www.wimjongman.nl

(homepagina)

Pre-Pretribulation Opname: Deel 3

Door Gary Stearman op 18 mei 2011

In onze laatste aflevering van dit onderzoek kwamen we tot aan de eindtijd-rede van de Heer, waarin Hij de zondvloed van Noach gebruikte ter illustratie van de omstandigheden in de laatste dagen. In Zijn antwoord aan de discipelen, gebruikte Hij het leven van Noach voorafgaand aan de zondvloed als een illustratie van het sociale en culturele leven dat dit tijdperk zou kenmerken.

Hij beantwoordde twee vragen. Als eerste, vertelde Hij hen dat hij niet op dat moment, het heidense wereld-systeem zou omverwerpen. Dus hun volgende vraag was: “Zo niet nu, wanneer dan?” Ten tweede, wilden ze weten wat de tekenen zouden zijn die als een ​​teken aan de wand zouden ontstaan als het “einde van de wereld” (de ondergang van het commerciële en religieuze wereld-systeem) naderde. Hun echte vraag concentreerde zich op het, wanneer en hoe Hij dit wereldsysteem zou omverwerpen, en het Duizendjarige Koninkrijk vestigen.

In Zijn verwijzing naar Noach en de zondvloed, spreekt Jezus over een “dag,” en een “uur,” welke voorafgegaan wordt door culturele ontwikkelingen zoals die zijn ervaren door de familie van Noach, als zij de ark bouwden:

“Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader.
Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.
Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging,
en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.”
(Matt. 24:36-39).

Zoals we zullen zien, staat het moment in de tijd welke hier genoemd wordt, open voor discussie. Wij zullen beide kanten van de vraag belichten. Maar aan het begin, moeten er op zijn minst worden gezegd dat als de vloed van Noach analoog loopt met de Verdrukking, het opheffen van de Ark een gebeuren uitbeeld van een pre-opname. De Ark werd gebouwd vóór de zondvloed, en werd opgetild door de Heer en bewaard gedurende de hele periode van de ontreddering.

We moeten ook eens te meer benadrukken dat het begrijpen van de pre-zondvloed periode van belang is voor het begrijpen van deze profetie. Zoals eerder vermeld zijn er vele historische bevestigingen van het feit dat Noach zijn tijdgenoten volledig waren gecorrumpeerd door een invasie van gevallen engelen, de zogenaamde Nephilim, of “gevallenen.” Deze indringers hadden de protocollen van de hemel geschonden op twee verschillende manieren.

Eerst hadden ze verboden kennis gebracht naar de mensheid. De boeken uit het verleden zeggen dat deze engelen hen alles leerden over de metaalbewerking, de astrologie, en de kruidengeneeskunde. Natuurlijk, ontvingen de mannen deze leer als een geschenk - zelfs als een zegen - vanuit de hoge. Er zijn tientallen referenties uit de oude geschiedenis die dit feit bevestigen.

Ten tweede, zij “... namen zich vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden. ...” (Gen. 6:2). Eigenlijk, vertelt de oude geschiedenis ons dat ze de menselijke vrouwen dwongen om hun metgezel te zijn. In dat proces, kregen zij nakomelingen waarvan de genetische afkomst monsterlijk was. Om deze reden, vernietigde God de antediluviaanse wereld.

Zowel vóór als na de zondvloed van Noach, is dit de hele basis van de oude afgoderij in de aanbidding van de halfgoden, die de menselijke vrouwen hadden genomen, daarmee het produceren van een genetisch corrupte beschaving die dreigde de Messiaanse lijn uit te wissen die we nu kennen als de voortzetting van Adam tot Christus. Na de zondvloed, hebben mannen zelfs geprobeerd om opnieuw de gevallen engelen te bereiken, zoals is vastgelegd in het verhaal van de Toren van Babel. Toen dat mislukte, werden het gereduceerd tot de afgoderijen van Mesopotamië en Egypte.

Een beroemd voorbeeld uit de Griekse geschiedenis geeft ons enig idee van hoe de ouden deze periode zagen:

Plato’s Critias, spreekt van de onsterfelijke zeegod Poseidon, die was afgedaald uit de hemel, en biedt daarmee een van de vele verwijzingen naar deze antediluviaanse activiteit. Hij schrijft: “Zo kwam het dat Poseidon als een zijn domeinen het eiland van Atlantis ontving en hij woningen bouwde voor de kinderen die hij had verwekt bij een sterfelijke vrouw in een bepaalde plaats, die ik zal beschrijven.”

