28 januari 2017 - door Derek Gilbert
Opmerking van de redacteur: Dit is het eerste deel van een nieuwe online serie gebaseerd op een speciaal Skywatch TV onderzoeksrapport dat medio februari (2017) t/m half maart is uitgegeven. Deze serie en de komende programma's zullen zich concentreren op twee baanbrekende boeken: Reversing Hermon door Dr. Michael S. Heiser, en The Great Inception door SkyWatch TV presentator Derek P. Gilbert. Deze rapporten en artikelen zullen onthullen wat meestal in de moderne kerken nog nooit is gehoord over het zonde-verhaal van de Watchters in het boek 1 Henoch, wat centraal staat in de missie van Jezus de Messias, evenals de bijbelse feiten die speelden, verborgen achter de verhalen over de oude goden en de reuzen, en de rol die zij spelen, en weer zullen spelen in de aanloop naar Armageddon, en noodzakelijke hooggeclassificeerde details die helemaal vergeten zijn door de moderne religieuze instellingen.
De lange oorlog tussen God en de mindere goden die in opstand kwamen op een berg, en dat zal eindigen op een berg.
Als eerste zaak: de rebelse goden zijn reëel. Dat is niet iets wat je waarschijnlijk zult horen in de kerk. Niet alleen hebben we geleerd dat de heidense goden van de oude wereld fantasieën zijn, maar zelfs de meeste Amerikaanse christenen geloven vandaag niet meer in Satan of de Heilige Geest.
Dat is geen overdrijving. De Barna Groep vonden in een onderzoek in 2009 dat van de Amerikaanse christenen slechts ongeveer een op de drie in Satan gelooft als werkelijkheid en niet slechts als een concept. Ook zei het onderzoek dat bijna 60% van Amerikaanse christenen zei niet te geloven dat de Heilige Geest leeft als een entiteit. Het is dus niet zo verwonderlijk, dat wanneer wij van Baäl, Asherah Moloch, Dagon, Kemos, Marduk, en de rest van het heidense pantheon dat genoemd wordt in de Bijbel, denken dat ze helemaal niet bestaan, en dat we de neiging hebben om te veronderstellen dat zij niets meer waren dan levenloze stukken van hout en steen.
We kunnen het niet meer mis hebben.
Het waargebeurde verhaal begint op een berg: Eden.
Maar wacht, zul je zeggen. Eden was een tuin! Ja, dat was het. Een tuin op een berg. In Ezechiël 28 vertelt God over de goddelijke rebellie in Eden:
U was een cherub die zijn vleugels beschermend uitspreidt.
Daarvoor heb Ik u aangesteld.
U was op Gods heilige berg,
u wandelde te midden van vurige stenen.
Ezechiël 28:14 (HSV),
Als u het Oude Testament zorgvuldig leest, zult u veel verwijzingen naar Gods heilige berg vinden. De profeten wisten dat de oorlog tussen de opstandige gevallen goden en de Schepper helemaal ging over van wie de heilige berg zou zijn — de "berg der vergadering" of "berg van de gemeenschap" — als de hoogst geplaatste. De meest voor de hand liggende verwijzing staat in Jesaja 14, een gedeelte van de Schrift waarover de geleerden het in het algemeen eens zijn dat het een parallel aan Ezechiël 28 is:
Hoe bent u uit de hemel gevallen,
morgenster, zoon van de dageraad!
U ligt geveld op de aarde,
overwinnaar over de heidenvolken!
En ú zei in uw hart:
Ik zal opstijgen naar de hemel;
tot boven Gods sterren
zal ik mijn troon verheffen,
ik zal zetelen op de berg van de ontmoeting
aan de noordzijde.
Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten,
ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste.
Echter, u bent in het rijk van de dood neergestort,
in het diepst van de kuil!
Jesaja 14:12-15 (HSV)
In de loop van deze speciale serie van vijf weken, graven we dieper in het conflict tussen God en de rebellen, en verkennen we het belang van de kosmische bergen. We identificeren de belangrijkste veldslagen in de lange oorlog en geven een lay-out over het profetische scenario voor de eindstrijd van deze periode.
