DE ONBIJBELSE BASIS VAN HET AMILLENNIALISME
Door Jonathan Brentner - 28 juli 2021
Ik weet dat mijn titel een beetje theologisch klinkt. Waarom breng ik het onderwerp van het amillennialisme ter sprake?
Ik doe dat omdat een groot aantal predikanten vandaag de dag een vorm van deze dwaalleer onderschrijven die het geprofeteerde herstel van een koninkrijk voor Israël ontkent, evenals de bijbelse belofte van Jezus' duizendjarige heerschappij voorafgaand aan de eeuwige staat.
Het amillennialisme domineerde de kerk tijdens de donkere eeuwen en hield stand tot lang na de Reformatie. De reden hiervoor ligt in drie factoren die deze leer meer dan duizend jaar hebben aangewakkerd en ook nu nog, althans tot op zekere hoogte, van kracht zijn.
Het is van vitaal belang voor ons geloof dat we de dwalende basis van het amillennialisme begrijpen, zodat we de dwaling kunnen herkennen en de integriteit van de Schrift kunnen verdedigen wanneer anderen ons op een dwaalspoor proberen te brengen.
ALLEGORIE
Los van de allegorisering van de Schrift, zou het amillennialisme niet bestaan. In plaats van profetie te interpreteren volgens de bedoeling van de bijbelse auteur, passen zij, die deze methode op profetie toepassen, de bijbelteksten aan met betekenissen die niet overeenstemmen met de woorden noch met de bedoeling van de auteurs.
De praktijk van het allegoriseren van bijbelse teksten begon met Philo, een Jood uit Alexandrië die leefde in de tijd van Christus. Hij bewonderde de Griekse filosofie en gebruikte allegorie als een middel om het Oude Testament in overeenstemming te brengen met het Grieks.
In de tweede eeuw na Christus namen Clement en Origenes Philo's allegorische benadering van Gods woord over. Clement (150-215 n.Chr.) "omarmde de Griekse filosofie en stelde dat de Schrift allegorisch begrepen moest worden om zich niet tegen te spreken"[i]. Origenes (185-254 n.Chr.) gebruikte allegorie om bijbelse profetie in overeenstemming te brengen met Plato's dualisme, dat stelde dat alleen het geestelijk, immateriëel rijk goed was.
Het kerkelijk concilie van Nicea, dat in 325 na Chr. bijeenkwam, veroordeelde de leer van Origenes en bevestigde de plaats van het boek Openbaring in het Nieuwe Testament, in directe tegenspraak met Origenes afwijzing van Jezus' duizendjarige regering zoals beschreven in Openbaring 20:1-10.[ii]
Aan het begin van de vijfde eeuw na Christus maakte een veel bekwamer theoloog, Augustinus, gebruik van Origenes allegorische benadering van de bijbelse profetie en stuurde hij de kerk weg van haar premillennialistische fundering ten gunste van het amillennialisme. Tijdens de donkere eeuwen erna breidden theologen Augustinus' allegorisering van profetische teksten uit tot passages in het Nieuwe Testament, wat leidde tot de besmetting van de leer van de rechtvaardiging door het geloof.
Wij zien ditzelfde patroon vandaag de dag gebeuren; de praktijk van het allegoriseren van Bijbelse profetie leidt na verloop van tijd steevast tot een ondermijning van de zuiverheid van het Evangelie en een aanvaarding van immorele culturele gedragsnormen. Allegorie blijft nooit beperkt tot bijbelse passages die handelen over profetie; het verspreidt zich altijd. Altijd.
HET BIJBELSE ANTWOORD: WOORDEN DOEN ERTOE
Woorden zijn belangrijk in de Schrift.
Let op de woorden van de apostel Petrus in 2 Petrus 1:20-21: "...dit allereerst wetende, dat geen profetie der Schrift voortkomt uit iemands eigen uitlegging. Want geen profetie is ooit voortgekomen uit de wil van een mens, maar mensen spraken uit God, terwijl zij werden meegesleept door de Heilige Geest". Zoals de profeten van weleer niet vanuit hun eigen inzicht spraken, zo moeten wij ook niet onze eigen particuliere "interpretaties" toepassen op wat zij schreven; wij moeten de woorden voor zichzelf laten spreken.
Het Griekse woord voor "sprak" in vers 21 is laleo. Volgens Trench in zijn boek Synoniemen van het Nieuwe Testament, is het "prominente begrip" van dit werkwoord: "het feit van het uitspreken van gearticuleerde spraak. . het zijn de woorden die geuit worden, en dat deze overeenkomen met redelijke gedachten . ."[iii] Bijbelse profeten, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, drukten waarheden uit in woorden zoals God hen bewoog door de Heilige Geest (zie ook 2 Tim. 3:16; Spreuken 2:6).
Ja, de bijbelse schrijvers gebruikten symboliek en stijlfiguren, maar zij deden dit op een manier die duidelijk was bij een normaal begrip van de tekst. Wij mogen niet afwijken van wat de schrijvers van de bijbelse profetie ons wilden laten weten op het moment dat zij schreven. Wij zijn niet vrij om de Schrift te interpreteren op een manier die niet overeenstemt met de woorden op de bladzijden, zoals veel voorgangers vandaag de dag doen, vooral met het boek Openbaring (zie mijn vorige post over dit onderwerp).