Plato beschrijft verder dat een menselijke man en zijn vrouw, een dochter hadden: “Zijn naam was Evenor en hij woonde daar met zijn vrouw Leucippe. Zij hadden een enig kind, een dochter met de naam Clito. Toen dit meisje opgroeide naar een huwbare leeftijd, zijn zowel haar vader als haar moeder overleden. Het was toen dat Posidon een verlangen naar haar kreeg en sliep met haar.” (John M. Cooper, Plato, Complete Works, Indianapolis, IN, Hackett Publishing Co, p.1299)

Volgens Plato droeg een van de zonen van deze illegale vereniging de naam Atlas. Het eiland waar hij woonde - Atlantis - droeg zijn naam. Plato meldt dat later, het eiland voor altijd werd overspoeld in een grote overstroming. Uiteraard zou dit perfect overeen komen met de bijbelse zondvloed.

De Joodse historicus Flavius ​​Josephus veroordeelde de mannen die leefden in deze periode. Hij schreef, “Maar in welke mate van ijver ze vroeger als deugd hadden getoond, nu toonden ze door hun handelingen een dubbele graad van boosheid, waarbij ze God tot hun vijand maakten, want vele engelen van God hebben gepaard met vrouwen, en zij gewonnen zonen die onrechtvaardig bleken te zijn en verachters van alles wat goed was, op grond van het vertrouwen dat zij hadden in hun eigen kracht, voor de traditie is wat deze mannen deden, iets wat leek op de handelingen van degenen die de Grieken reuzen noemen.” (Josephus, Antiquities van de Joden, Boek Een, III, 1)

Josephus stelt nadrukkelijk dat de Griekse Titanen bij de oude een en dezelfde waren als de reuzen die op aarde kwamen en een samenleving creëerden die zo verdorven was, dat het moest worden vernietigd. Hun beruchte immoraliteit en grillige wetteloosheid zijn de pijlers van de Griekse en Romeinse geschiedenis en drama. Met andere woorden, de Griekse mythologie heeft een basis in de werkelijkheid, net zoals de Bijbel het zegt:

“In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam.
En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren.
Toen kreeg de HEERE er berouw over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart.
En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aardbodem verdelgen, van de mens tot het vee, tot de kruipende dieren en tot de vogels in de lucht toe, want Ik heb er berouw over dat Ik hen gemaakt heb.”
(Gen 6:4-7).

Hier is dus het belangrijkste punt. Jezus zei tegen Zijn discipelen dat dit bijna niet te geloven scenario zich zou herhalen in de dagen vlak voorafgaand aan de Grote Verdrukking. Als Hij sprak tot de discipelen, ging Hij niet in op de details en de aard van de antediluviaanse samenleving, maar de geschiedenis geeft ons dat antwoord. Jezus wist dat de mensen in deze periode over de mogelijkheden beschikten nodig voor het onderzoek om de waarheid in deze zaak te onderscheiden. De informatie is er, voor degenen die er met zorg naar kijken.

Dus wat Jezus heeft omschreven als, “eten en drinken, trouwen en ten huwelijk,” weten we nu uit bijbelse en historische bronnen, dat dit tot een nachtmerrie van smerige verdorvenheid zal worden. Dat was het “normale” leven geworden van de generatie van Noach.

Mannen deden wat ze wilden, gevoed door een prachtige omgeving met een perfect klimaat en alles wat ze nodig hadden. Dit komt tot uiting in de Griekse mythen van Arcadia, de perfecte wereld van de oudheid. Maar ondanks hun perfecte leefomstandigheden, leefden de mensen in een morele ellende. Bovendien werd hun samenleving gekenmerkt door het binnendringen van vreemde krachten - gevallen engelen - die het menselijk genoom corrumpeerden, met het produceren van een gedegenereerd ras dat zo verdorven was, dat het moest worden vernietigd.

Te rekenen vanaf zijn geboorte tot aan de datum van de zondvloed, de “dagen van Noach” duurden zeker zes eeuwen! Vermoedelijk tegen het einde van die tijd, bouwde hij de ark, maar Jezus zegt ons dat de beschaving die Noach omringde (zijn tijdgenoten) “niets wist” tot op het moment dat het water begon te stijgen.

Er is een hedendaagse mythe dat Noach zijn ark bouwde op een plek waar drommen ongelovigen regelmatig voorbij kwamen en stopten om een ​​gekke man belachelijk te maken, die een enorme schip aan het bouwen was zonder oceaan. Afhankelijk van de lengte van de el, zou het tussen de 475 en 525 meter zijn geweest in lengte! Maar je kunt zoeken in de Bijbel wat je wil en nooit een spoor van de joelende menigte ontdekken.

