www.wimjongman.nl

(homepagina)

Daniël 8 - De Ram, de 'geitenbok' en weer de 'kleine hoorn'

Door Howard Bass - 9 augustus 2020

Deel 1 - Deel 2 - Deel 3 - Deel 4 - Deel 5 - Deel 6 - Deel 7 - Deel 8
 

(Foto: John Snyder/Wikimedia Commons)

 

 

Daniël 8

Daniel 8 keert terug naar de Hebreeuwse taal van het Joodse volk in hun thuisland en in hun gebeden. De dromen en visioenen die in het hele boek van Daniël zijn vastgelegd, bouwen voort en bevestigen de waarheid van elk van hen. Ze zijn consistent; en in dit hoofdstuk zullen we weer de "kleine hoorn" zien die voor het eerst verscheen in het vorige hoofdstuk, dat was geschreven in het Aramees, hoewel deze keer in een andere omgeving. De ram en de geitenbok zijn nog een andere beschrijving van twee van de vier dierenkoningen en van de vier metalen koninkrijken. (Dan 2 en 7) Laten we in gedachten houden dat het boek Daniël tot deze laatste dagen verzegeld en gesloten was: het is nu open, en het opent. Er wordt hier ook gezegd dat het visioen voor de tijd van het einde op de afgesproken tijd is. (v 17, 19, 26; 9:27; 10:14; 11:27, 35, 40; 12:4, 9, 13)


v 1-2 Daniel had dit tweede visioen in het derde jaar van koning Belshazzar, twee jaar na zijn eerste droom. In het visioen zag Daniël zichzelf in Shushan, de hoofdstad van Elam, en bij de rivier de Ulai.

We kennen Shushan (Susa) van de rol van Esther, en het was de hoofdstad van het rijk van de Meden en de Perzen (het tweede koninkrijk, van zilver, en het tweede beest dat eruit zag als een beer).

v 3 Daniël zag een ram met twee hoorns bij de rivier, met één hoorn hoger die na de andere hoorn opgroeide.

v 4 Daniël zag de ram naar het westen, naar het noorden en naar het zuiden stoten op een manier dat geen enkel dier (beest) ertegen kon opstaan; ook kon niemand zich van zijn macht bevrijden, en hij deed wat het wilde doen, en werd groot. (Deze ram was oostwaarts.)

v 5 Toen Daniël het overdacht, kwam er plotseling een geitenbok uit het westen, die als het ware over het hele land vloog. Deze geitenbok had een opvallende hoorn tussen zijn ogen.

v 6 De geitenbok kwam naar de ram bij de rivier, en rende met woeste kracht op hem aan.

 

v 7 De geitenbok viel de ram met woede aan en brak zijn twee hoorns. De ram had geen kracht om de geitenbok te weerstaan, die de ram op de grond gooide en hem vertrapte. Niemand kon de ram van de geitenbok redden.


v 8 De geitenbok werd toen heel groot, maar toen hij sterk werd, werd zijn grote hoorn gebroken, en in plaats daarvan groeiden vier opvallende hoorns in alle vier de richtingen op.

v 9 Uit één van de vier opvallende hoorns kwam een kleine hoorn, die groot werd, naar het zuiden, oosten en westen - het Glorieuze Land - wat betekent dat deze kleine hoorn uit de noordelijke hoorn kwam.

 

v 10 Deze kleine hoorn groeide op om zich te verzetten tegen het leger van de hemel, en hij wierp een deel van de leger neer, en van de sterren, en vertrapte ze. (Openbaring 12)

v 11 Hij verheft zich tegen de Vorst van de leger, en stopt de dagelijkse offers en vernietigt de Tempel van God.

v 12 Wegens overtreding verzet het leger van de hoorn zich tegen de offers, en hij werpt de waarheid op de grond - maakt de waarheid tot leugens, en lastert God - en bloeit op.

v 13 Daniël hoorde een heilige spreken, en een ander goddelijk wezen zei tot die ene: "Hoe lang zal het visioen duren, betreffende de dagelijkse offers en de gruwel der verwoesting, het weggeven van zowel het heiligdom als de legerschaar om met voeten vertreden moet worden?

v 14 En hij zei tot Daniël: "Voor 2300 avondmorgen; dan zal het heiligdom worden gereinigd."

Oké, laten we eens kijken naar wat we snel hebben voorbij zien komen. Twee dieren zijn hier te zien, allebei in de aanvalsmodus. De ram met zijn stoten is op weg naar het noorden, zuiden en westen op een manier dat geen enkele natie hem kan tegenhouden, of redden. Hij deed wat hij wilde doen.

Maar toen kwam de geitenbok met één hoorn van de westkant met woede tegen de ram aanvliegen en verwondde hem. Niemand kon de ram redden. Deze geitenbok werd erg groot, maar op het hoogtepunt van zijn macht, werd zijn grote koninkrijk in vier grote delen gebroken. Uit de noordelijke regio van dit koninkrijk groeide een kleine hoorn tot een grootheid en richtte zijn blik op het zuiden, het oosten en het land Israël.

