(20) HENOCH’S BOODSCHAP VAN BEGELEIDING

94.1 Nu zeg ik u, mijn kinderen, liefde en gerechtigheid wandelen daar in, want de paden van de gerechtigheid zijn waardig om te volgen, maar de paden der ongerechtigheid zullen snel worden vernietigd en verdwijnen
. 94.2 En voor bepaalde mensen van een toekomstige generatie zullen de paden van onrecht en dood geopenbaard worden, en zij zullen zich daarvan weg houden en deze niet volgen
. 94.3 Nu zeg ik tegen u, de rechtvaardigen: Wandel niet op de slechte paden, of in wangedrag, of op de paden van de dood, en kom niet in de buurt om u daar te vestigen, of u kunt worden vernietigd
94.4 Maar zoek en kies voor uzelf de gerechtigheid, en een leven dat aangenaam is en wandel op de paden van vrede, zodat u kunt leven en bloeien.
94.5 En houd mijn woorden stevig in de gedachten van uw hart, en laat ze niet worden weggewist vanuit uw hart, want ik weet dat zondaars de mensen zullen verleiden om de wijsheid te verlaten, en dat er geen plaats gevonden zal worden voor dezen, en de verleiding zal op geen enkele manier afnemen.
94.6 Wee degenen die aan onrecht en bedrog bouwen, want zij zullen snel worden afgebroken en men zal geen vrede hebben.
94.7 Wee degenen die hun huizen bouwen in zonde, want hun hele fundering zal worden afgebroken, en door het zwaard zullen zij vallen, en zij die zich goud en zilver verwerven, dat zal snel worden vernietigd in het oordeel.
94.8 Wee u, gij rijken, want u hebt vertrouwd op uw rijkdom, maar u zult van uw rijkdom gescheiden worden, u die niet denkt aan de Allerhoogste in de dagen van uw rijkdom.
94.9 U hebt godslastering gepleegd, en ongerechtigheid, en bent klaar voor de dag van de uitgieten van het bloed, en voor de dagen van duisternis, en voor de dag van het grote oordeel.
94.10 Ik zeg dit en maak het u bekend, dat Hij die u geschapen heeft, u zal laat vallen, en over uw val zal geen genade zijn, maar uw schepper zal zich verheugen in uw ondergang.
94.11 Uw gerechtigheid in die dagen zal een verwijt worden aan de zondaars en de goddelozen.
95.1 Och, dat mijn ogen een regenwolk was, zodat ik over u zou kunnen huilen en mijn tranen vergieten als regen, zodat ik zou kunnen uitrusten van het verdriet van mijn hart!
95.2 Wie gaf u toestemming om haat en slechtheid in praktijk te brengen? Moge een oordeel komen over u, zondaars!
95.3 Wees niet bang voor de zondaars, gij rechtvaardige, de Heer zal ze overleveren in uw handen, zodat u een oordeel over hen kunt uitvoeren zoals u dat wenst.
95.4 Wee u, die vervloeking spreekt die u niet terug kunt nemen. Genezing zal ver weg blijven van u vanwege uw zonde.
95.5 Wee u, die uw buren terugbetaalt met kwaad, want u zult worden terugbetaald op basis van uw daden.
95.6 Wee u, liegende getuigen, en voor degenen die de ongerechtigheid afwegen, want u zult snel worden vernietigd.
95.7 Wee u, gij zondaars, omdat u de rechtvaardigen vervolgt, u zelf zult worden overgeleverd en vervolgd, u mannen van ongerechtigheid, en hun juk zal zwaar op u zijn.
96.1 Wees hoopvol gij rechtvaardige, want de zondaars zullen snel worden vernietigd voor u, en u zult de macht over hen hebben, zoals u dat wenst.
96.2 En in de dagen van de verdrukking van de zondaars, zullen uw jonge mensen opstaan als arenden, en uw nest zal hoger zal zijn dan dat van de gieren. U gaat omhoog, en net als dassen, voert het u in de spleten van de aarde en de kloven der steenrotsen, voor altijd, voor de wetteloze, maar zij zullen zuchten en huilen vanwege u, als berggeiten.
96,3 En wees niet bang, u die hebt geleden, want u krijgt genezing, en een helder licht zal schijnen over u, en u zult de Stem van Rust uit de hemel horen.
96.4 Wee u, gij zondaars, voor wie uw rijkdom u rechtvaardig liet schijnen, maar uw hart bewijst dat u zondaars bent. Dit woord zal een getuigenis tegen u zijn, als een herinnering van uw slechte daden.
