www.wimjongman.nl

(homepagina)

Reuzen, goden en draken (deel 2): Draken in de tuin van God

25 oktober 2020 - door Derek Gilbert

Deel 1

We hebben iets geleerd over de originele rebel: de entiteit genaamd Chaos. En we hebben overwogen hoe dit ook verbonden kan zijn met de Titanen van vroeger. Laten we dieper graven in Gevangene Nul en zijn ultieme einde.

Voor nu, zelfs als gevangene, oefent Chaos een slechte invloed uit op alle schepselen, zowel in onze fysieke wereld als in het geestenrijk. Het kwaad van Gevangene Nul kan de tweede opstand hebben geïnspireerd, die plaatsvond in een speciale tuin.

Wist je dat Eden de originele heilige berg van God was? Ja, Eden was een tuin, maar het was een tuin op een berg. We leren dit van Ezekiel 28:

U was een cherub die zijn vleugels beschermend uitspreidt.
Daarvoor heb Ik u aangesteld.
U was op Gods heilige berg,
u wandelde te midden van vurige stenen.
Volmaakt was u in uw wegen,
vanaf de dag dat u geschapen werd,
totdat er ongerechtigheid in u gevonden werd.
Door de overvloed van uw handel
vulde men uw midden met geweld,
en ging u zondigen.
Daarom verbande Ik u van de berg van God,
en deed Ik u verdwijnen, beschermende cherub,
uit het midden van de vurige stenen. (Ezekiel 28: 14-16)

Eden was meer dan een tuin. Meer dan een paradijs. Het was de plaats waar de goddelijke Raad bijeenkwam, de "zetel van de goden" op "de berg van God". Adam en Eva waren er, en zij dienden naast de "oudere broers" — of elohim—als leden van de goddelijke Raad van de Heer.

Het was in Eden dat de vijand eerst een PSYOP (psychologische operatie) in dienst nam. En deze PSYOPs vormen sindsdien een belangrijk onderdeel in het arsenaal van de vijand. In dit geval: "jullie zullen als goden zijn.”

Natuurlijk was dat een ordinaire leugen. In plaats van God te worden, verloren Adam en Eva hun onsterfelijkheid, stierven spiritueel, werden uit hun huis (de tuin) gezet, uit de goddelijke raad verdreven en werden van de heilige berg verwijderd.

Allemaal omdat ze luisterden en geloofden in de leugen van een slang.

We hebben het al gehad over de eerste rebel, Chaos, maar wie is deze tweede vijand? Wie is de slang in de tuin?

De naam "Satan" betekent" "aanklager" en is geschreven ha-shaitan in het Oude Testament. Het is geen persoonlijke naam, maar een functie — de satan. Ha-shaitan betekent "de aanklager" of "de tegenstander". Zie het als het optreden van het kantoor van de aanklager — degene die de verdachte beschuldigt van een misdaad.

Nu was de slang sluwer dan enig ander beest van het veld dat de Heer God had gemaakt. (Genesis 3:1)

Het woord vertaald als "slang" in dit vers is nachash. Het is gebaseerd op een bijvoeglijk naamwoord dat "helder" of "brutaal" betekent, zoals glanzend koper. De naam nachash kan "slang" betekenen, maar het kan ook betekenen "iemand die waarzeggerij beoefent". In het Hebreeuws is het niet ongewoon dat een bijvoeglijk naamwoord wordt omgezet in een zelfstandig naamwoord — de term is "substantieel". Als dat hier het geval is, kan nachash betekenen "schijnen", wat overeenkomt met andere beschrijvingen van de satanfiguur in het Oude Testament.

In Jesaja 14 bijvoorbeeld, wordt het personage "Lucifer" genoemd in de King James vertaling, gebaseerd op de Latijnse woorden die door Hieronimus zijn gekozen (lux + Furious, wat "lichtbrenger" betekent). Maar de originele Hebreeuwse tekst noemt hem — niet "lichtbrenger" — maar Helel ben Shachar, wat betekent "stralende, zoon van de dageraad.”

