Door Howard Bass - 17 oktober 2020
Dan 11: 25-35
We zijn de vorige keer gestopt met te kijken naar een aantal kenmerken van de Antichrist, die uit de koningen van het noorden opduikt en een verachtelijk, slecht, bedrieglijk mens is. Hij wordt zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament beschreven. Hij komt niet zomaar uit het niets; Hij is degene van wie de Heer gesproken heeft via zijn profeten van lang geleden. Onze God kent het einde vanaf het begin en heeft ons Zijn Woord en Geest gegeven zodat we zijn gedachten en intenties kunnen kennen – terugkijkend van het einde naar het begin — en ervoor kunnen kiezen om resoluut met hem in verbinding te treden.
De Koning van het Noorden – de verachtelijke persoon - spreekt over vrede, maar wil oorlog. Hij sluit een overeenkomst met de Koning van het Zuiden, maar bereidt zich dan voor om het te breken. Dit doet me denken aan de top van Camp David in 2001, toen de Amerikaanse President Clinton, de Israëlische premier Barak en PLO-voorzitter Arafat elkaar ontmoetten om te proberen een vredesakkoord te sluiten. Er werd geen akkoord bereikt en kort daarna brak de Tweede Intifada uit door de Palestijnen. Er was geen vrede bedoeld, en het beloofde land van het heilige verbond was – en blijft – het voorwerp van discussie.
v 25-26: de Koning van het Noorden staat op met een groot leger tegen de Koning van het Zuiden, die een nog groter leger heeft. De Koning van het Zuiden overwint niet, en wordt verraden van binnenuit zijn eigen leiderschap.
In het woord dat Daniel ontving, zag hij een "groot leger", en dit is wat we in dit hoofdstuk bezien.
v 27-28: beide koningen zijn vastbesloten om kwaad te doen, en spreken leugens tegen elkaar aan dezelfde tafel. Hun plannen zullen niet slagen, want er is een afgesproken tijd aan het einde. De Antichrist, op zijn weg terug naar zijn eigen land, zet zijn hart tegen het heilige verbond – het Verbond van God dat het Land Kanaan/Israël belooft aan het Joodse volk – het uitverkoren volk — en de aanbidding van YHVH in Jeruzalem op de heilige plaats die hij koos.
De Koning van het Noorden en de Koning van het Zuiden haten zowel het heilige verbond als het recht van het Joodse volk op het beloofde land en hun offeren op de heilige berg. Ze zijn beide Islamitisch, en zelfs als ze tegenover elkaar staan — ze wedijveren voor het koningschap van het islamitische Kalifaat/Koninkrijk — kunnen ze beiden instemmen om Israël, het uitverkoren volk van God, te haten.
YHVH stelt tijden vast om zijn plan uit te voeren. Het maakt niet uit wat deze koningen overeenkwamen, of dat ze over elkaar logen, hun plannen slagen niet, want het is nog niet de tijd. Vergeet niet dat tegenstanders van Yeshua/Jezus een paar keer probeerden hem te vangen of te doden tijdens zijn 3½ jaar van openbare bediening. Maar ze slaagden er niet in, omdat het nog niet de tijd was. Toen dat afgesproken uur kwam, stond Hij het hen toe. (Joh 2:1-4; 7:2-8,28-31; 8:20; Matt 26: 44-54; Marcus 14:41-50; Luk 22:45-53) de Heer is soeverein in al zijn daden! Prijs Zijn Naam!!