Opmerking editor: De kinderbijbel heeft wel meer verkeerde ideeën gegeven aan mensen.

In plaats daarvan zie je duidelijke uitspraken met betrekking tot de staat van een wereld die al bedorven was, tot op het punt van reddeloosheid:

“Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol met geweld.” (Gen. 6:11).

Hier het woord "verdorven" dat komt van het Hebreeuwse shachat, wat “vernietigd”, “verminkt”, “ontsierd” of “bedorven” betekend. In het verhaal in Genesis, heeft God nooit gevraagd aan Noach om een redding te prediken aan zijn wereld. Misschien is het idee afkomstig vanuit een referentie uit het Nieuw Testament waar Noach wordt beschreven als een “prediker:”

“Want als God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar hen in de hel geworpen en overgegeven heeft aan de ketenen van de duisternis om tot het oordeel bewaard te worden;
en als God de oude wereld niet gespaard heeft, maar het achttal van Noach, de prediker van de gerechtigheid, bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld van de goddelozen bracht;”
(2 Petr. 2:4,5).

Maar hier is de gedachte van de prediking uit het Grieks vertaald, kerusso, wat betekent om op te treden als een heraut ... iemand die een waarheid verkondigt. Er is geen bewijs dat Noach ooit fungeerde als een evangelist, maar in zijn gehoorzaamheid, werd hij Gods heraut van de waarheid. Sterker nog, hij heeft die rol tot op deze dag, als een model van Goddelijkheid en gehoorzaamheid.

Op de een of andere manier, heeft de Heer het zo geregeld dat Noach zijn maatschappij zich nooit bewust werd van Zijn plan, totdat het werd omgezet in daden. Blijkbaar was zijn werk een geheim, en bleef het zo tot aan de zondvloed, op welk tijdstip, berouw nog onmogelijk was voor de bozen.

Noach’s familie bestond uit een rechtvaardig overblijfsel. Ze wisten dat er een oordeel zou komen, maar de maatschappij in het algemeen was onwetend over dit feit, tot aan de tijd dat de zondvloed kwam en “hen allen wegnam” (Matth. 24:39).

De goddelozen werden weggenomen in het oordeel, de rechtvaardige bleven in leven en overleefden de Zondvloed. Op dit punt hebben we een perfecte illustratie van de opname van de kerk. De Heer verzegelde de ark voor de zondvloed, in het midden van de meest ondraaglijke sociale omstandigheden. Het is verbazingwekkend om te overwegen dat, hoewel deze oude maatschappij in contact stond met de engelen en de krachten uit de hoogte, ze nooit van tevoren werden gewaarschuwd dat een overstroming al snel een grote schade zou aanrichten op aarde.

Dit is analoog aan de Pre-tribulationistische voorwaarden die (of nu) van kracht zullen zijn in de jaren die aan de opkomst van de antichrist voorafgaan. Het grootste deel van de wereld zal zich van niets bewust zijn, hetzij van de opname of de komende Verdrukking.

Toch worden we achtervolgd door een interpretatie van een mysterie dat door dit verhaal heen loopt. Onder pretribulationele leraren, is het een punt van hedendaagse discussie.

De ‘opgenomen’ en ‘achtergelaten’ mensen

En het is een belangrijke vraag: Doet de Heer middels het voorbeeld van de zondvloed van Noach nu een uitspraak over de verdrukking, of over de opname vóór de verdrukking?
Het antwoord is cruciaal voor de profetische interpretatie. Over dit onderwerp is er een blijvende discussie aan beide zijden.

We verlaten even de uitleg van Jezus over van de dagen van Noach in Mattheüs 24:39, waar de Ark omhoog werd getild door de wateren van de zondvloed, waardoor de miljoenen achter gelaten op de droge grond werden weggevaagd: “... de zondvloed kwam en nam hen allen weg.” Het Griekse werkwoord is hier airo, betekent “optillen, dragen of wegnemen.” De actie vanwege de overstromingen is perfect beschreven door dit werkwoord, welke vele malen wordt gebruikt in het Nieuwe Testament. Een goed voorbeeld is te vinden in Johannes 1:29: “ De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt !”

Hier, neemt Jezus de zonde weg en dat is analoog aan het water dat het zondige volk wegneemt vanuit de pre-zondvloed wereld.

Het beeld dat hier wordt gepresenteerd is duidelijk. De Ark werd opgenomen, en de corrupte maatschappij werd weggenomen. Het is logisch om deze actie te interpreteren als een “wegnemen” van Noach en zijn familie voordat een algemeen oordeel de anderen wegneemt. Dit wordt nog nadrukkelijker als we verder spreken over de werkwoorden die later worden gevonden in dit verhaal.