Hoewel Antiochus IV - Antiochus Epifanus - op korte termijn een gedeeltelijke vervulling was van deze kleine hoorn die voortkwam uit het Griekse koninkrijk van de mannelijke geit in het noorden (Seleuciden), maakte Jeshua in zijn verhandeling over de eindtijd duidelijk dat dit vers niet in de eerste plaats over Antiochus gaat, maar over de Antichrist. (v 17,19,26; Matt 24:15). Ten zuiden van de Medisch-Perzische ram zou Saudi-Arabië of Egypte (de Koning van het Zuiden) zijn; ten oosten zou Irak zijn; het Glorieuze Land [of Sieraadland] is Israël.

Deze koning verheft zichzelf tegen het heilige volk van God en stelt zich zelfs tegenover de Vorst van de Legerscharen - tegen de Messias (Ex. 7:4; Jozua 5:13-15). Vanwege de overtreding van het Joodse volk kreeg hij toestemming om een einde te maken aan de dagelijkse offers in de Tempel (tijdens Daniëls ballingschap was er geen Tempel, omdat deze door de Babyloniërs was vernietigd, dus dit suggereert een derde tempel in de eindtijd), en hij maakte van de waarheid een leugen. Hij mag slagen in wat hij deed. Als de Antichrist opbloeit, lijden de gelovigen ter wille van Jeshua/Jezus en het evangelie, en lijden ze met het Joodse volk en met Israël als natie.

Houden we van de waarheid? Weten we wat het is en waar het zich bevindt?

Aan Daniël wordt verteld dat deze vreselijke periode in het visioen over het heiligdom zal zijn gedurende 2300 dagelijkse ochtend- en avondoffers (1150 dagen; Ex. 29:38-46), en dan zal het heiligdom gereinigd worden, en opnieuw gewijd worden aan zijn heilige dienst als de plaats van een aanvaardbaar offer in het Huis van YHVH God. De gruwel van verwoesting zou het begin zijn van de laatste periode van nood om Israël ertoe te brengen de naam van Jeshua aan te roepen voor redding, en voor heel Israël om gered te worden. (Jer. 30:1-24; Joël 2:30-32; Matt. 23:39; Hosea 5:15 - 6:1-3; Zach. 12:8-14; Rom. 11:25-28) Ik neem aan dat het een korte tijd is tussen de stopzetting van de offers en de gruwel der verwoesting, zo niet gelijktijdig. De fysieke Tempel is erg belangrijk voor God - ook al kan deze Hem niet bevatten - en Hij zal er offers in gerechtigheid laten brengen. Het Levitische priesterschap heeft dat nooit goed begrepen, en de HEER zal hen zuiveren, zodat ze hun heilige dienst aan Hem aanvaarden. (wedergeboren gelovigen nu - al dan niet Joods - al dan niet bewezen afstammelingen van Zadok - zijn geen Levitische priesters, maar priesters in de Messias naar de orde van Melchizedek. Wi hoeven geen enkel ander bloedoffer meer te brengen nadat we Jeshua's eenmalige offer voor de zonde hebben aanvaard. Prijs God!) YHVH heeft een verbond met Aaron, dat Hij zal houden, net als met David. (Mal. 3:1-3; Jer. 33:14-24) Dit zal in vervulling gaan tijdens het Duizendjarig Rijk. (Ezechiël 40 - 44)

De beschrijving van de kleine hoorn in de verzen 10-12 komt overeen met wat we in hfst. 7:23-25 zagen. We zien hem ook weer in hfst. 11:33-35 en in hfst. 12:1-3, en opnieuw in het Nieuwe Testament in Opb. 12:7-12. De Antichrist begint zijn 3½ jaar durende schrikbewind met wat we lezen in v 11, wat we ook zien in Dan. 12, 2Thes. 2:1-12, en in Openbaring 12. In v 13 hebben we de eerste vermelding van wat we kennen als de gruwel der verwoesting, hier vertaald als de opstand, of overtreding, die troosteloos maakt. (Matt. 24:15) We krijgen profetische details die de schrijvers alleen konden weten door de Heilige Geest, of door Yeshua zelf. God wil in zijn liefde dat we het weten, zodat we niet bedrogen worden! (Dan. 8:25; Matt. 24:4,24-25; 2Thes. 2:1-3)

 

v 15-16 Terwijl Daniël het visioen zag en de betekenis ervan zocht, stond er iemand voor hem die op een man leek. En Daniël hoorde de stem van een man uit de Ulai rivier, die riep en zei: "Gabriël, laat deze man het visioen begrijpen".

v 17-18 Daniël was bang en viel op zijn gezicht. Gabriël zei tegen Daniël dat hij moest begrijpen dat het visioen voor de tijd van het einde is. Daniël viel in een diepe slaap, maar Gabriël zette hem op zijn voeten.

v 19 Gabriël vertelt Daniël dat wat hij hem bekend maakt, zal gebeuren aan het einde van de toorn, op de afgesproken tijd.

v 20-21 De ram met de twee hoorns die Daniël zag, zijn de koningen van de Meden en Perzen. De geitenbok is het Koninkrijk Griekenland, en zijn grote hoorn tussen zijn ogen is de eerste koning.

