Waarom Arabische Knessetleden de staat haten
8 april 2021 - door Victor Rosenthal
Op dinsdag werd Israëls 24e Knesset beëdigd. Hen werd gevraagd zich te verbinden om "...trouw te zijn aan de Staat Israël en met toewijding [hun] zaak in de Knesset te vervullen." De meerderheid van hen antwoordde "Ik beloof", maar vier Arabieren en een Joodse communist deden dat niet. De Arabieren, leden van de Hadash (communistische) en Balad ("land"-partijen) zeiden dat zij zich zouden inzetten voor de strijd tegen de "bezetting en apartheid" of "racisme en racisten". De verklaringen werden niet aanvaard en de vijf werden uit de zaal weggeleid. Zij zullen een aantal voorrechten van het lidmaatschap van de Knesset verliezen totdat zij de juiste verklaring afleggen, zoals bepaald in de basiswet voor de Knesset. Ik heb niet kunnen vaststellen of zij ook niet betaald zullen worden, hoewel ik daar niet op hoop.
Dit is niets nieuws. Arabische Knessetleden verlieten in 2013 de ceremonie vóór het zingen van Israëls volkslied, Hatikva. Toenmalig Knessetlid Hanin Zoabi van de Balad partij legde uit dat "voor een Arabische vrouw, geboren in dit land, het volkslied mij onderdrukt en vernedert." Het lied drukt de "Joodse geest uit die verlangt ... om een vrij volk te zijn in óns land, het land van Zion en Jeruzalem". Zoabi en andere Palestijnse nationalisten verwerpen het idee van een Joodse staat; hun officiële platform roept op tot een Palestijnse staat in Judea/Samaria en de "terugkeer" van de nakomelingen van de Arabische vluchtelingen van 1948 naar het gebied van vóór het Israël van 1967 en de oprichting van een binationale staat. Zij beschouwen zichzelf als de "ware eigenaars van de grond" en daarom zijn de gevoelens die in Hatikva tot uitdrukking worden gebracht voor hen beledigend.
Alle Arabische partijen en de Arabisch-Joodse communistische partij zijn expliciet antizionistisch. Balad wordt gefinancierd door Qatar; de Ra'am-partij van Mansour Abbas - die ironisch genoeg (en naar mijn mening schandalig) uiteindelijk met haar stemmen een coalitie van Netanyahu zou kunnen steunen - wordt geassocieerd met de Moslim Broederschap, de moeder en beschermheer van Hamas. De basiswet voor de Knesset zegt dat "ontkenning van het bestaan van de Staat Israël als Joodse en democratische staat" een kandidaat diskwalificeert om zich verkiesbaar te stellen voor de Knesset. Als deze wet zou worden toegepast, zou waarschijnlijk geen van de huidige Arabische Knessetleden in aanmerking komen.
Ongeveer 20% van de burgers van Israël zijn Arabieren, meestal de afstammelingen van Arabieren die het gebied dat in 1948 Israël werd, niet ontvluchtten. Sommigen zijn inwoners van Oost-Jeruzalem die het Israëlische staatsburgerschap aanvaardden toen het na de oorlog van 1967 werd aangeboden (hoewel de meesten weigerden en permanente inwoners blijven die wel aan gemeenteraadsverkiezingen maar niet aan nationale verkiezingen mogen deelnemen). Arabieren zijn een essentieel onderdeel van Israëls economie en culturele leven.
En zij gaan nergens heen. Meir Kahane beweerde dat als zij niet uit het land verwijderd zouden worden, zij de Joodse meerderheid demografisch zouden inhalen; maar naarmate de tijd verstreek en de Joodse en Arabische geboortecijfers de neiging vertoonden naar elkaar toe te groeien, is deze zorg afgenomen. Anderzijds, indien zou blijken dat de politieke standpunten van de Arabische Knessetleden representatief zijn voor de bevolking, dan is de aanwezigheid van een grote minderheid die gekant is tegen het bestaan van de Joodse staat als zodanig, uiterst gevaarlijk. Is er inderdaad zo'n minderheid?
Dat is geen eenvoudige vraag. Uit verschillende enquêtes van de laatste jaren blijkt dat een grote meerderheid van de Arabische burgers van Israël tevreden is met hun leven hier, en niet in een ander land zou willen wonen - zeker niet in de Palestijnse Autoriteit of in Gaza. Verrassend genoeg blijkt uit een recente opiniepeiling dat een derde van hen zelfs het optreden van premier Netanyahu goedkeurt, die door Joods Links voortdurend wordt beschuldigd van anti-Arabisch racisme.