v 29-30: Op het afgesproken tijdstip gaat de Koning van het Noorden weer naar het zuiden, maar niet zoals de twee keer daarvoor. Deze keer komt de marine van Cyprus (Kittim) in de Middellandse Zee tegen hem op, en hindert zijn strijdplannen. Hij trekt zich terug en keert terug met woede tegen het heilige verbond. Hij sluit zich aan bij de Israëlische Joden die het heilige verbond hebben verlaten. (Dit is wat Antiochus Epiphanes deed met de Hellenisten onder de Joden. Dit is een verwijt aan de naam YHVH, als sommige van zijn eigen uitverkorenen hem of zijn plannen voor hen niet eren. (Num 14:20-24; Heb 3:7-19; 4:1-13; Mal 3:13-15; Openb. 13:8; Dan. 8:23; 2Thes 2:3-4; Matt 24:9-25)
Het hele conflict binnen de familie van Abraham, en binnen de hele menselijke familie, is dat de Schepper van de hemelen en de aarde bepaalde individuen, en een bepaalde familie, en een bepaald land en stad, als heilig, speciaal voor hem apart heeft gezet als heilig, zoals hij deed met Abraham, en Isaak, en Jakob, en hun nakomelingen; met de stam van Levi in Israël voor het priesterschap, en Aarons familie; en met de stam van Juda voor het koningschap, en Davids afstamming. (Num 18:19-24; 16:1-11; Judas 11; Ezech. 35) voor degenen die niet uitgekozen zijn, wordt dit vaak als onaanvaardbaar beschouwd, en een bittere wortel die kan uitgroeien tot een eeuwige haat en wrok. Deze kwade geest is gericht op moord en vernietiging, en heeft een houding van, "als ik/wij het niet kunnen hebben, zul jij het ook niet hebben!" Hun haat is eigenlijk tegen de Allerhoogste God, die de God van Daniël is, de God van Israël. We zien hier echter dat deze haat jegens God ook is onder de hen die tot het uitverkorenen volk en land behoren. Zonde en rebellie zijn buitengewoon krachtig en bedrieglijk, en het begon met Lucifer in de hemel en voor de val in de Hof van Eden van Adam en Eva.
v 31 Dit vers met een climax geeft aan dat de strijdkrachten van de Antichrist het heiligdom zullen ontheiligen en de dagelijkse offers zullen verwijderen – de avond en de ochtend die in hfst 8 genoemd werden. Dit vertelt ons dat er een vorm van Tempel en offerdienst zal plaatsvinden in de 70e week (de laatste 7 jaar; in ieder geval tijdens de eerste helft van die jaren) van de 70 weken profetie om een einde te maken aan overtredingen en om de meest heilige te zalven. En in plaats van het dagelijkse offer, zullen de Antichrist en zijn leger de gruwel der verwoesting opstellen.
Er is een soort tempel/heilige plaats (het kan geen groot gebouw zijn: het kan gewoon een tent zijn, of een altaar, of een bepaalde locatie waarnaar verwezen wordt), waar het Joodse volk opnieuw dierenoffers aanbiedt. We weten dat er mensen in Israël zijn die zich nu voorbereiden op een dergelijke tijd. De religieuze Joden weten dat bloedoffers nodig zijn om hen van hun zonden te reinigen, en zij geloven en aanvaarden niet het offer van de Messias, Yeshua/Jezus, de Zoon van God. En onder hen die het Jodendom aanhangen zijn er die oprecht zijn en godvrezend om vergeving vragen. Maar de geest achter deze Offers is het verwerpen van Gods voorziening van het offer van Zijn Zoon voor de vergeving van zijn volk — en voor alle andere mensen. Christenen/Messiaanse Joden zouden niets te maken moeten hebben met deze [nog toekomstige] heilige plaats en offers, anders dan het prediken van het evangelie aan deze Joodse mensen, en om spiritueel bewust te zijn dat de tijd zeer kort is tot het vastgestelde einde. Als een christen een offer zou brengen in die "tempel", heeft hij/zij de Heer verlaten en zijn bloed vertrapt. (Heb. 6:4-6; 10: 26-29)
Jezus vertelt dat wanneer ze deze gruwel zien gebeuren, om daar weg te vluchten en geen tijd te nemen om spullen bij elkaar te graaien uit jullie huizen. (Dit is net als Lot die zijn familie vertelt om uit Sodom te vluchten, en niet om te kijken!) Dit evenement markeert het begin van Jakobs Benauwdheid/Grote Verdrukking, de ergste sinds het begin van de wereld, en niets ergers zal er ooit na komen. Dit is de toorn van Satan, niet van God! Gods toorn is tegen zijn vijanden, en de vijanden van zijn volk; Satans toorn is vooral gericht tegen Gods verbond-gerelateerde volk — het Joodse volk, en gelovigen in Jezus. Het is van het grootste belang dit onderscheid te begrijpen. (Openb. 12:10-17)
De verachtelijke Koning van het Noorden zal het wegvallen van de waarheid en van het geloof door hen in Israël en in andere gelovigen uitbuiten om zijn zet te doen, en met deze gruwel die verwoesting brengt, wordt de Antichrist onthuld. Tot die tijd is het misschien nog niet zeker welke man het is. Het zout en het licht van het lichaam van Christus in-het-algemeen zal tot dan zwak tot zeer zwak zijn. De apostel Paulus laat ons weten dat de opname (die deel uitmaakt van de eerste opstanding) niet kan plaatsvinden vóór deze gebeurtenis, dat de laatste 42 maanden, 3 ½ jaar, begint van het uiteindelijke Beest en zijn koninkrijk, en van de koninkrijken van deze wereld tegen het Koninkrijk van God. Loof de Heer! (Dan 12:7; 8:9-14, 23-25; 9:27; Matt 24: 15-25; 2Thes 2: 1-6; Rev 13: 1-10)
v 32: de Antichrist zal door vleierijen hen die het [heilige] verbond schenden, omkopen, maar zij die hun God kennen zullen sterk zijn en actie ondernemen. Dit is zoals Daniel, Hananja, Mishael, en Azariah waren, en deden; dit is wat David was en deed tegen Goliath; wat Mordechai en koningin Esther waren en deden; wat de apostel Paulus was en deed. (Handelingen 21:8-14) Dit is wat God wil dat wij — jij en ik — zijn en doen: onze God kennen en handelen in overeenstemming daarmee.