Jezus vervolgt zijn gesprek met de leerlingen met als basis, dat de grote verdrukking blijkbaar (net als de zondvloed) zal komen zonder waarschuwing, in een periode van tijd wanneer een “normaal” leven van kracht is. Zoals we al hebben vastgesteld, staat het “normale” leven in de dagen van Noach ver af van het dagelijkse leven in een kleine stad in de eenentwintigste eeuw. Het was toen moreel, ethisch en genetisch ontaard. En om de metafoor uit te breiden, de mensen van die tijd hadden toch geen flauw vermoeden dat ze zouden worden uitgeroeid.

Kennelijk kunnen we concluderen dat diezelfde condities zullen bestaan in de tijd ​​voor de Verdrukking van die dagen. Op dit punt, moeten we nog eens benadrukken dat in de zeven jarige verdrukking, het allesbehalve “normaal” zal zijn.

Zoals Jezus het beeld toepast van de zondvloed op een toekomstige gebeurtenis, noemt Hij twee groepen van mensen ... zij die “opgenomen” worden en zij die “achterblijven” De precieze verdeling van deze twee groepen is het onderwerp van veel discussie geweest :

“Dan zullen er twee op de akker zijn; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden.
Er zullen twee vrouwen malen met de molen; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden.
Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal.
Maar weet dit, dat als de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij waakzaam geweest zou zijn, en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken.”
(Matt. 24:40-43).

De gangbare opvatting

Op dit punt moeten we niet vergeten dat er onder de geleerden die een pre-tribulationele kijk op de Schrift hebben, de heersende mening over deze verzen is, dat ze verwijzen naar de periode in de grote verdrukking en de gebeurtenissen die zich ontvouwen bij de wederkomst van Christus. Een bekende bijbelleraar, dr. J. Vernon McGee schrijft:

“Ik kan iemand horen zeggen tegen mij: ‘Nou, prediker u hebt uzelf uiteindelijk vast geschilderd in een hoek. Je zei dat de Kerk en de Opname niet in de eindtijd-rede voorkomen, maar hier zijn ze. Twee zullen in het veld zijn, de een zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden.’

“Wel, mijn vriend, Hij spreekt nog steeds niet over de Opname. Immers, wat zegt onze Heer hier over? Als in de dagen van Noach. “Wie werd er weggenomen in de dagen van Noach? Ze wisten van niets, totdat het hen overviel, en hen allen wegnam.” Zij kwamen om in de zondvloed. Dit verwijst niet naar een Opname wanneer de kerk zal worden opgenomen uit de wereld. Integendeel zijn het beelden in het verwijderen van de aarde via het oordeel, van degenen die niet het duizendjarig koninkrijk binnengaan.” (Dr. J. Vernon McGee, Thru the Bible, Vol. 4, Pasadena, CA, blz. 132)

Ook Dr. Pentacost merkt op over Mattheüs 24:41-42, “Er zullen twee vrouwen malen met de molen, de ene zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal.” Nogmaals, deze passage in de rede waarin de Heer Zijn programma voor Israël schetst, waarin het gaat over de verdrukking periode. De een is al opgenomen tot het oordeel en de ander achtergelaten voor de duizendjarige zegen. Dat is niet het vooruitzicht voor de kerk.(Dr. J. Dwight Pentecost, Things to Come, Grand Rapids, MI, Zondervan, 1964, p. 162)

Dr. Stanley Toussaint noemt het “tijd indicatoren” gevonden in de eindtijd-rede. Ook hij stelt dat de hele context van Matteüs 24 een tribulationistische is, en alleen voor de uitverkorenen Joden van die tijd. Hij schrijft:

“De tweede tijd indicator, in vers acht is het kijken naar de eerste helft van de periode in de grote verdrukking. De voltrekking tot de voorwaarden beschreven in vers 7 lijkt, ten minste gedeeltelijk, parallel te lopen met de eerste vier zegels van Openbaring 6. Deze zijn het begin van de barensweeën” (Matt. 24:8).