PLATONISME
Het allegoriseren van de Schrift begon met het doel om de Griekse filosofie verenigbaar te maken met het Oude Testament. Theologen als Origenes gebruikten het om de fysieke zegeningen van het millennium te verminderen en zo te voldoen aan de leer van Plato, die leerde dat alle materie slecht was.
Hoewel Augustinus beweerde het op de meeste punten met Plato oneens te zijn, nam hij toch het onbijbelse schema van de werkelijkheid van de filosoof op in zijn theologie. Hij verklaarde dat het millennium "voor hem niet bezwaarlijk zou zijn" als "de aard van het duizendjarig rijk eerder een 'geestelijk' dan een fysiek rijk zou zijn."[iv] Hij had bezwaar tegen de gedachten aan "vleselijke banketten," die hij visualiseerde als een onderdeel van zo'n koninkrijk.[v]
Augustinus' basis voor het verwerpen van het premillennialisme dat de eerste drie eeuwen van de kerk domineerde, kwam van Plato, niet vanuit de Bijbel.
Hoewel de Reformatoren het gebruik van allegorie om de Schrift te interpreteren resoluut verwierpen, behielden zij het met betrekking tot bijbelse profetie en zetten zo het amillennialisme van de Donkere Eeuwen voort. Een belangrijke reden hiervoor was de blijvende invloed van Plato op reformatoren als Calvijn en Luther.
E. J. Hutchinson citeerde in zijn artikel Calvin's Plato verschillende van Calvijns verwijzingen naar Plato. Hij vatte zijn bevindingen samen met de volgende woorden: "Concluderend, Calvijn maakt regelmatig gebruik van Plato's filosofie, zowel in filosofische als in theologische context. Verre van louter aantonend te zijn, vindt hij in Plato vaak een argumentatieve bondgenoot tegen zijn hedendaagse tegenstanders. Plato was, met andere woorden, een levende bron van waarheid voor Calvijn."[vi]
Calvijns affiniteit met Plato speelde een sleutelrol in zijn voortdurende gebruik van allegorie om de bijbelse beloften betreffende het toekomstige herstel van een koninkrijk voor Israël opnieuw te interpreteren. Zijn commentaar op de vraag van de discipelen over de toekomst van Israël in Handelingen 1:6 weerspiegelt duidelijk Augustinus' Platonische afkeer van de "vleselijkheid" die hij zag als een aspect van het millennium.
Maarten Luther, een voormalige monnik die ooit tot de orde der Augustijnen behoorde, nam ook geen afstand van Augustinus' Platonisme met betrekking tot toekomstige dingen. Hoewel niet zo duidelijk als bij Johannes Calvijn, behield Luther niettemin een hoge achting voor Plato.[vii]
Een belangrijke motiverende kracht voor de blijvende kracht van het amillennialisme sinds de tijd van Augustinus tot aan de huidige tijd is de lang volgehouden affiniteit van de georganiseerde kerk met Plato's dualisme.
HET BIJBELSE ANTWOORD: GOD SCHIEP DE MATERIËLE WERELD
De Bijbel weerlegt absoluut het dualisme van Plato. In heel Genesis 1 heeft God overduidelijk gemaakt dat Zijn schepping van de materiële wereld "goed" was.
Paulus schreef deze woorden in 1 Timotheüs 6:17: "Wat de rijken in deze tijd betreft, vermaan hen niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet te stellen op de onzekerheid van rijkdom, maar op God, die ons rijkelijk voorziet van alles om van te genieten." De Heer wil dat wij genieten van de goede gaven die Hij ons geeft, waaronder zeker ook materiële voordelen en aardse genoegens. Hij zegent ons zowel geestelijk als lichamelijk in dit leven, wat slechts een voorproefje is van de goedertierenheid die God ons in de eeuwigheid zal bewijzen (Efeze 2:7).
Denk aan de woorden van Psalm 16:11: "Gij maakt mij de weg des levens bekend; / in uw tegenwoordigheid is volheid van vreugde; / aan uw rechterhand zijn eeuwige genoegens." Zelfs toen ik de woorden van dit vers typte, voelde ik de platonische invloed op de kerk die mij suggereerde dat de betekenis van "genoegens" niet echt is wat er staat. De Bijbel zegt echter dat de verlosten van de Heer kunnen uitzien naar een wonderbaarlijke eeuwigheid, compleet met vele lichamelijke genoegens.
Als de Heer zegt dat we feestvieren bij het bruiloftsmaal van het Lam, waarom zou iemand dat dan vleselijk of zondig vinden; dat is belachelijk.