Bovenal laten wij u een glimp zien van deze lange oorlog in de hemelse gewesten, en waar u dit kunt vinden in de Bijbel. Het is een conflict waarvan de profeten en apostelen wisten dat het echt is, en wat onze kerken ons in de afgelopen tweeduizend jaar erover hebben geleerd. Als we deze oorlog verwijderen uit de Bijbel zitten we met een onvolledig verhaal van Gods plan om ons te redden van die goden die ons willen doden en alles wat we liefhebben willen vernietigen.
Dus laten we beginnen bij het begin. Wat weten we over de vijand? Was het een sprekende slang?
In een woord is het: nee.
Dus wie of wat was dan de slang? De meesten van ons nemen aan dat het Satan was, maar misschien ook niet. De slang is niet genoemd in het boek Genesis. In feite staat Satan niet eens met een persoonlijke naam in het Oude Testament.
Satan betekent "aanklager," ha-shaitan zoals geschreven in het Oude Testament. Het is een titel, de satan, zodat het werkelijk betekent: "de aanklager". Denk er aan als een functie, zoals een Officier van Justitie.
De tegenstander in de Tuin is de nachash, het woord dat is vertaald als "slang". Het is gebaseerd op een bijvoeglijk naamwoord dat helder of metaalachtig betekent, als glanzend koper. Het zelfstandig naamwoord nachash kan slang betekenen, maar het betekent ook "een die waarzegt".
In het Hebreeuws is het niet ongewoon dat een bijvoeglijk naamwoord wordt omgezet in een zelfstandig naamwoord — de term is "verzelfstandigen". Als dat zo het geval is, kan nachash betekenen "een lichtende". En dat is in overeenstemming met andere beschrijvingen van de figuur van de satan in het Oude Testament.
Bijvoorbeeld in Jesaja 14, de personage genaamd Lucifer in de King James vertaling, is gebaseerd op de Latijnse woorden die gekozen zijn door Jerome (lux + ferous, betekenis "licht-brenger"), heet in Hebreeuws Helel ben Shachar — "lichtende, zoon van de dageraad." (Interessant is dat Šahar een Kanaänitische godheid was, dus een betere vertaling van het vers is "Morgenster, zoon van de dageraad". En dat leidt tot interessante speculaties over de aard en de oorsprong van Helel. Waren Helel en Šahar twee van de gevallen goden? Maar ik dwaal af.)
Overweeg het volgende uit Daniel 10:
Ik sloeg mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man, gekleed in linnen, Zijn heupen omgord met het fijne goud uit Ufaz. Zijn lichaam was als turkoois, Zijn gezicht als het uiterlijk van de bliksem, Zijn ogen als vuurfakkels, Zijn armen en Zijn voeten als de glans van gepolijst koper en het geluid van Zijn woorden als het geluid van een menigte.
Daniel 10:5-6 (HSV)
Natuurlijk, "de lichtende" is een vrij goede beschrijving van de engel die vocht tegen de Vorst van Perzië, een ander bovennatuurlijk wezen, vanwege zijn boodschap aan Daniël.
Ongeveer 900 jaar voor Daniel, toen de Israëlieten begonnen te klagen over hun uittocht uit Egypte (zie Numeri 21:4-9), zond God saraph nachash ("vurige slangen"), om hen te bijten. Saraph is het bronwoord van serafijnen, dat zoiets betekent als "vlammende". Maar het belangrijkste punt van deze verzen in vers 21, waar de Hebreeuwse woorden saraph en nachash door elkaar worden gebruikt. De vertaling moet dus in plaats van "vurige slangen" zijn: "saraph slangen".
Deuteronomium 8:15 prijst Yahweh vanwege het brengen van Israël door "de grote en angstaanjagende wildernis, met zijn vurige slangen", een versterking van de uitwisselbaarheid van saraph en nachash.
Nu, als het geestelijke beeld van vurige slangen niet raar genoeg is, verwees de profeet Jesaja tweemaal naar vliegende slangen (saraph 'uwph, in Jesaja 14:29 en 30:6). En in zijn beroemde troonzaal-visioen zag Jesaja dit:
..."zag ik de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij."
Jesaja 6:1-2 (HSV)
Nogmaals, het bronwoord van serafijnen is saraph, hetzelfde woord dat is vertaald als "slang" in Numeri en Deuteronomium. Afgezien van de bovenstaande Jesaja 6 tekst verwijst in feite elke vermelding van serafijnen in het Oude Testament naar de slangachtige wezens!
