www.wimjongman.nl

(homepagina)


TEKSTEN DODE ZEE ROLLEN

()

Het Boek der Giganten

4Q203, 1Q23, 2Q26, 4Q530-532, 6Q8

Inleiding en commentaar

Het is eerlijk om te zeggen dat de aartsvader Henoch even bekend was bij de ouden als hij obscuur is voor moderne bijbellezers. Het boek Genesis geeft niet alleen zijn leeftijd (365 jaar), maar zegt alleen over hem dat hij "met God wandelde" en daarna "niet meer was, omdat God hem had weggenomen" (Gen. 5:24). Deze verheven levenswijze en mysterieuze ondergang maakten van Henoch een figuur van grote fascinatie, en een cyclus van legenden groeide rond hem.

Veel van de legenden over Henoch werden reeds in de oudheid verzameld in verschillende lange bloemlezingen. De belangrijkste en oudste anthologie staat bekend als Het Boek van Henoch, en omvat meer dan honderd hoofdstukken. Het is nog steeds in zijn geheel bewaard gebleven (hoewel alleen in het Ethiopisch) en vormt een belangrijke bron voor het denken van het Jodendom in de laatste paar eeuwen v. Chr. Veelbetekenend is dat de overblijfselen van verscheidene bijna volledige kopieën van Het Boek van Henoch in het Aramees werden gevonden onder de Dode Zee-rollen, en het is duidelijk dat degene die de rollen verzamelde het als een tekst van vitaal belang beschouwde. Op één na zijn alle vijf hoofdbestanddelen van de Ethiopische bloemlezing tussen de rollen opgedoken. Maar nog intrigerender is het feit dat aanvullende, voorheen onbekende of weinig bekende teksten over Henoch zijn ontdekt in Qumran. De belangrijkste daarvan is Het Boek der Giganten.

Henoch leefde voor de zondvloed, in een tijd waarin de wereld, in de oude verbeelding, heel anders was. Mensen leefden bijvoorbeeld veel langer; Henochs zoon Methusalem bereikte bijvoorbeeld de leeftijd van 969 jaar. Een ander verschil was dat engelen en mensen vrij met elkaar omgingen - zo vrij zelfs, dat sommige engelen kinderen verwekten bij menselijke vrouwen. Dit feit wordt neutraal vermeld in Genesis (6:1-4), maar andere verhalen zien deze episode als de bron van de corruptie die de bestraffende zondvloed noodzakelijk maakte. Volgens het Boek van Henoch was de vermenging van engel en mens eigenlijk het idee van Shernihaza, de leider van de kwade engelen, die 200 anderen ertoe aanzette met vrouwen samen te leven. De nakomelingen van deze onnatuurlijke verbintenissen waren reuzen van 13 meter hoog. De boze engelen en de reuzen begonnen de menselijke bevolking te onderdrukken en hen te leren kwaad te doen. Daarom besloot God de engelen gevangen te zetten tot het laatste oordeel en de aarde te vernietigen met een zondvloed. Henochs pogingen om bij de hemel te bemiddelen voor de gevallen engelen hadden geen succes (1 Henoch 6-16).

Het Boek der Giganten vertelt een deel van dit verhaal opnieuw en gaat dieper in op de heldendaden van de reuzen, in het bijzonder de twee kinderen van Shemihaza, Ohya en Hahya. Aangezien er geen volledig manuscript van Reuzen bestaat, blijft de precieze inhoud en de volgorde ervan een kwestie van giswerk. Het grootste deel van de huidige fragmenten heeft betrekking op de onheilspellende dromen van de reuzen en de pogingen van Henoch om deze te interpreteren en bij God te bemiddelen in naam van de reuzen. Helaas blijft er weinig over van de onafhankelijke avonturen van de reuzen, maar het is waarschijnlijk dat deze verhalen althans gedeeltelijk ontleend waren aan de mythologie van het oude Nabije Oosten. Zo is de naam van één van de reuzen Gilgamesj, de Babylonische held en het onderwerp van een groot epos dat in het derde millennium v. Chr. werd geschreven.

-- Michael Wise, Martin Abegg Jr., and Edward Cook, The Dead Sea Scrolls: A New Translation, (HarperSanFrancisco, 1996) p246-250.

