door Amir Taheri - 8 december 2019
Toen vorige maand in de top 100 van de Iraanse steden, waaronder de hoofdstad Teheran, volksprotesten uitbraken, werd het al snel duidelijk dat de heersende elites zich inspanden om uit te vinden wat er werkelijk aan de hand was.
De factie onder leiding van de "Opperste Leider" Ali Khamenei begon met het verwerpen van de opstand als een déjà vu-versie van de protesten die de geschiedenis van Iran sinds de revolutie van 1979 hebben gekenmerkt. Het dagblad Kayhan, dat naar verluidt Khamenei's opvattingen weergeeft, zette de opstand weg als "sporadische rellen die door een handvol hooligans werden veroorzaakt". Khamenei zelf zag het als "een hobbel op de weg" naar de "Grote Nieuwe Islamitische Beschaving" die hij zegt op te bouwen.
De officiële media verwierpen het met hun bewering dat het "blinde rellen waren zonder leiderschap."
Pro-regime stemmen in het Westen bespotten de hele zaak als "een storm in de glas water" en stelden gewichtig dat een paar ballingen die campagne voerden voor de mensenrechten nooit in staat zouden zijn om het leiderschap te geven dat nodig is voor een serieuze uitdaging richting de Iraanse regering.
De overblijfselen van de "hervormingsgezinde" factie probeerden de opstand te bestempelen als niets anders dan een protest tegen de verdrievoudiging van de benzineprijs.
De lobby's van Pro-Teheran in het buitenland probeerden een derde versie te promoten, waarbij ze beweerden dat terwijl de "hooligans" de protesten leidden, de massa van mensen die het volgden geen politieke grieven hadden tegen het regime. Zij drongen erop aan dat president Hassan Rouhani inkomsten probeerde te genereren om het staatsschip drijvende te houden.
Bijna niemand in het regerende establishment vroeg zich af waarom zoveel Iraniërs bereid waren hun leven te riskeren om hun stem te laten horen en wat het regime kon doen om hun grieven aan te pakken.
Na aanvankelijke aarzelingen herwon de elite haar eenheid door zo goed mogelijk te reageren, om niet te zeggen de enige manier waarop ze dat kent: een brute onderdrukking die honderden doden en meer dan 10.000 arrestaties eiste.
De verandering in de aanpak van de opstand betekende een verandering in het verhaal.
De "hooligans" werden omgedoopt tot "getrainde strijders gewapend door buitenlandse mogendheden" die Iran in "een ander Syrië" moesten veranderen. Khamenei's hoogste militaire assistent, generaal-majoor Hossein Salami, duwde de overdrijving door tot het uiterste met te beweren dat Iran "een echte wereldoorlog" te wachten stond.
De bewering dat de opstand geen enkele leiding had, werd opgegeven.
Khamenei beweert dat "de kwade Pahlavi-familie" de rellen met de Volksmoedjahedien, of in zijn woorden Munafeqin, samen met de Volksmoedjahedien leidde. De Khomeinistische propagandamachine genereerde een nieuw verhaal: De Islamitische Republiek stond voor een epische uitdaging en slaagde erin deze te verpletteren zonder enige concessie, laat staan haar binnen- en buitenlandse beleid te herzien.
Hoewel de effecten van de opstanden op middellange termijn nog steeds onderhevig zijn aan speculatie, is het directe resultaat ervan al zichtbaar in een veelzijdige terugtrekking van de Khomeinistische elite.
Het eerste aspect van die terugtrekking is ideologisch van aard.
Plotseling raakt alle gepraat over het veroveren van de wereld en het creëren van de "Grote Nieuwe Islamitische Beschaving" in de vergetelheid.
In een ongewone toespraak heeft Khamenei het nieuwe evangelie verwoord: "Als Iraniërs hun goede leven en veiligheid willen behouden", moeten ze zich aan de Islamitische Republiek houden.
Rouhani had gezegd dat ongeveer 70 procent van de Iraniërs in armoede leeft, terwijl de resterende 30 procent "een welvarend leven leidt". Nu maakte Khamenei duidelijk dat hij naar de "welvarende" 30 procent kijkt voor steun in het behoud van zijn regime. In zijn tijd had Khomeini beweerd dat zijn revolutie voor de "massa van de armen" was, die hij aanduidde met de term "onteigend" (mustadhafin in het Arabisch en Perzisch.) Nu zei Khamenei dat de term verkeerd begrepen was.
