. De menigte leek geagiteerd, of misschien opgewonden; ik wist niet zeker wat. Dit gebeurde toen de soldaten begonnen met het openen van een aantal kisten, groter dan een kist (in werkelijkheid ongeveer drie keer zo groot als een doodskist), die ver weggestopt waren in de hoeken van de verborgen ruimte. Toen de soldaten ze openden, keken ze naar binnen en gebaarden naar de ambassadeur. Hij keek in de kisten en liet ze weer sluiten zonder er iets uit te halen (ik kon niet zien wat er in de kisten zat). Onmiddellijk begonnen de soldaten deze kisten en enkele andere achter hen de trap op te dragen naar een transporthelikopter buiten. Daarna verlieten zij snel de stad Bagdad (deel van het oude Babylon) met de containers naar onbekende streken.

Ik was verbijsterd. Het was echt waar! Wat het Amerikaanse leger verder ook aan het doen was in Irak/Babylon, op het moment dat zij in de vlakten van Shinar aankwamen, waren zij rechtstreeks naar een top-geheime kamer onder het Babylon Museum gegaan waar Saddam Hoessein voorwerpen van nationaal belang uit de oude wereld had verborgen, en zij hadden deze containers verwijderd waarin iets zat dat de Amerikaanse regering wilde hebben - iets uit het oude Babylon - en dat was gevonden! Wat er ook in die grote kisten zat (er waren twee sterke soldaten aan elke kant nodig om ze uit die kamer te dragen), het was duidelijk belangrijker voor het Amerikaanse leger dan de onvervangbare gouden maskers en juwelen van oude koningen en koninginnen waarbij ze niet de moeite hadden genomen om die in beslag te nemen.

Uitgeput ging ik naar bed met de bedoeling de volgende ochtend verder te gaan met de beelden. Helaas werd ik de volgende dag wakker en ontdekte ik dat mijn "wachtwoord" was verlopen en dat de "curator" nooit meer wilde reageren.

Dus...was er oude portaaltechnologie verborgen in Irak? Zo ja, heeft de VS het verplaatst naar een geheime locatie? Is het in de handen van de toekomstige wereldleider op dit moment? Wat als het Amerikaanse leger die dag de overblijfselen van oude reuzen (met intact DNA?) uit Saddams geheime kluis heeft gehaald? Misschien waren het wel de overblijfselen van Nimrod zelf? Of zouden het gouden tabletten zijn geweest met geheime technologie van de Hoeders? Kaarten van een Sumerische sterrenpoort? Deze overpeinzingen zijn misschien realistischer dan een doorsnee lezer zich zou voorstellen, want verslagen uit de oudheid beschrijven inderdaad verboden kennis van de Wachters die was opgeschreven en begraven op geheime plaatsen met het uitdrukkelijke doel om na de zondvloed opnieuw ontdekt te worden!

De grote Engelse theoloog, George H. Pember, schrijft in zijn meesterwerk, Earth's Earliest Ages, hoe:

Gedurende bijna duizend jaar moet een immense accumulatie van kennis, ervaring en vaardigheid wetenschap, kunst en de uitvinding en vervaardiging van alle apparaten van een luxueuze beschaving hebben voortgebracht, met een snelheid die voor ons bijna onvoorstelbaar is .... En ongetwijfeld kunnen veel van de machtige werken die door de vroegere nakomelingen van Noach werden volbracht, beschouwd worden als voortgekomen uit herinneringen aan ongerepte grootsheid, en fragmenten van overlevering, overgeleverd door voorvaderen die een deel van hun bestaan hadden doorgebracht in het vorige tijdperk van menselijke glorie en verdorvenheid. Dit kan het gedurfde ontwerp zijn geweest van een letterlijk met wolken bedekte toren (Toren van Babel); de ontzagwekkende en prachtig versierde bouwwerken van Babylon en Nineve; en de wonderbaarlijke structuur van de eerste piramide, die, zoals het schijnt, een nauwkeurige kennis van de astronomische waarheid met zich meebracht, die op zijn minst op hetzelfde niveau schijnt te hebben gestaan als de roemruchte vorderingen van de moderne wetenschap. Al deze grote inspanningen werden immers verricht tijdens het leven van Sem, en waarschijnlijk ook tijdens dat van zijn broers.