Zie het online artikel van James VanderKam, Old Testament Pseudepigrapha voor verdere informatie over de Henoch traditie en de bijbehorende literatuur. Ook interessant met betrekking tot verbanden tussen de Henoch traditie en de DSS gemeenschap is het recente boek van Gabriele Boccaccini, Beyond the Essene Hypothesis: The Parting of the Ways between Qumran and Enochic Judaism (verkrijgbaar in de boekwinkel).

Boek der Giganten -- Gereconstrueerde Teksten

Een samenvattende verklaring van de afdaling van de boze engelen, die zowel kennis als verwoesting brachten. Vergelijk Genesis 6:1-2, 4.

1Q23 Frag. 9 + 14 + 15 2[ . . . ] zij kenden de geheimen van [ . . ] 3[ . . si]n was groot op de aarde [ . . ] 4[ . . ] en zij doodden de mensY [ . . ] 5[ . . . zij verwekten] reuzen [ . . ]

De engelen exploiteren de vruchtbaarheid van de aarde.

4Q531 Frag. 3 2[ . . .] alles wat de] aarde voortbracht [ . . . ] [ . . . ] de grote vissen [ . . . ] 14[ . . . ] de hemel met alles wat groeide [ . . ] 15[ . . .] vruchten van] de aarde en alle soorten graan en alle1 de bomen [ . . . ] 16[ . . . ] beesten en reptielen . . . alle kruipend gedierte der aarde en zij zagen alle groffe daden en uitspraken [ . . . ] l9[ . . . ] mannen en vrouwen, en onder de mensen [ . . . ]

De tweehonderd engelen kiezen dieren uit om onnatuurlijke handelingen mee te verrichten, waaronder vermoedelijk ook mensen.

1Q23 Frag. 1 + 6 [ . . . tweehonderd] 2ezels, tweehonderd ezels, tweehonderd . . . rammen van de] 3 kudde, tweehonderd geiten, tweehonderd [ . . . beesten van het] 4veld van elk dier, van elke [vogel . . . ] 5[ . . . ] voor rassenvermenging [ . . . ]

Het resultaat van de demonische corruptie was geweld, perversie, en een broedsel van monsterachtige wezens. Vergelijk Genesis 6:4.

4Q531 Frag. 2 [ . . . ] verontreinigden zij [ . . . ] 2[ . . . verwekten zij] reuzen en monsters [ . . . ] 3[ . . . ] verwekten zij, en ziet, de gehele [aarde was verdorven . . . ] 4[ . . . ] met haar bloed en door de hand van [ . . . ] 5[ reuzen] die voor hen niet voldoende waren en [ . . . ] 6[ . . . ] en zij zochten vele [ . . ] 7[ . . ] 8[ . . . ] de monsters vielen het aan.

4Q532 Kol. 2 Frags. 1 - 6 2[ . . . ] vlees [ . . ] 3al[l . . . ] monsters [ . . ] zullen zijn [ . . . ] 4[ . . . ] zij zouden opstaan [ . . ] zonder ware kennis [ . . . ] want [ . . . ] 5[ . . . ] de aarde [werd verdorven . . . ] machtig [ . . . ] 6[ . . . ] zij beschouwden [ . . . ] 7[ . . . ] van de engelen op [ . . ] 8[ . . . ] uiteindelijk zullen zij vergaan en sterven [ . . ] 9[ . . ] zij veroorzaakten grote corruptie in de [aarde . . ] [ . . dit was niet] voldoende om [ . . . ] "zij zullen [ . . . ]

De reuzen beginnen te worden verontrust door een reeks dromen en visioenen. Mahway, de titanenzoon van de engel Barakel, rapporteert de eerste van deze dromen aan zijn mede-reuzen. Hij ziet een tablet ondergedompeld worden in water. Als het tevoorschijn komt, zijn alle namen op drie na weggespoeld. De droom symboliseert kennelijk de vernietiging van allen behalve Noach en zijn zonen door de zondvloed.

