www.wimjongman.nl

(homepagina)


Beschadigde beeltenis 2

Bijlage 5: Bileam gebruikte Ishtar om Israël verraad te laten plegen

Net zoals Satan Adam en Eva verleidde om zichzelf te vervloeken, zo gebruikt hij de sensuele godin Ishtar om de mensheid en zelfs Gods eigen volk in de val te lokken. De goden die Mozes ontmoette toen hij Kanaän binnentrok waren Baäl en Asjtoreth, of zoals zij ook werden genoemd, Dumuzid en de koningin van de hemel, Inanna. Toen Israël aan de grens van Moab kwam, huurde koning Balak de profeet Balaam in om Israël te vervloeken. Na verscheidene mislukte pogingen werd het duidelijk dat Israël gezegend was, en dat niemand een vloek tegen haar kon uitbrengen; dat wil zeggen, een frontale aanval zou niet werken. God veranderde de bedoelde vloek in een zegen. Dit betekent dat wanneer mensen van plan zijn Israël te vervloeken, God dit in een zegen kan veranderen.

Bileam kon hen niet vervloeken, maar hij was hebzuchtig en vond dus een manier om het volk zichzelf te laten vervloeken. Zij stuurden de jongedames van Moab om de Israëlitische mannen te verleiden door te zeggen: "Hé jongens, willen jullie zien hoe wij Baäl van Peor 'aanbidden' (Numb 25).

Israël nu bleef in het Acacia bos, en het volk begon hoererij te bedrijven met de vrouwen van Moab. Zij nodigden het volk uit tot de offers van hun goden, en het volk at en boog zich neer voor hun goden. Zo werd Israël verbonden met Baäl van Peor, en de toorn des HEREN werd tegen Israël opgewekt (Num. 25:1-3).

Satan is deze oude truc blijven gebruiken omdat het werkt als een charme. Niettemin "veroorzaakten de vrouwen, door de raad van Bileam, dat de kinderen Israëls tegen de HERE zondigden in het voorval van Peor, en er was een plaag onder de gemeente des HEREN" (Num 31:16).

Baäl van Peor was een woeste god die een verschrikkelijke prijs eiste van zijn volgelingen. Maar zoals we gezien hebben, zijn Baäl, Marduk en Ninurta variaties op het thema van Nimrod-de-Rebel-die-een-gibbor-werd.

En natuurlijk, achter Nimrod zat Satan. De wortel van deze rebellie begon met Nimrod in het land van Shinar (Sumer).

Kort voor zijn dood waarschuwde Mozes Israël dat toen God hen in Kanaän bracht om de volken te onteigenen, zij de valse goden niet moesten navolgen (Zie Deut 12:31).

Door Israël, Satan en zijn gemalin Ashtoreth, de koningin van de hemel, te laten aanbidden, brachten zij zichzelf onder de vloek van YHWH. Satan deed hetzelfde met Adam en Eva. Hij probeerde niet Adam te doden. Hij liet Adam het zelf doen. In feite ging hij niet rechtstreeks naar Adam. Hij ging via Eva, en Adam volgde. Hij zette Adam en Eva aan tot het begeren van iets dat niet van hen was; en zij begeerden vals genot, gaven toe aan de verleiding en overtraden. God heeft ons al verrukkingen beloofd in zijn koninkrijk, maar Satan belooft ons onmiddellijke, namaakgenoegens in zijn koninkrijk.

( )

Figuur 66 Inanna en Dumuzid reproductie van een Sumerisch beeld van http://www.reweaving.org/inanna3.html

Ezechiël zegt dat God: "mij in visioenen bracht ... naar Jeruzalem, tot aan de deur van de tempel ... waar de zetel van het beeld van jaloezie was" [Dit verwijst naar een beeld van een van deze goden of godinnen], dat jaloezie opwekt (Ezechiël 8:3). "Mensenkind, ziet gij wat zij doen, de grote gruwelen die het huis Israëls hier begaat, om Mij ver van Mijn heiligdom te doen gaan" (Ezech 8:6). ... "en daar - alle soorten kruipend gedierte, gruwelijke beesten, en alle afgoden van het huis Israëls, rondom afgebeeld op de muren" (Ezech 8:10). ... "en tot mijn ontsteltenis zaten daar vrouwen te wenen om Tammuz" [Dumuzid] (Ezech 8:14) (Zie Figuur 66).

Zij waren in het huis van God, maar zij aanbaden God niet. Zij aanbaden andere dingen. Let op wat God zegt in het boek Jeremia:

Jeremia confronteerde een groep Judeeërs die besloten in te pakken en naar Egypte te gaan, door te zeggen: "Ga niet weg, aanbid God", en hun antwoord is: "Nee!"

"Maar wij zullen zeker doen wat uit onze eigen mond is gegaan, om wierook te branden voor de koningin van de hemel en drankoffers voor haar uit te storten, zoals wij gedaan hebben, wij en onze vaderen, onze koningen en onze prinsen, in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem. Want toen hadden wij voedsel in overvloed, waren wij welgesteld en zagen wij geen moeilijkheden (Jer 44:17).

Met andere woorden: "Zeg ons niet dat we terug moeten keren tot God, Jeremia, want toen we de koningin van de hemel aanbaden, was het leven goed voor ons. De dingen waren goed toen we dat deden." Dat is de leugen - dat door het aanbidden van deze valse goden, het volk ervan overtuigd raakt dat de goden op hun welzijn letten, maar dat is niet zo; het uiteindelijke einde is rampspoed. De goden bevorderen misschien voor korte tijd hun welzijn, maar het is een kaartenhuis dat instort. En wat nog erger is, hun ontrouw in het najagen van vreemde goden vervreemdt hen van hun Schepper en Zijn liefde en voorziening.

Bron: DouglasHamp.com