v 33: Zij die intelligent begrip hebben (de maskilim) van wat er gaande is, zullen anderen helpen, en zij zullen struikelen/vallen/gedood worden door grote vervolging. (Heb.11:34-38; 2Cor.1:2-11)
Daarom bestuderen we het boek Daniël: we willen, met Gods hulp, onder degenen zijn die met intelligent begrip (en liefde), anderen kunnen (en willen) helpen in zo'n moeilijke tijd die eraan komt. We zijn niet aan het studeren voor de kennis zelf, maar, in de vrees van de Heer, willen we inzicht krijgen en wijsheid verwerven – en moed van hart. (Ester 4: 13-15; Fil.1:27-30; 1Petrus 4:12-19)
v 34: Zij die struikelen zullen een beetje geholpen worden, maar anderen zullen insinuerend zich bij hen aansluiten. (Matt 24: 9-14) Dit zal een verraad zijn van degenen die vriendschap en steun veinzen. Het zal een zeer moeilijke tijd worden.
v 35 Van hen met een intelligent begrip over wie zullen struikelen, is het dat zij verfijnd, gezuiverd, wit gemaakt worden, tot de tijd van het einde, want het is nog steeds voor een bepaalde tijd. (Dan 12:10; Openb. 6:9-11; 7:9-17; 14:1-7; Efeze 5:25-27; Openb. 21:9-13, 27)
Yeshua heeft een tijdslimiet van 3½ jaar ingesteld voor deze grote ellende. Als het nog langer zou duren, heeft hij gezegd, dan zou niemand in leven blijven. (Matt 24:21-22)
Er is een verlossend doel in dit lijden, zoals voor het hele plan van de 70 weken profetie. We nemen deel aan het lijden van Yeshua/Jezus, zodat we de kracht van zijn opstanding kennen, en bereid zijn om met hem te regeren. We worden in overeenstemming gebracht met het beeld van de Zoon van God. God redt ons misschien niet van het lijden, maar hij stelt ons in staat om overwinnaars te zijn in het aangezicht van lijden en verraad, en zelfs door gemarteld te worden omwille van Yeshua. Als ze hem gehaat hebben, zullen ze ons ook haten. Wij overwinnen door het bloed van het Lam, en door ons getuigenis van het geloof in Jezus, niet van ons eigen leven houden, zelfs niet tot de dood. Help ons, Heer! (Openb. 20:4-6)
Dit zijn moeilijke dingen om te horen. Het was moeilijk voor Daniel. Maar God wil dat wij het horen en dat wij in ons geloof in hem gesterkt worden. We moeten onszelf onderzoeken of we in het geloof zijn. Houden we echt meer van Jezus dan wat dan ook, meer dan wie dan ook, zelfs meer dan van onszelf?
[Opmerking vertaler: Deze auteur gelooft dat we nog voor een deel nog door de verdrukking gaan en misschien pas halverwege de Verdrukking worden opgenomen.]
Bron: Daniel 11:25-35 — The Abomination of Desolation » Kehila News Israel