Evenmin mogen we de recente ontdekkingen vergeten met betrekking tot de oerbeschaving van de Accadiërs, "het onvolgroeide en scheel kijkende volk van het oude Babylonië", waarvan het bestaan vijftig jaar geleden nog onbekend was voor ons. Hun taal was aan het uitsterven, en was een geleerd dialect geworden, zoals het Latijn van de Middeleeuwen, in de zeventiende eeuw voor Christus. En toch was hun intellectuele kracht zo groot geweest dat de beroemde bibliotheek van Agane, in die tijd gesticht door Sargon I., gevuld was met boeken "die ofwel vertaald waren uit Accadische originelen, of anders gebaseerd op Accadische teksten, en gevuld met technische woorden die tot de oude taal behoorden." Een catalogus van de astronomische afdeling, die bewaard is gebleven, bevat een aanwijzing voor de lezer om het nummer op te schrijven van het tablet of boek dat hij nodig heeft, en dit aan te vragen bij de bibliothecaris. "Sayce zegt: "De opstelling van Sargons bibliothecarissen moet het resultaat zijn geweest van generaties van vroegere ervaring. Is er een sterker bewijs "van de ontwikkeling van literatuur en onderwijs, en van het bestaan van een aanzienlijk aantal lezende mensen in deze verre oudheid"?

Volgens Berosus was er een antediluviaanse "Boekenstad" in Babylonië; en van Sisuthrus, de Chaldeeuwse Noach, "wordt gezegd dat hij zijn boeken begroef in Sippara vóór de Zondvloed, en dat hij ze opdelfde na de afdaling uit de Ark." [Wij hebben ook bewijzen dat er in zeer vroege tijden bekende bibliotheken waren in Erech, Ur, Cutha en Larsa [alle deel uitmakend van het oude Babylonische koninkrijk], waaraan observatoria en universiteiten waren verbonden.

Als we dan aan deze overwegingen maar hun juiste gewicht toekennen, lijken we gedwongen toe te geven dat de antediluvianen een perfectie in beschaving en hoge cultuur bereikt kunnen hebben die nog nauwelijks teruggevonden is, hoe trots we ook zijn op onze eigen tijd. xvii] (cursief toegevoegd)

Titus Flavius Josephus (gewoonlijk gewoon Josephus genoemd), de beroemde en gerespecteerde Romeins-Joodse geleerde uit de eerste eeuw, schreef zijn "geschiedenissen" in dezelfde tijd dat de apostelen van het Nieuwe Testament leefden. Ook hij beschreef hoe de kennis over het bouwen van torens en aanverwante "geheimen van de hemel" vóór de zondvloed speciaal werden opgetekend om na de zondvloed beschikbaar te zijn voor de mensheid. In zijn Antiquities of the Jews, schreef hij:

Zij waren ook de uitvinders van die bijzondere soort wijsheid die te maken heeft met de hemellichamen en hun orde. En opdat hun uitvindingen niet verloren zouden gaan voordat zij voldoende bekend waren, maakten zij op Adams voorspelling, dat de wereld nu eens door de kracht van het vuur en dan weer door het geweld en de hoeveelheid water zou worden vernietigd, twee pilaren; de ene van steen en de andere van baksteen; zij schreven hun ontdekkingen op beide pilaren, opdat, indien de pilaar van steen door de vloed zou worden vernietigd, de pilaar van steen zou blijven staan en deze ontdekkingen aan de mensen zou tentoonstellen; en zij deelden hun ook mede, dat er nog een pilaar van steen was, die door hen was opgericht. Deze nu is tot op heden in het land van Siriad overgebleven.[xviii]

Josephus heeft ook opgetekend hoe raadselachtige kennis van wiskunde, astronomie en torenbouw in verband met de sterren (portalen?) door Adams zoon Seth werd doorgegeven van de vroegste bouwers na de zondvloed aan zijn kinderen in de vlakten van Shinar. Daar trachtten zij de bouw na te bootsen van een apparaat dat God ertoe bracht hen in Genesis 11 te confronteren en te verdelen. Maar het achtste hoofdstuk van het Boek Jubileeën vermeldt specifiek het herstel van tenminste een deel van deze oude en verboden kennis van de Wachters als zijnde hersteld kort nadat de wateren van de zondvloed waren afgenomen:

In het negenentwintigste jubeljaar, in de eerste week, in het begin daarvan, nam Arpachshad zich een vrouw en haar naam was Rasu'eja, de dochter van Susan, de dochter van Elam, en zij baarde hem een zoon in het derde jaar in deze week, en hij noemde zijn naam Kainam. En de zoon groeide, en zijn vader leerde hem schrijven, en hij ging heen om voor zich een plaats te zoeken, waar hij voor zich een stad zou kunnen innemen. En hij vond een geschrift, dat vroegere geslachten in de rots hadden gekerfd, en hij las wat er op stond, en hij schreef het over en zondigde daardoor, want het bevatte de leer der Wachters, volgens welke zij de voortekenen van zon en maan en sterren in alle tekenen des hemels plachten waar te nemen. En hij schreef het op en zei er niets over, want hij was bang om er met Noach over te spreken, opdat deze niet boos op hem zou worden vanwege die leer.