Nu, overweeg dit in Daniel 10:

Ik sloeg mijn oogen op en zag, en zie, een Man gekleed in linnen, met een gordel van fijn goud van Uphaz rond zijn middel. Zijn lichaam was als turkoois, zijn gezicht als de verschijning van de bliksem, zijn ogen als brandende fakkels, zijn armen en benen als de glans van gepolijst brons, en het geluid van zijn woorden als het geluid van velen. (Daniël 10:5-6; nadruk van mij)

Blijkbaar is "stralend" een passende beschrijving van de engel die de Prins van Perzië (een bovennatuurlijk wezen) moest bevechten om zijn boodschap aan Daniel te brengen.

KIJK NAAR DE NIEUWE ONDERZOEKSREEKS! REUZEN, GODEN EN DRAKEN

Zegt de Bijbel dat ze echt waren en terugkomen!?

Een ander voorbeeld vond plaats ongeveer negenhonderd jaar voor Daniël, toen de Israëlieten begonnen te klagen (en klagen en klagen) op hun weg uit Egypte. Als antwoord zond God saraph nachash ("vurige slangen") om hen te kwellen. Saraph is het basiswoord van seraphim, wat grofweg betekent "brandend". De Hebreeuwse woorden saraph en nachash worden door elkaar gebruikt, dus in plaats van "vurige slangen," zou de vertaling moeten luiden "saraph slangen.”

Deuteronomium 8:15 prijst Yahweh voor het brengen van Israël door "de grote en angstaanjagende woestijn, met zijn vurige slangen", die de onderlinge verwisselbaarheid van saraph en nachash versterkt.

Nu, als het mentale beeld van brandende slangen niet vreemd genoeg is, heeft de profeet Jesaja twee keer verwezen naar vliegende slangen (saraph `uwph, in Jesaja 14:29 en 30:6). En in zijn beroemde troonkamer-visioen, zag Jesaja:

...de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. (Jesaja 6:1-2)

 

Reproductie van een gouden halsband die een gevleugelde godin van de slang uitbeeldt, gevonden in het graf van Koning Toetanchamon (1332-1323 v.Chr.).

Nogmaals, het basiswoord van "seraphim" is saraph, hetzelfde woord vertaald als "slang" in Numeri en Deuteronomium. In feite, afgezien van de Jesaja 6 passage hierboven, verwijst elke vermelding van "serafijnen" in het Oude Testament naar slangachtige wezens!

Het komt hierop neer: wat Adam en Eva in de Tuin zagen was geen pratende slang, maar een nachash — een stralende, goddelijke entiteit, zeer waarschijnlijk met een slangachtig uiterlijk.

Je vraagt je waarschijnlijk af hoe de rebel in Eden een van de serafijnen en een van de cherubijnen kan zijn. Goede vraag.

Cherubijnen in de Bijbel worden meestal genoemd in beschrijvingen van het Verzoeningsdeksel op de Ark van het Verbond en in verwijzing naar de gesneden decoraties in de Tempel van Salomo. Twee opmerkelijke uitzonderingen zijn de Cherubijnen die de ingang van Eden bewaken en de vier Cherubijnen die Ezechiël zag in zijn beroemde "wiel binnenin een wiel"-visioen door het Chebar kanaal.

In tegenstelling tot de typische afbeelding van de kunstenaar als gevleugelde, vaak vrouwelijke engelen (vergeet de mollige, gevleugelde baby's uit Renaissance schilderijen maar helemaal), de cherubijnen waren angstaanjagend:

Dit was hun uiterlijk: zij hadden de gedaante van een mens. Ieder afzonderlijk had vier gezichten en ieder afzonderlijk van hen had vier vleugels. Hun voeten waren rechte voeten en hun voetzolen waren als de voetzolen van een kalf, glinsterend als de schittering van gepolijst koper.

Aan hun vier zijden, onder hun vleugels, hadden ze mensenhanden. Wat betreft hun gezichten en hun vleugels zo: Hun vleugels raakten elkaar. Zij draaiden zich niet om wanneer zij gingen, zij gingen ieder recht voor zich uit.

Hun gezicht leek op het gezicht van een mens, bij alle vier van rechts op de kop van een leeuw, bij alle vier van links op de kop van een rund, en alle vier hadden zij de kop van een arend.