2Q26 [ . . . ] drenkten zij het tablet in de wa[ter . . . ] 2[ . . . ] gingen de wateren over het [tablet . . . ] 3[ . . . ] tilden zij het tablet uit het water van [ . . . ]

De reus gaat naar de anderen en zij bespreken de droom.

4Q530 Frag.7 [ . . . dit visioen] is om te vloeken en te treuren. Ik ben degene die 2[ . . . ] de hele groep van de schipbreukelingen heeft beleden dat ik naar [ . . . ] 3[ . . . de geesten van de sl]ain zal gaan die klagen over hun moordenaars en uitroepen 4[ . . . ] dat wij samen zullen sterven en dat er een einde aan [ . . . ] gemaakt zal worden veel en ik zal slapen en brood 6[ . . . ] voor mijn woning; het visioen en ook [ . . . ] ging in op de bijeenkomst van de reuzen 8[ . . . ]

6Q8 [ . . . ] Ohya en hij zei tegen Mahway [ . . . ] 2[ . . . ] zonder te beven. Wie toonde u dit visioen, [mijn] broeder? 3[ . . ] Barakel, mijn vader, was bij mij. 4[ . . . ] Voordat Mahway klaar was met vertellen wat [hij had gezien . . . ] 5[ . . ] zei tegen hem: Nu heb ik wonderen gehoord! Als een onvruchtbare vrouw baart [ . . . ]

4Q530 Frag. 4 3[Daar]op zei Ohya tegen Ha[hya . . . ] 4[ . . vernietigd worden] van op de aarde en [ . . . ] 5[ . . . de ea]rth. Toen 6[ . . . ] zij weenden voor [de reuzen . . .]

4Q530 Frag. 7 3[ . . . ] uw kracht [ . . ] 4[ . . ] 5Daarop [zei] Ohya tegen Hahya [ . . ] Toen antwoordde hij: Het is niet voor 6ons, maar voor Azaiel, want hij [ . . ] de kinderen van] engelen 7zijn de reuzen, en zij wilden niet dat al hun geliefden] werden verwaarloosd [ . . ] wij zijn] niet neergeworpen; jullie hebben kracht [ . . . ]

De reuzen beseffen de zinloosheid van het vechten tegen de krachten van de hemel. De eerste spreker kan Gilgamesj zijn.

4Q531 Frag. 1 3[ . . . ik ben een] reus, en door de machtige kracht van mijn arm en mijn eigen grote kracht 4[ . . . iemand sterfelijk, en ik heb oorlog tegen hen gevoerd; maar ik ben niet [ . . . ] in staat om tegen hen stand te houden, want mijn tegenstanders 6[ . . . ] wonen in [de hemel], en zij wonen in de heilige plaatsen. En niet 7[ . . . zij] zijn sterker dan ik. 8[ . . . ] van het wilde beest is gekomen, en de wilde man noemen zij [mij].

9[ . . . ] Toen zei Ohya tegen hem: Ik ben gedwongen een droom te hebben [ . . . ] de slaap van mijn ogen [verdween], om mij een visioen te laten zien. Nu weet ik dat op [ . . . ] 11-12[ . . . ] Gilgamesj [ . . . ]

Ohya's droomvisioen is van een boom die ontworteld is op drie van zijn wortels na; de strekking van het visioen is dezelfde als die van de eerste droom.

6Q8 Frag. 2 1-drie van zijn wortels [ . . . ] [terwijl] ik [toekeek,] kwamen [ . . zij verplaatsten de wortels naar] 3deze tuin, allemaal, en niet [ . . . ]

Ohya probeert de implicaties van de visioenen te vermijden. Hierboven stelde hij dat het alleen de demon Azazel betrof; hier suggereert hij dat de vernietiging alleen de aardse heersers betreft.

4Q530 Kol. 2 1ziet de dood van onze zielen [ . . . ] en al zijn kameraden, [en Oh]ya vertelde hen wat Gilgamesj tegen hem zei 2[ . . . ] en er werd gezegd [ . . . ] "betreffende [ . . . ] de leider heeft de potentaten vervloekt" 3en de reuzen waren blij met zijn woorden. Toen draaide hij zich om en vertrok [ . . .]