De vliegende slang was een bekend symbool in het oude Nabije Oosten, met name in Egypte. Het zal zeer bekend zijn geweest bij de Israëlieten. De Uraeus is een cobra, een cobra met een hoge kap op het hoofd, en dat was een koninklijk symbool van bescherming dat gebruikt werd door farao's en de Nubische koningen. Het dodenmasker van Toetanchamon is een uitstekend voorbeeld. De Uraeuscobra kap is afgebeeld met zes verschillende secties die veel op vleugels lijken.
Natuurlijk, noemen sommige geleerden dit als een bewijs dat het Hebreeuwse begrip van serafijnen daardoor beïnvloed werd, of ontleend werd aan de Egyptische kosmologie. Dat is de gemeenschappelijke boodschap van sceptici — Israël kopieerde de religie van haar buren. Wij zullen dat later behandelen.
De grondlijn is deze: wat Adam en Eva zagen in de tuin was geen pratende slang, maar een nachash — een stralend, goddelijk wezen, dat zeer waarschijnlijk een slangachtige verschijning was.
Welnu, aangezien u er aandacht aan hebt gegeven, zult u zich herinneren dat de goddelijke rebel in Eden, de nachash van Genesis 3, een cherub-wachter werd genoemd in Ezechiël 28. Zoals wij u lieten zien, een nachash en saraph, is de enkelvoudsvorm van serafijnen, en zijn verwisselbare termen. Maar als de rebel in Eden één van de serafijnen was, hoe kan hij dan ook één van de cherubijnen zijn?
Goede vraag. Cherubijnen worden vaker genoemd in het Oude Testament dan de Serafijnen. Zij zijn het waar meestal naar wordt verwezen in beschrijvingen van het verzoendeksel boven op de Ark van het verbond of de gesneden decoraties in de tempel gebouwd door Salomo. De uitzonderingen zijn de cherubijnen die de ingang naar Eden bewaken en de vier cherubijnen die Ezechiël zag in het visioen van zijn beroemde "wielen binnen een wiel" bij het Chebar kanaal.
Het moderne imago van cherubijnen is gevormd door kunstenaars in de Middeleeuwen — schattige, mollige jongetjes met kleine vleugels die de lege ruimte in religieuze schilderijen vulden. Niets kan verder afstaan van de bijbelse en archeologische waarheid. Cherubijnen zijn serieus slechte figuren waar u niets mee van doen wilt hebben. Zie voor meer informatie het boek van Josh Peck Cherubijnen strijdwagens.
De cherubijnen van het verzoendeksel worden meestal weergegeven als een gelijk paar van duidelijk herkenbare engelen neergestreken op de top van de ark met hun uitgestrekte vleugels die elkaar aanraken in het midden. De Bijbel beschrijft deze cherubijnen niet, en vertelt ons alleen dat ze vleugels en gezichten hebben. Waarom? Blijkbaar was iedereen in de 15e eeuw voor Christus vertrouwd met hoe een cherub eruit zag, en ze wisten dat het goed is voor hen om te dienen als Jahweh's troondragers. U ziet, God verscheen aan mensen boven het verzoendeksel "tronend op de cherubijnen". (Zie Numeri 7:89, 1 Samuël 4:4; 2 Samuël 6:2: Psalmen 80:1 en 99:1; en Jesaja 37:16.)
Maar de cherubijnen die Ezechiël zag, die zagen eruit als een nachtmerrie:
... Dit was hun uiterlijk: zij hadden de gedaante van een mens. Ieder afzonderlijk had vier gezichten en ieder afzonderlijk van hen had vier vleugels. Hun voeten waren rechte voeten en hun voetzolen waren als de voetzolen van een kalf, glinsterend als de schittering van gepolijst koper.
Aan hun vier zijden, onder hun vleugels, waren mensenhanden. Wat betreft hun gezichten en hun vleugels gold van alle vier: hun vleugels raakten elkaar. Zij draaiden zich niet om wanneer zij gingen, zij gingen ieder recht voor zich uit.
Hun gezicht leek op het gezicht van een mens, bij alle vier van rechts op de kop van een leeuw, bij alle vier van links op de kop van een rund, en alle vier hadden zij de kop van een arend.