Anderzijds beweert een grote meerderheid dat zij gekant zijn tegen de definitie van Israël als natiestaat van het Joodse volk, zoals die in de wet op de natiestaat tot uitdrukking komt, en dat zij de voorkeur zouden geven aan een staat van al zijn burgers. Maar het lijkt erop - en anekdotisch bewijs ondersteunt dit idee - dat de economische en fysieke veiligheid die zij in Israël vinden, zwaarder weegt dan ideologische overwegingen.
Deze situatie is niet ideaal, maar is waarschijnlijk het best denkbare. Het ideologische meningsverschil komt voort uit het traditionele Palestijnse verhaal, waarin zij zichzelf zien als de oorspronkelijke bewoners van het land die werden verdrongen en van wie hun land met geweld werd gestolen door een golf van Europees-Joodse indringers. Dit verhaal betekent een zware klap voor de eer van de Arabische gemeenschap, een eer die volgens sommigen van hen alleen kan worden herwonnen door de gewelddadige verdrijving van de indringers. Soms wordt dit ook opgevat als een verlies van eer voor de Moslim ummah, in welk geval er een sterke religieuze verplichting bestaat om die eer te herwinnen. De combinatie van deze overtuigingen kan hun houders ervan aanzetten tot gewelddaden, zelfs tot zelfmoordterrorisme.
Hoewel de meeste Arabieren in Israël geen extremisten zijn, beïnvloedt het verhaal hun collectieve bewustzijn in sterke mate. Soms komt dit tot uiting op manieren die ons schokken, zoals in het recente onthaal van een terrorist die na 35 jaar gevangenisstraf werd vrijgelaten voor de gruwelijke marteling van en moord op een jonge Joodse soldaat.
Het Palestijnse verhaal wordt onderwezen in het Israëlisch-Arabische schoolsysteem, en door linkse Joodse en Arabische docenten aan universiteiten. Het dringt door in de Arabische cultuur: theater, poëzie en muziek weerspiegelen het. Hoewel Jodenhaat en de verheerlijking van martelaarschap ten dienste van de zaak geen deel uitmaken van de officiële lesprogramma's zoals in Gaza of de Palestijnse Autoriteit, maakt het deel uit van de conventionele wijsheid in Arabische gemeenschappen dat anti-Israël terroristen helden en heldinnen zijn, zelfs als hun acties als onpraktisch worden beschouwd. En het Palestijnse verhaal is een essentieel onderdeel van de ideologie van Arabische intellectuelen, met inbegrip van leden van de Knesset, ongeacht of het al dan niet verband houdt met een religieuze, Palestijnse nationalistische of pan-Arabische boodschap.
Zou er een Arabisch bewustzijn kunnen bestaan dat werkelijk het feit van een Joodse staat aanvaardt, een bewustzijn dat begrijpt dat er niets fundamenteel onwettigs is aan de staat, en een bewustzijn dat het besluit om als een minderheid te leven in een staat die aan iemand anders toebehoort, niet als beschamend kan zien?
Dat zou een nieuw begrip van de geschiedenis van de staat vergen, dat scherp ingaat tegen het bestaande Palestijnse verhaal. Het zou rekening moeten houden met de werkelijke geschiedenis van het Joodse volk en de Palestijnse Arabieren in de regio, in plaats van met de mythen die voor politieke doeleinden zijn gecreëerd. Het zou de migraties moeten beschrijven van de verschillende groepen die samen de huidige Palestijnen vormen, en geen verhalen moeten verzinnen over Filistijnen en Kanaänieten. Het zou moeten aanvaarden dat Joden duizenden jaren in de regio hebben gewoond en een Tempel in Jeruzalem hebben gebouwd (en trouwens dat Jezus een Judeeër was). Tenslotte zou men het idee moeten laten varen dat de Palestijnen het slachtoffer zijn van joods kolonialisme, en dat zij inheems zijn en wij niet.
Helaas zijn de academici die deze versie van het verhaal zouden onderwijzen, een versie die zowel door Joden als Arabieren zou kunnen worden aanvaard omdat zij waar is, inderdaad zeldzaam. De postmoderne opvatting dat alle verhalen even waar (of onwaar) zijn, is tegenwoordig gemeengoed. De politici die dit aannemen, zouden gedwongen zijn hun politieke voordeel op te geven dat ze hebben verkregen door het aanwakkeren van wrok en haat, waardoor ze in het nadeel zouden zijn ten opzichte van degenen die dat niet deden (dat is de reden waarom alle Arabische Knessetleden op zijn minst lippendienst bewijzen aan het Palestijnse nationalisme).
Ik verwacht niet dat dit zal gebeuren, althans niet vandaag met de huidige groep van personages, zowel Joodse als Arabische. Dus het beste waar we op kunnen hopen is een toegenomen pragmatisme, een begrip dat het dagelijks leven belangrijker is dan ideologie. Het is niet perfect, maar we kunnen ermee leven.
Bron: Why Arab MKs Hate the State | Abu Yehuda