“De derde tijd indicator, wordt gevonden in vers 14, die kijkt terug naar de verzen 9-13. De voorwaarden hier mogen als een algemeen overzicht worden gezien van de laatste helft van de Verdrukking. De verzen 15-28, is de komst van de Mens van zonde die in contrast staat met de komst van de Heer. De verzen 29-31 beschrijven de glorie van zijn terugkeer, zoals verwacht in vers 27. De waarschuwingen voor Israël zijn gegeven in Mattheüs 24:32-51. De passage, is zoals gezegd, Joods en heeft betrekking daarop in een zeer joodse context. Vanwege deze Joodsheid, kan noch de kerk, noch de opname centraal staan ​​in Mattheüs 24.” (When the Trumpet Sounds, uitg. Ice & Demy, blz. 250)

Ook wijlen dr. John F. Walvoord, misschien wel de meest gerespecteerde uitlegger van profetie die voortkwam uit het Dallas Theological Seminary, heeft het standpunt dat Jezus hier niet spreekt met een verwijzing naar de kerk in Zijn eindtijd-rede:

“In Zijn rede, heeft Christus geen pre-tribulationele Opname onthult, en post-tribulationists stellen dan de vraag waarom dit belangrijke onderwerp dan is weggelaten. Het antwoord is natuurlijk dat tot die tijd de Opname niet eens was geopenbaard, en het onderwerp zich zelfs niet eens bezighoudt met de Opname. Het is niet ongebruikelijk bij de presentatie van profetische gebeurtenissen dat alleen geselecteerde gebeurtenissen worden opgenomen. In het Oude Testament, bijvoorbeeld, zijn de eerste en tweede komst van Christus, op een zodanige wijze gepresenteerd, dat weinigen of niemand uit het Oude Testament begreep dat er een lange periode lag tussen de twee gebeurtenissen. De vragen gesteld door de leerlingen hadden geen betrekking op de Opname, maar naar de specifieke tekens in aanloop naar de tweede komst van Christus. Op dit punt in hun geestelijke vorming zouden de leerlingen over dit het onderwerp niet meer hebben begrepen van de opname dan dat ze begrepen over het onderwerp van de dood en opstanding van Christus. Dienovereenkomstig, zijn pre-tribulationisten van mening dat de stilte hierover begrijpelijk is. De meeste pre-tribulationisten zijn het erover eens dat de Opname niet wordt genoemd in Mattheüs 24.” (Dr. John F. Walvoord, The Rapture Question, Grand Rapids, MI, 1979, blz. 186)

Nadat hij deze verklaring heeft afgelegd, gaat Dr Walvoord dan verder om de pre-tribulationele Opname te verdedigen tegen degenen die gebruik maken van de eindtijd-rede om te beweren dat de opname komt aan het einde van de Verdrukking ... de post-tribulationisten. Zijn verdediging van een “slechts Joodse” context van Matteüs 24 is direct gericht op hun argument dat de kerk door de grote verdrukking gaat.

Hij schrijft: “De context, [van Matt. 24] echter pleit duidelijk hiertegen. In de beeldspraak van ‘de dagen van Noach,’ zijn zij die worden weggenomen door de overstromingen degenen die zijn verdronken, en degenen die er nog zijn, degenen die in veiligheid zijn gebracht in de ark. Het zou vreemd zijn om een duidelijke illustratie als deze volledig om te keren in de toepassing van de verzen 40-41.” (Ibid., p. 188)

In een latere verklaring, maakt hij het volkomen duidelijk dat het doel van zijn uitlegging is om de theorieën van de post-tribulationisten te weerstaan:

“Het moet duidelijk zijn voor de onpartijdige lezer dat de post-tribulationisten gewoon geen zaak hebben. Bij de tweede komst van Christus, zullen er inderdaad, velen in het oordeel komen en sommigen zullen worden toegelaten om het duizendjarige koninkrijk binnen te gaan. Dit is precies het tegenovergestelde van wat er gebeurt in de Opname.”(Ibid., p. 189)

Walvoord’s contextueel gebaseerde verdediging van de pre-tribulationele Opname is eenvoudig te begrijpen. Er dient echter te worden opgemerkt dat de discipelen waartegen de Heer sprak niet simpelweg de vertegenwoordigers van Israël en het klassieke jodendom zijn. Evenmin waren zij de vertegenwoordigers van het opnieuw verzamelde nationale Israël van de laatste dagen.

Integendeel, ze zijn al snel de Vaders van de vroege kerk geworden. Jezus zijn eindtij-rede spreekt wel over de laatste dagen van Israël, over de wereldwijde oorlogen en geofysische omwentelingen. Spreekt van barensweeën en de “gruwel der verwoesting” (vers 15). Het spreekt zelfs van Zijn wederkomst in “grote macht en heerlijkheid” (vers 30), en over de laatste dagen van Israël als de vergroening van de vijgenboom (Matt. 24:32).