Hun gezichten en hun vleugels waren naar boven uitgestrekt. Ieder had twee vleugels, die elkaar raakten, en ieder had twee vleugels die hun lichaam bedekten. Zij gingen ieder recht voor zich uit. Waar de Geest heen wilde gaan, daarheen gingen zij. Zij draaiden zich niet om wanneer zij gingen.

Wat de gedaante van de levende wezens betreft: hun uiterlijk was als brandende kolen in het vuur, als het uiterlijk van fakkels. Dat vuur ging heen en weer tussen de levende wezens. Het vuur had lichtglans en uit het vuur schoot een bliksem.

En de levende wezens schoten heen en weer als een bliksemschicht. (Ezechiël 1:5-14; nadruk van mij)

Dat komt overeen met het idee van "schijnen" of "branden", verbonden met de nachash en de seraphim. Vergelijk Ezechiël 1 met Ezechiël 10:

Iedere cherub had vier gezichten: het eerste gezicht was het gezicht van een cherub, het tweede gezicht het gezicht van een mens, het derde de kop van een leeuw, en het vierde de kop van een arend. (Ezechiël 10:14)

Zag je dat het eerste gezicht een cherubijn was in plaats van een kalf? De gezichten van mens, leeuw en adelaar zijn hetzelfde. Waarom de verandering? Is er een verband tussen de cherubijn en het kalf?

Eigenlijk wel.

 

Medeauteur Derek Gilbert met een Assyrische lamassu in het British Museum. Merk op dat het beeld alle vier aspecten van de cherubijn omvat: mens (gezicht), kalf (lichaam), adelaar (vleugels) en leeuw (voeten).

Het woord "cherubijn" komt waarschijnlijk van de Akkadiaans karibu (de "ch" zou een hard "k" geluid moeten zijn). Het betekent "bemiddelaar" of "degene die bidt". De karibu werden meestal afgebeeld als gevleugelde stieren met menselijke gezichten, en enorme beelden van de karibu werden opgezet als goddelijke beschermers bij de ingangen van paleizen en tempels. Dit is de rol van de cherubijn "ten oosten van de tuin van Eden: de weg bewaken naar de boom des levens".

Cherubijnen waren de gouden standaard voor het bewaken van royalty's in het Oude Nabije Oosten. In Assyria werden ze lamassu genoemd, en de Akkadiërs noemden ze shedu. Ze werden soms afgebeeld als gevleugelde leeuwen in plaats van stieren, en ze werden vaak opgenomen in de tronen van koningen. Dus de functie van de bijbelse cherubijn, het bewaken van de boom des levens en het dragen van de troon van God, was volledig in overeenstemming met wat de buren van de Israëlieten geloofden over deze wezens. Gebaseerd op wat archeologen hebben gevonden in het Oude Nabije Oosten, waren de cherubijnen meer als gevleugelde sfinxen dan humanoïden met vleugels.

Dus, we hebben de nachash geïdentificeerd, een van de entiteiten - goden, als je wilt (het is het woord dat God voor hen gebruikt) — in de goddelijke samenkomst op Gods heilige berg. Maar hoe zit het met de andere goden? Wie was er nog meer in Eden met God, Adam, Eva en de nachash? Wat weten we over hen?

Eigenlijk meer dan je zou denken. We weten dat die goden in de tuin waren, anders zou de Heere Ezechiël niet hebben geïnspireerd om Eden "de zetel van de goden" te noemen. En het is mogelijk dat ze zo genoemd worden in Ezechiël 28, alleen niet op de manier die we verwachten.

Geleerden zijn het er over het algemeen over eens dat Ezechiël 28 verbonden is met Jesaja 14, een ander verslag van de goddelijke rebel die uit Eden wordt gegooid.:

"Hoe bent u uit de hemel gevallen,
morgenster, zoon van de dageraad!
U ligt geveld op de aarde,
overwinnaar over de heidenvolken!
En ú zei in uw hart:
Ik zal opstijgen naar de hemel;
tot boven Gods sterren
zal ik mijn troon verheffen,
ik zal zetelen op de berg van de ontmoeting
aan de noordzijde." (Jesaja 14:12-13)

Ezechiël 28 en Jesaja 14 beschrijven dezelfde gebeurtenis, dus we hebben bevestiging van andere goddelijke wezens in Eden. In het Ezechiël-verslag beschrijft God hoe de "gezalfde beschermheer cherubijn" uit Eden werd geworpen, waar hij ooit "midden tussen de vurige stenen liep". Vergelijk dat met wat we hierboven bespraken over de bronzen, gloeiende of gepolijste verschijning van de wezens die Mozes, Daniël en Jesaja tegenkwamen. En in Psalm 104:4 lezen we dat God "Zijn boodschappers winden, zijn dienaren een brandend vuur maakt".