Vorige week beweerde Khamenei in een fatwa: "De term onteigend is verkeerd geïnterpreteerd als arme en kwetsbare mensen." Hij voegde eraan toe: "Dat is niet juist; de onteigenden betekenen de imams en de leiders van de mensheid." Khamenei's argument is dat de 12 Imams en in het verlengde daarvan de geestelijken hun erfgenamen zijn, die zijn beroofd van hun recht om de wereld te regeren. Als het gaat om wereldse zaken is het islamitische regime dus niet bedoeld om de armen en kwetsbaren te helpen, maar om de "veiligheid en welvaart" te beschermen van hen die deze zegeningen genieten.
Vertaald in eenvoudige termen, roept Khamenei de "welvarende 30 procent" op om hun huidige welzijn niet als vanzelfsprekend te beschouwen en het regime te helpen de massa van de armen te verpletteren die hun welvaart willen verstoren.
De revolutie tegen de Sjah was begonnen, bemand en geleid door de middenklasse die onder zijn bewind was ontstaan. De "gewone massa's", dat wil zeggen stadsarbeiders en boeren die de term "onteigend" zouden hebben gebruikt, bleven de sjah bijna tot het einde toe trouw. De Sjah geloofde ten onrechte dat de nieuw ontstane en steeds welvarender wordende stedelijke middenklasse zijn regime nooit zou uitdagen. Hij vreesde een revolutie in communistische stijl, gebaseerd op een alliantie tussen arbeiders en boeren, zoals Lenin of Mao Zedong, iets dat hij zich voorstelde maar nooit heeft meegemaakt.
De Sjah dacht dat hij een dergelijke revolutie zou voorkomen door land aan boeren te geven en arbeiders een aandeel in de winst van bedrijven. Hij negeerde het feit dat de boeren die, zij het op kleine schaal, landeigenaren werden, hun eigendomsakte als onderpand gebruikten om de kapitaalmarkt te betreden en zich binnen een generatie bij de middenklasse aan te sluiten. Iets dergelijks overkwam de top van de stadswerkers die hun deel van de winst investeerden om de status van middenklasse te bereiken.
Nu weten we dat de Sjah nooit enig gevaar heeft ondervonden van de massa van de armen.
Het gevaar voor zijn regime kwam van de stedelijke middenklasse die in elke samenleving niet lang tevreden is met de economische welvaart en sociale vrijheden; ze eisen uiteindelijk altijd politieke rechten op die in verhouding staan tot hun economische en sociale status. Het beste symbool van de moderne stedelijke middenklasse, of de bourgeoisie zoals de marxisten graag zeggen, is Charles Dickens' Oliver Twist die, hoe meer hij krijgt, hoe meer hij vraagt.
Maakt Khamenei een soortgelijke fout, zij het om andere redenen?
De 30 procent waar hij op rekent, kan trouw blijven zolang hij de 70 procent "ongelukkigen" aan de leiband kan houden. Als hij er echter in slaagt om de 70 procent te verpletteren en zo hun dreiging weg te nemen, zou hij geconfronteerd worden met de toenemende eisen van de 30 procent voor sociale en politieke vrijheden die geen enkel regerend regime kan inwilligen. En, als hij faalt, zal de 30 procent in kwestie iemand anders zoeken die voor hen kan doen wat het Khomeinistische regime niet kan. In beide gevallen speelt de "Opperste Leider" een verloren wedstrijd.
Amir Taheri was de hoofdredacteur van het dagblad Kayhan in Iran van 1972 tot 1979. Hij werkte bij of schreef voor talloze publicaties, publiceerde elf boeken en is sinds 1987 columnist voor Asharq Al-Awsat. Hij is de voorzitter van Gatestone Europe.
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd door Asharq al-Awsat en is herdrukt met toestemming van de auteur.
Vertaling door W.J. Jongman en H. Sleijster
© 2019 Gatestone Institute. Alle rechten voorbehouden. De artikelen hier afgedrukt geven niet noodzakelijkerwijs de standpunten weer van de vertalers of van Gatestone Institute.
Bron: The Mullahs' Losing Game