Hun gezichten en hun vleugels waren naar boven uitgestrekt. Ieder had twee vleugels die elkaar raakten, en ieder had twee vleugels die hun lichaam bedekten. Zij gingen ieder recht voor zich uit. Waar de Geest heen wilde gaan, daarheen gingen zij. Zij draaiden zich niet om wanneer zij gingen.
Wat de gedaante van de levende wezens betreft: hun uiterlijk was als brandende kolen in het vuur, als het uiterlijk van fakkels. Dat vuur ging heen en weer tussen de levende wezens. Het vuur had lichtglans en uit het vuur schoot een bliksem.
En de levende wezens schoten heen en weer als een bliksemschicht.
Ezechiël 1:5-14 (HSV)
Terwijl deze levende wezens verder niet worden geïdentificeerd als cherubijnen in deze verzen, worden ze specifiek cherubijnen genoemd in Ezechiël 10.
Dus hoe moeten we dit lezen? Deze wezens lijken in niets op de stralende slangachtige serafijnen. Wat nog verwarrender is in de beschrijving die Ezechiël geeft van een ander type engelachtig wezen, is de ophanim — de wielen die UFO jagers graag een ruimtevaartuig noemen. Ze lijken op een of andere manier verband te houden met de cherubijnen:
Toen zag ik, en zie, er waren vier wielen naast de cherubs: één wiel naast één cherub en een ander wiel naast een andere cherub. En het uiterlijk van de wielen was als de schittering van een turkooissteen. En wat betreft het uiterlijk ervan, ze hadden alle vier dezelfde gedaante, alsof het ene wiel midden in het andere wiel zat. Wanneer ze gingen, konden ze naar vier zijden gaan. Ze draaiden zich niet om wanneer ze gingen, want naar de plaats waarheen het hoofd zich wendde, daar gingen ze heen. Ze draaiden zich niet om wanneer ze gingen. Hun hele lichaam dan, hun rug, hun handen, hun vleugels, en de wielen zaten rondom vol ogen. Alle vier hadden zij hun wielen. Wat de wielen betreft, ze werden ten aanhoren van mij Galgal [werveling] genoemd.
Iedere cherub had vier gezichten: het eerste gezicht was het gezicht van een cherub, het tweede gezicht het gezicht van een mens, het derde de kop van een leeuw, en het vierde de kop van een arend.
Ezechiël 10:9-14 (HSV)
Wacht — de ophanim had het gezicht van een cherub en het gezicht van een mens? Wat is het verschil? Waarom een cherub in plaats van een os voor het vierde gezicht? Is er enig verband tussen de cherub en het rund?
Nou... misschien. Het woord cherub komt waarschijnlijk uit het Akkadische karibu. Het betekent "bemiddelaar" of "degene die bidt." De karibu werden meestal afgebeeld als gevleugelde stieren met menselijke gezichten, en de enorme standbeelden van de karibu werden opgezet als goddelijke bewakers bij de ingangen van paleizen en tempels. Dit is dezelfde rol als van de cherubijnen die geplaatst werden "ten oosten van de tuin van Eden... de manier om de boom des levens te bewaken." (Genesis 3:24)
Dit is speculatie, maar de goddelijke rebel in Eden, de gezalfde cherub-wachter, heeft mogelijk eens de boom des levens moeten beveiligen.
Cherubijnen waren de gouden standaard voor het bewaken van de koningshuizen in het oude Nabije Oosten. In Assur heetten ze lamassu, en de Akkadians noemden hen shedu. Zij werden soms afgebeeld als gevleugelde leeuwen in plaats van stieren en ze werden vaak opgenomen in de tronen van de koningen.
Dus de functie van de bijbelse cherubijnen is het bewaken van de boom des levens en het dragen van de troon van God, en dat is volledig in overeenstemming met wat buren van de Israëlieten wisten over deze wezens. Gebaseerd op archeologische vondsten in de Levant (het hedendaagse Syrië, Libanon, Jordanië en Israël), was de cherub waarschijnlijk meer een gevleugelde sfinx dan een menselijk wezen met vleugels.