Maar dan, brengt Jezus ineens een niet-joodse illustratie in, met behulp van Noach zijn ervaring als illustratie van zijn omstandigheden van vóór de zondvloed ... met andere woorden, vóór de verdrukking. Noach, die voorafging aan Abraham - de eerste Hebreeër-, was niet joods. Zijn ervaring was niet joods. Hij was een man die genade vond in de ogen van de Heer, en die werd verzegeld door de eigen hand van God in een drijvende Ark, terwijl de niet-geredden werden weggenomen.

Noah dreef boven op de zondvloed, op dezelfde manier zal de kerk boven de verdrukking drijven in de Opname.

Een alternatieve kijk

Hoe dan ook, er zijn meer gelovigen in de pre-tribulationele Opname, die er overtuigd van zijn dat het huidige meerderheidsstandpunt niet de juiste is.

Een van de bekendste is dr. Arnold Fruchtenbaum, die een andere kijk daarop beargumenteerd. Hij schrijft: “Binnen de pre-millenniale en pre-tribulationele kringen, die vandaag de dag de meerderheid vormen, en van mening zijn dat deze passage spreekt over de Wederkomst in plaats van de Opname. Twee belangrijke redenen daarvoor zijn: Ten eerste: contextueel, Jezus heeft gesproken over de wederkomst en sinds die passage volgt de discussie, toen, logisch gezien, zou dat betekenen dat Hij spreekt over hetzelfde. Ten tweede: het ‘wegnemen’ van Matteüs 24:40-41 wordt gezien als hetzelfde te zijn in vers 39, waarin dat een ‘wegnemen’ is in het oordeel. Vandaar dat het ‘wegnemen’ een oordeel is bij de wederkomst en niet de zegen van de Opname.”

Hij vervolgt: “In antwoord op het eerste punt, Matthew 24:36 begint met het woord wat in het Grieks ‘peri de’ is. De peri de in de opbouw van het Grieks is een contrastieve introductie van een nieuw onderwerp, en dus wordt het vaak vertaald als : Maar in betrekking tot (1 Kor 7:1; 8:1, 12:1, 16:1, 1 Thess 5:1, enz..). Het gebruik van deze constructie wijst op de introductie van een nieuw onderwerp. Dus ja, heeft Hij de bespreking gedaan van de wederkomst tot op dit punt. Echter, peri de betekent dat Hij nu een nieuw onderwerp introduceert, en dat is de Opname. Dit zou niet de eerste keer zijn in de chronologische volgorde van de eindtijd-rede, dat een eerdere gebeurtenis afbreekt om vervolgens te spreken over een eerdere gebeurtenis. Het gebeurde ook in Lucas 21:12. In antwoord op het tweede punt, over het “wegnemen” in de verzen 40-41 dan is een ander Grieks woord gebruikt dan welke wordt gebruikt in vers 39, en dus hoeft het niet te worden opgevat als een eenzelfde soort van ‘wegnemen.’” (Dr . Arnold G. Fruchtenbaum, Footsteps of the Messiah, Tustin, CA, 2003, p. 648, 649).

We hebben er al op gewezen dat in Mattheüs 24:39, “nam ...weg” komt van het werkwoord dat betekent om iets weg te dragen, in dit geval, door het water van de zondvloed. Dr Fruchtenbaum vermeldt dat de tweede vermelding van “het wegnemen van” een ander werkwoord gebruikt.

Hij heeft het geheel juist. Verzen 40 en 41 (een aangenomen, de ander achtergelaten) vertalen het woord “aangenomen” van het Griekse paralambano. In tegenstelling tot het eerste werkwoord, airo, betekent dit, “om aan te nemen, of te nemen met zichzelf.” Het lijkt het meest logische, om de actie in deze verzen te interpreteren als individuen die “opgenomen worden tot de Heer,” eerder dan “komende in het oordeel.” Geïnterpreteerd op deze manier, zijn degene, de “achterblijvers” de achterblijvers, die het oordeel ervaren.

Deze uitleg wordt benadrukt in de observatie als Jezus woorden eindigen in een aansporing tot ‘uitkijken,’ met behulp van het Griekse werkwoord, gregoreo, wat betekent dat men voortdurend geestelijk alert en wakker moet zijn. Deze vitale richtlijn wordt gegeven aan “de heer des huizes,” (de meester van het huis) niet aan de zondaars in de wereld. Dit is gewoon een andere aanwijzing dat degene “uitkijken” om de Heer te zien. Dit zou, per definitie zijn, de geredde, niet de ongeredde. Deze “aangenomen” zouden dan ook worden gered, de “achterblijvers” zouden de ongelovigen zijn, degenen wiens huis zou wordt “opgebroken” en degenen die niet uitkijken, met andere woorden, het zijn de spirituele mensen die gered worden.