96.5 Wee u, die het beste van de tarwe verslindt, en het beste drinkt van het water, en de nederige door uw kracht vertrapt.
96.6 Wee u, die de hele tijd water drinkt, want u zult snel terugbetaald worden, en uitgeput, en droog worden, want u hebt de bron van het leven verlaten.
96.7 Wee u, die onrecht doet, en bedrog pleegt, en godslastering, het zal een herinnering zijn van het kwaad tegen u.
96.8 Wee u, gij krachtige, die de rechtvaardige onderdrukt met macht, want de dag van uw vernietiging zal komen. In die tijd zullen veel goede dagen komen voor de rechtvaardigen in de dag van uw oordeel.
97.1 Geloof, rechtvaardige, dat de zondaars een object van schaamte zullen worden en zullen worden vernietigd op de dag des oordeels.
97.2 Het zal u bekend worden, zondaars, dat de Allerhoogste zich uw verderf herinnert en dat de engelen zich verheugen over uw vernietiging.
97.3 Wat gaat u doen, gij zondaars, en waarheen zult u vluchten op die dag des oordeels, wanneer u hoort het geluid van het gebed van de rechtvaardige?
97.4 Maar u zult niet zijn als zij tegen wie dit woord een getuigenis zal zijn: “U hebt u gesteld bij de zondaars”
97.5 En in die dagen zal het gebed van de heilige voor het aangezicht van de Heer zijn, en voor u komt de dag van uw oordeel.
97.6 En de woorden van uw ongerechtigheid zullen worden voorgelezen voor de Grote en de Heilige, en uw gezicht zal blozen van schaamte, en elke daad die is gebaseerd op ongerechtigheid zal worden afgewezen.
97.7 Wee u, gij zondaars, die in het midden van de zee leeft, of op droge grond, hun geheugen zal schadelijk voor u zijn.
97,8 Wee u die goud en zilver kopen, maar niet de gerechtigheid, en zeggen: “We zijn heel rijk en hebben bezittingen, en hebben verworven alles wat we ons wensten.
97.9 En nu laten we doen wat we van plan waren, want we hebben zilver verzameld en onze magazijnen gevuld, zo veel als het water zijn de dienaren in onze huizen.”
97.10 En net als het water zal uw leven wegstromen, want uw rijkdom zal niet bij u blijven, maar zal snel van u verdwijnen, want u hebt alles verworven in ongerechtigheid en u zult aan grote afwijzing overgegeven worden.
98.1 Nu zweer ik het u, de wijze, en de dwaze, dat u veel dingen zult zien op de aarde.
98.2 Voor u mannen, zullen er meer versieringen zijn voor uzelf dan een vrouw, en meer gekleurde kledingstukken dan een meisje, gekleed in soevereiniteit, en in de majesteit en kracht, zilver, goud, purper, en eer, terwijl voedsel zal worden uitgestort als water.
98.3 Hierdoor zullen zij noch kennis, noch wijsheid bezitten. En door dit bezit, zullen ze worden vernietigd, samen met hun bezittingen, en met al hun glorie en hun eer. In schaamte en in slachting, en in grote armoede zal hun geest worden geworpen in de vurige oven.
98.4 Ik zweer het u, gij zondaars, dat als een berg niet tot een slaaf zal worden, noch een heuvel een dienstmaagd van een vrouw, de zonde is net verzonden naar de aarde, maar de mens heeft die zelf gemaakt. En zij die ze begaan zullen worden onderworpen aan een grote vloek.
98.5 Onvruchtbaarheid is niet gegeven aan een vrouw, maar vanwege de daden van haar hand is het dat ze sterft zonder kinderen.
98.6 Ik zweer het u, u zondaars, door de Heilige en Grote-Ene, dat al uw slechte daden zijn geopenbaard in de hemel en dat uw onrecht nooit is bedekt of verborgen.
98.7 En denk niet in je geest, noch zeg het in uw hart, dat u het niet weet of niet ziet, elke zonde is opgeschreven van elke dag, in de hemel voor het aangezicht van de Allerhoogste.
98.8 Van nu af aan weet u dat al uw wandaden die u doen zult, zullen worden opgeschreven elke dag, tot de dag van uw oordeel.
98.9 Wee u, u dwazen, want u zult worden vernietigd door uw dwaasheid. En u luistert niet naar de wijze, en het goede zal niet over u komen.
98.10 En weet nu dat u klaar bent voor de dag van vernietiging. En hoop niet dat u zult leven, u zondaars, maar eerder dat u zult gaan sterven, voor u is er geen losgeld. U bent klaar voor de dag van het grote oordeel en voor de dagen van verdrukking en grote schande voor uw geest.