Yavan (Ionië; West-Turkije) is Griekenland in de historische omgeving na het koninkrijk van de Meden en Perzen. Maar Griekenland bestond nog niet toen Daniël leefde; Yavan was de westelijke mediterrane kust van Klein-Azië (het huidige islamitische Turkije) en Macedonië.

v 22 Met betrekking tot de gebroken grote hoorn en de vier hoorns die in de plaats daarvan kwamen: vier koninkrijken zullen uit die natie voortkomen, maar die niet de macht hebben.

Alexander de Grote was de grote hoorn, die de eerste koning van de Macedoniërs was, het Griekse Rijk. Na zijn dood werden vier belangrijke mannen de koningen van vier delen van Alexanders koninkrijk. Geen van hen, zelfs niet allemaal te samen, hadden zijn macht.

v 23 In de laatste tijd van hun koninkrijk (van de vier), wanneer de overtreders hun volheid hebben bereikt, zal een koning opstaan, met woeste trekken, die sinistere plannen beraamt.

Als gedeeltelijke vervulling van deze profetie ontstond Antiochus Epifanus uit het noordelijke Seleucidische koninkrijk als een kleine hoorn die groot en kwaadaardig werd. Maar we hebben gezien dat deze profetie eigenlijk niet over hem gaat, maar over de antichrist in de tijd van het einde. De antichrist komt aan de macht op het hoogtepunt van het kwaad en het geweld in de samenleving, zoals in de tijd van Noach en Sodom.

Andere verwijzingen naar de oorsprong van de Antichrist zijn:
- de Assyrische (in het gebied van Koerdistan, tussen Turkije, Syrië en Irak) - Jes. 10:5-34; Micha 5:1-15
- Hond van Magog (Turkije) - Ezech 38:1-3, 17-23
- uit het koninkrijk van het noorden (noot: niet uit het WESTEN) -Dan. 11:15
- ontkent de Vader en de Zoon (islamitisch) - 1 Joh. 2:18-29

v 24 Deze Koning zal niet van zichzelf, maar vanuit Satan gesterkt worden; en hij zal destructief kwaad zijn voor machtige mensen, en het Joodse volk en de heiligen overwinnen. (2 Thess. 2:9-12; Openbaring 13:1-7)

v 25 Bedrog zal krachtig zijn tijdens zijn heerschappij, en hij zal zichzelf in zijn hart verheffen. Hij zal velen in hun welvaart vernietigen. Hij zal opstaan tegen de prins der vorsten - tegen de Heer Messias - maar hij zal gebroken worden zonder menselijke middelen. (2Thes. 2:8)

v 26 Het visioen van de [2300] avonden en ochtenden is waar. Verzegel het visioen, want het is voor vele dagen [in de toekomst].

 

Hier bevestigt Gabriël het visioen, en de tijdreferentie die God ons geeft voor de dagelijkse offers - elke dag voortdurend, in de ochtend en in de avond - in de komende tempel vanaf het moment dat ze worden tegengehouden door de Antichrist (in eerste instantie door Antiochus in de dagen van de Makkabeeën, en de strijd om het altaar te reinigen. Hieruit kwam het Chanoekafeest). En weer wordt Daniel, en ons, verteld dat dit voor de eindtijd is. Het boek is verzegeld, tot aan onze dagen. (12:4,9,11-12)

v 27 Daniël was zeer geschokt door het visioen en was dagenlang ziek, maar niemand anders begreep wat hij had gezien en wat hem gegeven was om te weten. Hij ging terug naar zijn werk voor de koning. Daniël kreeg te horen dat hij het visioen moest verzegelen, omdat het bleef voor de toekomst en nog vele dagen zou duren. (12:4,9) Dit richt opnieuw de focus van de kleine hoorn-profetie ten tijde van het einde, op de Antichrist, in plaats van op Antiochus Epifanus.

Broeders en zusters, we leven in steeds zorgwekkender tijden, en we kunnen lichamelijk en emotioneel ziek zijn door wat we meemaken, door wat we weten wat er komt. Maar door de genade en de kracht van God kunnen we doorgaan in dienst van onze Koning, waar Hij ons ook heeft geplaatst, in welke positie en plaats van tewerkstelling we ook mogen zijn. Het kan ook zijn dat andere gelovigen het niet zullen begrijpen, om nog maar te zwijgen van ongelovigen. We moeten de Heer trouw zijn, in beide: dat we voorbereid zijn en dat velen gered kunnen worden terwijl het nog 'vandaag de dag' is.

Bron: Daniel 8 — The Ram, The Goat, and The Little Horn Again » Kehila News Israel