Meer dromen teisteren de reuzen. De details van dit visioen zijn onduidelijk, maar het voorspelt weinig goeds voor de reuzen. De dromers spreken eerst tot de monsters, dan tot de reuzen.

Daarop hadden twee van hen dromen 4en de slaap van hun oog, vluchtte van hen, en zij stonden op en kwamen naar [ . . . en vertelden] hun dromen, en zeiden in de vergadering van [hun kameraden] de monsters 6[ . . . In] mijn droom was ik aan het kijken deze nacht 7[en er was een tuin . . . ] tuinlieden en zij gaven water 8[ . . tweehonderd bomen en] grote scheuten kwamen uit hun wortel 9[ . . ] al het water, en het vuur brandde alles 10[de tuin . . . ] Zij vonden de reuzen om hen 11[de droom . . . ] te vertellen

Iemand stelt voor dat Henoch wordt gevonden om het visioen te interpreteren.

. . .naar Henoch, de bekende schrijver, en hij zal de droom voor ons 12 uitleggen. Daarop verklaarde zijn collega Ohya en zei tegen de reuzen: 13 Ook ik had vannacht een droom, o reuzen, en zie, de Heerser van de Hemel daalde neer op aarde 14[ . . . ] en dat is het einde van de droom. Daarop werden alle reuzen [en monsters!] bang 15en riepen Mahway. Hij kwam naar hen toe en de reuzen smeekten hem en stuurden hem naar Henoch 16[de bekende schriftgeleerde]. Zij zeiden tot hem: Ga [ . . . ] tot u dat 17[ . . . ] u zijn stem hebt gehoord. En hij zeide tot hem: Hij zal1 [ . . . ] en] de dromen [ . . . ] vertolken [ . . . ] hoe lang de reuzen nog te leven hebben. [ . . . ]

Na een kosmische reis komt Mahway naar Henoch en doet zijn verzoek.

Hij steeg op in de lucht en vloog met zijn handen als de wind. Hij liet de bewoonde wereld achter zich en trok over de Verwoesting, de grote woestijn. 6 Enoch zag hem en riep hem aan, en Mahway zei tegen hem. 7Hierheen en daarheen een tweede keer naar Mahway. De reuzen wachten 8op uw woorden, en al de monsters van de aarde. Als [ . . . ] is gedragen [ . . . ] 9van de dagen van [ . . . ] hun [ . . . ] en zij zullen worden toegevoegd [ . . . ] 10[ . . . ] zouden wij van u weten hun betekenis [ . . . ] 11[ . . . tweehonderd bo]men die uit de hemel [naar beneden kwamen . . . ]

Henoch stuurt een tablet terug met zijn grimmige boodschap van oordeel, maar met hoop op berouw.

4Q530 Frag. 2 De schrijver [Henoch . . . ] 2[ . . . ] 3een kopie van het tweede tablet dat [Epoch] se[nt . . . ] 4in het handschrift van Henoch de bekende schrijver [ . . . In de naam van God de grote] 5en heilige, aan Shemihaza en al [zijn metgezellen . . . ] 61laat het u bekend zijn dat niet [ . . . ] 7en de dingen die u gedaan hebt, en dat uw vrouwen [ . . . ] 8zij en hun zonen en de vrouwen van [hun zonen . . . ] 9door uw losbandigheid op de aarde, en er is op u [ . . en het land schreeuwt] 10en klaagt over u en de daden van uw kinderen [ . . . ] 11het kwaad dat u het hebt aangedaan. 12totdat Raphael komt, zie, vernietiging [komt, een grote overstroming, en het zal alle levende dingen vernietigen] 13en wat er ook is in de woestijnen en de zeeën. En de betekenis van de zaak [ . . . ] 14op u voor kwaad. Maar nu, maak de banden los die u binden aan het kwaad ... l5en bid.

Een fragment dat blijkbaar een visioen beschrijft dat Henoch zag.

4Q531 Frag. 7 3[ . . . grote angst] greep mij en ik viel op mijn gezicht; ik hoorde zijn stem [ . . . ] 4[ . . . ] hij verbleef onder de mensen maar hij leerde niet van hen [ . . . ]

Bron: The Dead Sea Scrolls: Book of Giants