In de Jesaja 14-passage hierboven zien we ook een verwijzing naar de "sterren van God". Geleerden zijn het erover eens dat "sterren" in het Oude Testament vaak verwijzen naar de bene ha'Elohim ("zonen van God").

 

Het boek 1Henoch beschrijft engelen in de onderwereld als brandende bergen.

De goddelijke rebel in Eden werd uit de tuin verbannen vanwege zijn trots en zijn verlangen om zijn troon "boven de sterren van God" te zetten — de zonen van God die verschijnen als wezens van vuur en licht. Dus is het waarschijnlijk dat de "stenen van vuur" in Eden de zonen van God waren, engelachtige wezens die de nachash wilde regeren vanaf zijn eigen "berg van samenkomst".

Apologeten van de Bijbel proberen vaak verklaringen aan te bieden voor de supernaturalisatie van de raadselachtige verwijzingen van vurige, vliegende slangen door naturalistische verklaringen. Sommigen suggereren dat de vurige serpenten van Numeri 21 adders waren, gevaarlijke giftige slangen afkomstig van het Sinaï schiereiland. Anderen beweren dat de verzen het bewijs zijn dat draken of pterodactyls in leven waren tijdens de Exodus. Beide suggesties missen het punt. We moeten het bovennatuurlijke in de gaten houden.

De gevolgen van de opstand in Eden waren direct en hard:

De Heere God zeide tot de slang: "Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt, boven al het vee en boven alle dieren van het veld; op uw buik zult gij gaan, en stof zult gij eten alle dagen van uw leven." (Genesis 3:14)

Goedbedoelende christenen wijzen vaak naar dat vers als het moment dat slangen hun benen verloren. Nogmaals, daar gaat het niet om. God heeft de poten van slangen niet verwijderd; hij beschreef de straf van de nachash in figuurlijke taal. Wat er gebeurde was dit: de nachash werd geworpen van de top van het bovennatuurlijke rijk, "vol van wijsheid en volmaaktheid in schoonheid," om de heer van de doden te worden.

Voor Adam en Eva trof de verbanning hen beiden en al hun nakomelingen tot op de dag van vandaag. In plaats van met God te leven als leden van zijn Raad, hebben wij mensen millennia geworsteld om een wereld te begrijpen die vaak nergens op slaat. De herinnering aan onze korte tijd in de tuin van God is door de lange en vele eeuwen heen dieper geëscaleerd, en het kan de bron zijn van ons geloof dat bergen op een of andere manier speciaal zijn: voorbehouden aan de goden.

Eden was een weelderig, goed bewaterd gebied op de heilige berg van God, waar Yahweh zijn goddelijke Raad voorzit. De Raad omvatte de eerste mensen samen met de loyale elohim.

De lange oorlog tussen Yahweh en de zonen van God die rebelleerden, gaat niet alleen over de controle van het geestenrijk, het gaat ook over de vraag of de mensheid zal worden hersteld naar zijn rechtmatige plaats "in de zetel van de goden" — onder de goddelijke Raad op de heilige berg van God. We zien Gods strijdplannen en verwijzingen naar eerdere schermutselingen in de Bijbel, maar er komt een dag dat hij alle vijanden zal vernietigen.

Tenminste zijn een deel ervan slangachtigen. En vergeet niet - een goed woord om "vliegende vurige slangen" te beschrijven, is draak.

Notities

1 Numeri 21:4–9.

2 Genesis 3:24.

3 Het boek Henoch de gevallen engelen beschrijft als “branden bergen” (Henoch 18:13, 21:3).

4 Jesjaj 14:9-10.

Bron: Giants, Gods, and Dragons (Part 2): Dragons in the Garden of God » SkyWatchTV