We kunnen alleen maar gissen wat deze leringen van de Wachters inhielden, maar als het over de hemelen ging en mogelijk over locaties of methoden om de barrière tussen mens en engel te doorbreken, dan zou het precies overeenkomen met wat de Bijbel zegt over wat er gebeurde tijdens Nimrod's toren en technologische aspiraties.

Deze observaties kunnen belangrijker zijn dan we op het eerste gezicht denken, omdat de les die we kunnen trekken uit het incident van de Toren van Babel is dat zelfverwezenlijking, los van - en vooral in weerwil van - Gods wil gevaarlijk is. Ziggurats, piramiden en torens werden gebruikt om valse goden te kanaliseren - gecreëerde goden die verdoemd waren om te sterven als mensen. Daarmee is de cirkel rond en beslissen we over de vraag of deze oude poorten "poorten van de goden" waren (of zijn) of "doorgangen naar de vernietiging" in het voordeel van het laatste.

VOLGENDE: De wetenschap van de portalen

Eindnoten:

[i] Crossway Bibles, ESV Study Bible (Wheaton, IL: Crossway Bibles, 2008) 1233.

[ii] Chuck Missler, “The Most Important City in Iraq: The World Capital?” Personal Update News Journal (June 2004), KHouse, http://www.khouse.org/articles/2004/523/ (accessed December 31, 2014).

[iii] Joel Kalvesmaki, Septuagint Online, http://mysite.verizon.net/rgjones3/Septuagint/spexecsum.htm .

[iv] The Septuagint , transl. Sir Lancelot C. L. Brenton, 1851.

[v] Johan Lust, Erik Eynikel, and Katrin Hauspie, A Greek-English Lexicon of the Septuagint: Revised Edition (Deutsche Bibelgesellschaft: Stuttgart, 2003).

[vi] Cris Putnam and Thomas R. Horn, Exo-Vaticana: Petrus Romanus, Project L.u.c.i.f.e.r. and the Vatican’s Astonishing Plan for the Arrival of an Alien Savior (Crane, MO: Defender, 2013) 31–32.

[vii] Pseudepigrapha of the Old Testament , ed. Robert Henry Charles (Bellingham, WA: Logos Research Systems, 2004) 2:198.

[viii] George W. E. Nickelsburg and Klaus Baltzer, 1 Enoch: A Commentary on the Book of 1 Enoch , Includes the Text of the Ethiopic Book of Enoch in English Translation (Minneapolis, MN: Fortress, 2001) 274.

<Pam, Here is another one of those places where I can’t remove the hard return.>

[ix] James H. Charlesworth, The Old Testament Pseudepigrapha and the New Testament , Volume 2, 2:76.

[x] Maśṭēmâ originates from the Hebrew root śṭm, a by-form of śṭn (Wanke 1976: 821–822; [Satan], in Dictionary of Deities and Demons in the Bible DDD, 2nd extensively rev. ed. K. van der Toorn, Bob Becking and Pieter Willem van der Horst (Leiden; Boston; Grand Rapids, MI.: Brill; Eerdmans, 1999) 553.

[xi] Michael L. Galaty and Charles Watkinson, eds., Archaeology under Dictatorship (New York: Kluwer Academic/Plenum, 2004) 203.

[xii] Encyclopedia of the Developing World , ed., Thomas M. Leonard, 793.

[xiii] William Henry, “Saddam Hussein, The Stairway to Heaven and the Return of Planet X,” http://www.bibliotecapleyades.net/exopolitica/esp_exopolitics_k_1.htm (accessed December 30, 2014).

[xiv] http://exopolitics.org/Study-Paper2.htm .

[xv] J. M. Eisenberg, “ The Looting of Iraq’s Cultural Heritage: An Up-Date ,” in Minerva (UK), September-October 2003.

[xvi] http://www.exopolitics.org/Study-Paper2.htm .

[xvii] G. H. Pember, Earth’s Earliest Ages, Defender Publishing, 5th ed. (July 15, 2012), 172–175.

[xviii] Antiquities , “Chapter 2.Concerning the Posterity of Adam, and the Ten Generations from Him to the Deluge.Online,” ebook http://www.gutenberg.org/files/2848/2848-h/2848-h.htm (accessed January 27, 2015).

[xix] The Researchers Library of Ancient Texts: Volume One—The Apocrypha (Includes the Books of Enoch, Jasher, and Jubilees). (Crane, MO: Defender), 291.

Bron: THE FINAL NEPHILIM–PART 20: The Return of the Nephilim in Isaiah » SkyWatchTV