“Gij weet niet welk uur ...”

Dit brengt ons bij een ander belangrijk punt. Vanwege de manier waarop dit is beschreven, als de “dag” en “uur” in kwestie, is dit het meest logische als geïnterpreteerd met de Opname, niet de wederkomst.

Jezus sluit zijn dissertatie af over de dagen van Noach door te verwijzen naar een eerdere verklaring. Vergeet niet dat Hij de “Dagen van Noach” dissertatie begon door te zeggen: “Maar van die dag en die ure weet niemand, nee, niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.” (Matt. 24:36).

Hij besluit met de stelling dat het “uur” van Zijn komst absoluut onherkenbaar is, buiten elke menselijke berekening:

“Weest ook u daarom bereid, want op een uur waarop u het niet zou verwachten, zal de Zoon des mensen komen.” (Matt. 24:44).

Net als twee boekensteunen, zijn deze twee verzen de ondersteuning van de illustratie dat de grote verdrukking zal komen op dezelfde wijze als de zondvloed. Zoals we hebben gezien uit de bovenstaande voorbeelden, is het eigentijdse pre-tribulationele denken zo, dat de “dagen en ure” die Jezus in gedachten heeft, gaat over Zijn wederkomst aan het einde van de verdrukking. Maar dit kan gewoon niet het geval zijn, omdat dan velen van hen die leven tijdens de Verdrukking de profetische Schrift hebben gelezen en begrepen.

Door het lezen van Openbaring, zullen ze begrijpen dat er een beperkte periode is van het begin tot aan het midden van de grote verdrukking:

“Maar laat de buitenste voorhof van de tempel erbuiten en meet die niet, want die is aan de heidenen gegeven. En zij zullen de heilige stad vertrappen, tweeënveertig maanden lang.
En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen, in rouwkleding gekleed, twaalfhonderdzestig dagen lang profeteren.”
(Openb. 11:2,3).

De eerste helft van de Verdrukking is 1260 dagen, tweeënveertig maanden of drie en half jaar. Degene die op dat moment leeft zal ook begrijpen dat de tweede helft van de Verdrukking ook drie en een half jaar lang zal zijn, te beginnen met de dood van de twee getuigen en de vervolging van Israël:

“En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats had, die door God voor haar gereedgemaakt was, opdat men haar daar zou voeden twaalfhonderdzestig dagen.” (Openb. 12:6).

De uitverkorenen die in leven zijn tijdens de Verdrukking, kennen de Schrift en zullen in staat zijn om perfect te berekenen wanneer de Tweede Komst van de Heer zal plaats vinden, die exact kan worden gedateerd, zeven jaar na de ondertekening van het convenant tussen de antichrist en de leiders van Israël.

Dit is een andere reden om te geloven dat het in de rede gaat over de Opname als de “dagen van Noach” - een ongedateerde gebeurtenis is - in tegenstelling tot de wederkomst, die nogal gedateerd zal zijn. Zij die leven tijdens de Verdrukking zullen inderdaad in staat zijn om “de dag en het uur” te berekenen! Ze zullen de dagen van die donkere periode tellen op een ernstige en serieuze manier en met veel aandacht voor de passerende details in deze periode.

Antichrist komt aan de macht

Zoals eerder gezegd, zijn de “dagen van Noach” (v. 37), per definitie, de dagen die aan de zondvloed voorafgingen. In die periode, was de samenleving om hem heen, meer en meer verworden. Noach en zijn familie waren nog de enige rechtvaardige wezens die op aarde waren, terwijl de “reuzen” die aanwezig waren op dat moment, de leiders waren van zijn toen hedendaagse cultuur.

Dat waren de gevallen engelen, en hun meester was de Satan. Dus een toename van het kwaad was kenmerkend voor deze periode. Dit is precies wat er geprofeteerd is en staat te gebeuren in de dagen die aan de grote verdrukking voorafgaan. Zoals Paulus schrijft aan Timotheüs:

“Maar de Geest zegt uitdrukkelijk dat in latere tijden sommigen afvallig zullen worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen....” (1 Tim. 4:1)

De leerstellingen waar hier over wordt gesproken zijn dezelfde doctrines die werden onderwezen door de gevallen engelen voorafgaand aan de zondvloed. Paulus schreef ook:

“En weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken.” (2 Tim. 3:1).