ANTI-SEMITISME
Ik kwam antisemitisme tegen in een profetieklas die ik een paar jaar geleden gaf. De man die zich vaak tegen mijn onderwijs verzette, hield vast aan een populaire variant van het amillennialisme, het zogenaamde preterisme, dat leert dat Jezus in 70 na Christus naar de aarde terugkeerde en de meeste, zo niet alle, toekomstige profetieën in de Bijbel vervulde. Pas aan het eind van de les ontdekte ik dat zijn haat tegen het Joodse volk aan de basis lag van zijn valse overtuigingen.
Antisemitisme was een factor in Augustinus' amillennialisme en het verklaart ook waarom de Reformatoren hun letterlijke benadering van de Schrift niet uitbreidden tot passages die het toekomstige herstel van een koninkrijk voor Israël leren. Zowel Calvijn als Luther hielden vast aan het antisemitisme dat de kerk tijdens de Donkere Middeleeuwen beheerste, en dat hielp op zijn beurt om het amillennialisme tijdens en na de Reformatie in stand te houden.
Met de terugkeer van het amillennialisme in veel evangelische kerken in de afgelopen vijfentwintig jaar is ook het antisemitisme weer opgedoken, zoals te zien is in de toenemende populariteit van het christelijke Palestinianisme en in de huidige antizionistische bewegingen. Hoe verder de kerk afdrijft van het premillennialisme, hoe vatbaarder zij wordt voor een onbijbelse visie op Israëls aanspraak op het Beloofde Land.
Laat ik duidelijk zijn: ik zeg niet dat degenen die nu onderwijzen dat de huidige natie Israël slechts een anomalie in de geschiedenis is, antisemitisch zijn, helemaal niet.
Dergelijk racisme is echter historisch één van de drie grondslagen van het amillennialisme geweest en de heropleving van deze leer verklaart, althans gedeeltelijk, de snelle toename van vijandigheid jegens Israël en het Joodse volk, zelfs binnen kerken die beweren de Bijbel te geloven.
HET BIJBELSE ANTWOORD: HET LAND BEHOORT AAN ISRAËL
Het Beloofde Land behoort aan Israël.
Psalm 105:8-11 vertelt ons dat Gods verbond met de aartsvaders met betrekking tot het Land een "eeuwigdurend verbond" is. Hoewel het genot van Israël van het land altijd afhankelijk is geweest van haar gehoorzaamheid, beloofde de Heer onvoorwaardelijk dat het Land altijd aan hen zou toebehoren. Wij hebben het einde van dit "eeuwig" nog niet bereikt; het verbond van het land blijft dus van kracht.
Afgezien van het feit dat de profeten van het Oude Testament onder de sluier van de allegorie worden gebracht, kan men de woorden van Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Zacharia niet lezen zonder de bedoeling van de Heer te erkennen om Israël in de toekomst ooit een glorieus koninkrijk terug te geven. Als de woorden van de Schrift betekenen wat zij zeggen, en dat doen zij, dan zal God al Zijn beloften aan de nakomelingen van Jakob nakomen.
Elke haat tegen een bepaald ras of een bepaalde groep mensen is slecht; het is iets dat God haat. Antisemitisme in de gevestigde kerk tijdens de donkere middeleeuwen, aangewakkerd door Augustinus' amillennialisme, leidde tot eeuwen van moordzuchtige haat jegens het Joodse volk.
CONCLUSIE
Het amillennialisme kwam weer tot leven onder Augustinus en bloeide tijdens de Middeleeuwen omdat hij de allegorisering van de Schrift populariseerde om de bijbelse profetie op één lijn te brengen met de leringen van Plato en diens haat tegen het Joodse volk.
Dezelfde drie factoren versterkten het amillennialisme tijdens de donkere eeuwen, hielden het in stand en door de Reformatie heen, en dragen in verschillende mate bij aan de duurzaamheid en groeiende populariteit ervan in veel kerken vandaag de dag.
Het amillennialisme heeft sinds de tijd van Augustinus catastrofale resultaten opgeleverd binnen en buiten de kerk en blijft de integriteit van de Schrift ondermijnen in kerken waar het al enkele jaren de steunpilaar van het onderwijs is. De woorden van Mattheüs 7:15-20 komen in dit verband bij me op.
Eindnoten:
[i] Randy Alcorn, Heaven (Carol Stream: Tyndale House Publishers, 2004), p. 477.
[ii] Grant R., Triomfantelijke wederkomst: The Coming Kingdom of God (Colorado Springs: Waterbrook Press, 2001), p. 127.
[iii] Richard C. Trench, Synonyms of the New Testament (Grand Rapids: Wm. B. Eerdmans Publishing Company, 1975), p. 287).
[iv] Allen, D. Matthew, Theologie op drift: The Early Church Fathers and Their Views of Eschatology, Een artikel gepubliceerd op de Bible.org website, Hoofdstuk Vijf
[v] Ibid.
[vi] E. J. Hutchinson, in zijn artikel Calvin's Plato, op The Calvinist International website: https://calvinistinternational.com/2017/08/07/calvins-plato/
[vii] Zie Eric Parker, The Platonism of Martin Luther, op The Calvinist International website: https://calvinistinternational.com/2013/05/20/the-platonism-of-martin-luther/
Bron: The Unbiblical Basis of Amillennialism — Jonathan Brentner