Met andere woorden, de aanwezigheid van de cherubijnen in de Bijbel was niet iets wat de Hebreeuwse profeten hebben bedacht. De cherubim was bekend onder verschillende namen door de andere culturen van het oude Nabije Oosten, maar zij dienden in een soortgelijke rol in alles. De cherubim waren bovennatuurlijke lijfwachten voor de troon van Yahweh, en hun afbeelding werd toegeëigend door aardse koningen. Een beetje verwaand, ongetwijfeld aangemoedigd als een psyop door de vijand. Vergeet niet: "u zult zijn als goden."
De gevolgen van de opstand in Eden zijn onmiddellijk en hard:
Toen zei de HEERE God tegen de slang: Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt onder al het vee en onder alle dieren van het veld! Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven.
En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen. […]
Toen zei de HEERE God: Zie, de mens is geworden als één van Ons, omdat hij goed en kwaad kent. Nu dan, laat hij zijn hand niet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven!
Daarom zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. Hij verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog, om de weg naar de boom des levens te bewaken.
Genesis 3:14-15, 22 en 24 (HSV)
Eeuwenlang hebben goedbedoelde christenen gewezen naar Genesis 3:14 als het moment in de geschiedenis dat de slangen hun poten verloren. Dat mist volledig zijn doel bij het naturaliseren van het verhaal. God amputeerde niet de poten van de slangen. Hij beschreef de straf waaronder de nachash in deze beeldtaal zou lijden. Zelfs de simpele waarnemers in het dierenrijk weten dat slangen geen stof eten.
Wat er gebeurd was, is dit: de nachash werd naar beneden verwezen vanuit de piek van het bovennatuurlijke rijk, "vol van wijsheid en perfect in schoonheid," tot de beheerder van de dood.
Wat een afgang! Jesaja 14 is een stuk logischer wanneer je dit bovennatuurlijke wereldbeeld in gedachten houdt:
Het rijk van de dood beneden raakte om u in beroering,
om u tegemoet te gaan, wanneer u zou komen.
Het schudt ter wille van u de gestorvenen wakker,
al de leiders van de aarde.
Het laat van hun tronen opstaan
al de koningen van de volken.
Zij zullen allemaal het woord nemen
en zeggen tegen u:
Ook u bent nu zo zwak geworden als wij,
u bent aan ons gelijk geworden!
Jesaja 14:9-10 (HSV)
Onthoud deze verzen, want we komen er later op terug in deze serie. De "shades" waarnaar wordt verwezen door Jesaja, zijn de Rephaïm (bronwoord rapha), een mysterieuze groep die meerdere malen in het Oude Testament wordt genoemd. De Rephaïm waren geen uitvinding van de Hebreeën, of zoiets. Ze waren bekend bij hun buren. Wij zullen ze nader onderzoeken in een komend artikel in deze serie.
Voor Adam en Eva was hun verbanning van invloed op alle nazaten tot op de huidige dag. In plaats van te leven met God, als de leden van zijn Raad, hebben wij mensen voor millennia geworsteld om zin te geven aan een wereld waarvan het vaak lijkt dat het geen zin heeft. De herinnering van onze korte tijd in de tuin van God heeft zich herhaald door de eeuwen heen, en het is de bron van ons geloof dat bergen op de een of andere manier speciaal zijn, en zijn gereserveerd voor de goden.
De belangrijkste om mee te nemen uit dit artikel is dit: Eden was een weelderige, goed doordrenkte tuin "op de heilige berg van God", het was waar Yahweh zijn goddelijke Raad voorzat. De Raad was inclusief de eerste mensen. Ze liepen en spraken met de bovennatuurlijke "zonen van God", die op basis van aanwijzingen verspreid over de Bijbel, prachtige, stralende wezens waren. Tenminste sommigen van hen waren slangachtig in hun verschijning.
De lange oorlog tussen Yahweh en de zonen van God, die in opstand kwamen, gaat niet alleen over de controle van de geestelijke wereld, het gaat er ook om of de mensheid zal worden hersteld in zijn rechtmatige plaats, in de zetel van de goden — onder de goddelijke Raad op de heilige berg van God.
Volgende keer: Was Eden op de Berg Hermon!?
Deel 2 - Deel 3 - Deel 4 - Deel 5 - Deel 6 - Deel 7 - Deel 8 - Deel 9 - Deel 10 - Deel 11 Deel 12
Bron: NEW ONLINE SERIES: The Great Inception Part 1: The Mountain of Eden » SkyWatchTV