Dit is een verwijzing naar een waanzinnige out-of-control samenleving die zal ontstaan ​​in de dagen vóór de Verdrukking... de laatste dagen van het tijdperk van de kerk. Deze periode wordt gekenmerkt door precies dezelfde voorwaarden die er heersten toen Noach de Ark bouwde. Een groeiende afvalligheid zal de wereld verzadigen met de oude afgoderijen van Babylon, Medo-Perzië, Griekenland en Rome. Vergeet niet, deze aanbaden de goden van lucht, land, zee en atmosfeer. Ze aanbaden de godinnen van de vruchtbaarheid en van de bescherming. Genoemd als Diana of met haar andere namen, Athena, Minerva of Columbia, is zij de vrouw, wiens beeld nu boven op het Capitool staat in Washington. Ze wacht rustig haar tijd af voor de machtspositie in het Grote Babylon, de moeder van alle hoeren.

“En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem,
dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn.
Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is,
de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet.”
(2 Th 2:1-4)...

Hier, is het onderwerp de aanstaande terugkeer van Jezus, als Hij Zijn lichaam van gelovigen, de kerk, wegneemt. Die tot het lichaam behoren worden aangespoord om niet in een staat van angst te leven. In het bijzonder om zich door niemand ervan te laten overtuigen dat ze deze verdrukking in hun leven moeten ervaren (of leven daarin).

Die dag ... de dag van de Heer ... zal worden ingeluid door de opkomst aan de macht van de antichrist, en door zijn onthulling. Zoals de profetie uit het Oude Testament van Daniël ons vertelt, zal hij een convenant ondertekent met de leiders van Israël, en hen verzekeren dat ze vrij zijn om de tempel te herbouwen en de eredienst daar te beginnen. Later, wordt hier verteld, zal hij de Tempel gebruiken als zijn eigen uitvalsbasis. Dit evenement, dat Jezus de “gruwel der verwoesting” noemt, komt in het midden van een zevenjarige periode.

Hij kan dat verbond niet tekenen zonder enige geloofwaardigheid op zijn minst, tenzij hij al is opgestegen tot een prominente plaats tussen de leiders van de wereld. Misschien torent zijn invloed op dat moment al uit boven alle andere wereldleiders, waardoor hij het recht krijgt om die toestemming te verlenen aan Israël. Gezien de huidige situatie in het Midden-Oosten, moet u zich nu eens voorstellen wat dat zou betekenen!

Vandaag de dag, zou geen moslim stil blijven zitten als welke wereldleider dan ook een dergelijke gunst aan Israël zou toekennen.

En zo, in de weinige verzen hierboven, hebben we een perfecte illustratie dat de metafoor van de dagen van Noach hier van toepassing is, als de profetie over de laatste dagen.

Volgens de profetie van Daniël, zal de antichrist aan de macht komen met exact dezelfde goddeloze krachten die werden gebruikt om in de wereld van Noach te domineren vóór de zondvloed. Merk op in de volgende passage, hoe hij in opstand komt tegen God, maar wel een andere vreemde macht erkent, die hij verhoogt in een geweldige show van rijkdom en macht:

“En hij zal niet letten op de goden van zijn vaderen, en ook niet op het verlangen van de vrouwen. Hij zal op geen enkele god letten, maar zichzelf boven alles groot maken.
En hij zal de god van de vestingen in zijn standplaats eren. Hij zal namelijk de god die zijn vaderen niet gekend hebben, eren met goud, met zilver, met edelgesteente en met kostbaarheden.
Hij zal versterkte vestingen maken samen met een vreemde god. Voor hen die hij zal kennen, zal hij de eer laten toenemen en hen laten heersen over velen en hij zal het land uitdelen als beloning.”
(Dan. 11:36-38).

De vraag is: hoe lang precies, voor zijn bekrachtiging van dat zevenjarige verbond, zal hij tot zijn grote kracht komen? Als we doorgaan met dit onderzoek, zullen we proberen verder onze kijk te verfijnen op deze periode.

We hebben al gezegd dat er enige lengte moet zijn in tijd daarvoor ... misschien drie en een half tot vier jaar. Als we doorgaan met dit onderzoek, zullen wij de idee ontwikkelen dat de Bijbel een leven in de wereld voorspelt, onder de voorwaarden van een valse vrede en veiligheid. Het moet zeker worden voorgezeten door de antichrist, in de vroege dagen van zijn invloed. Zelfs nu, kunnen we die dagen al zien, als ze zich ontwikkelen voor onze ogen.

Herinnert u zich Jezus zijn eigen woorden: “Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal.” (Matt. 24:42).

Bron: Pre-Pretribulation Rapture: Part 3 | Prophecy In The News

Printen??? Spaar papier en inkt.