98.11 Wee u, u die koppig van hart bent, die het kwade doet en bloed eet, vanwaar hebt u goede dingen om te eten en te drinken en om voldaan te worden? Van alle goede dingen die onze Heer, de Allerhoogste in overvloed heeft geplaatst op de aarde. Daarom zult u geen vrede kennen.
98.12 Wee u die graag daden van ongerechtigheid doet. Waarom hebt u hoop voor goedheid voor uzelf? Weet dat u in de handen van de rechtvaardigen wordt gegeven, en zij zullen uw keel doorsnijden en u doden, en men zal niet genadig voor u zijn.
98.13 Wee u, die zich verheugt in het kwellen van de rechtvaardigen, de graven zullen niet worden gegraven voor u.
98.14 Wee u die de woorden van de rechtvaardige als leeg verklaren, voor u is geen hoop meer op leven.
98.15 Wee u die valse woorden schrijft, en woorden van de goddelozen, want zij schrijven hun leugens, zodat mensen ze kunnen horen en doorgaan met hun dwaasheid. En ze hebben geen vrede, maar zullen plotseling sterven.
99.1 Wee u die goddeloze daden doet en de valse woorden loven en prijzen, u zal worden vernietigd en geen goed leven hebben.
. 99.2 Wee u, die de woorden van waarheid veranderen, en die de eeuwige wet vervormen, en zichzelf rekenen als zonder zonde te zijn. Zij zullen onder de voeten vertrapt worden op de grond.
99.3 In die dagen, maak u klaar, rechtvaardigen, om uw gebeden omhoog te zenden als een herinnering, en leg ze voor als een getuigenis voor de engelen, opdat zij de zonde van de zondaars voorleggen aan de Allerhoogste als een herinnering.
99.4 In die dagen zullen de volken in de verwarring worden gegooid en de volken van de naties zullen oprijzen op de dag van vernietiging.
99.5 In die dagen zullen de vrouwen zwanger worden en hun baby’s aborteren en hen uit hun midden wegdoen, zodat hun kinderen door hen zullen omkomen: ja, zij zullen afzien van hun kinderen (die nog steeds) zuigelingen zijn, en niet terugkeren naar hen, en zullen zich niet ontfermen over hun geliefden.
99.6 En nogmaals, ik zweer het u, zondaars, dat de zonde klaar is voor de dag van onophoudelijk bloedvergieten.
99.7 En ze aanbidden stenen, en sommige gesneden beelden van goud en zilver, en van hout en klei. En sommigen, zonder kennis, aanbidden de onreine geesten en demonen, en zelfs de tempels zelf. Maar geen hulp wordt van hen verkregen.
99.8 En zij zullen in de goddeloosheid verzinken als gevolg van de dwaasheid van hun hart en hun ogen zullen verblind zijn door de angst van hun hart, en door de visie van hun ambities.
99.9 Door middel van deze dingen zullen ze goddeloos en bang zijn, want ze vergezellen al hun daden met leugens, en aanbidden stenen, en zij zullen worden vernietigd op hetzelfde moment.
99.10 In die dagen zullen zalig zijn zij die instemmen met de woorden van wijsheid, en het begrijpen, en de wegen van de Allerhoogste volgen, en lopen op het pad van gerechtigheid, en niet goddeloos handelen met de goddelozen, voor de rechtvaardigen zal er redding zijn.
99.11 Wee u, die het kwade uitbreiden naar uw buren, want u zult worden gedood in de Sjeool
. 99.12 Wee u, die fundamenten leggen van zonde en bedrog, en die leiden tot verbittering op de aarde, want daarom zal een einde worden gemaakt aan hen.
99.13 Wee u, die uw huizen laten bouwen met de arbeid van anderen, en al hun bouwmaterialen zijn de stokken en stenen van de zonde, ik zeg u: “U zult geen vrede hebben.”
99.14 Wee degenen die de maat weigeren, en de eeuwige erfenis van hun vaderen, en de oorzaak zijn dat hun ziel de fout gaat volgen, want zij zullen geen rust hebben.
99.15 Wee degenen die onrecht doen en het verkeerde helpen, hun buren doden tot op de dag van het grote oordeel. Want Hij zal uw heerlijkheid afbreken.
99.16 U vult uw harten met kwaad, en prikkelt de geest van Zijn boosheid, opdat Hij u allen vernietigt met het zwaard. En al de rechtvaardigen en heiligen onthouden uw zonde.
100.1 En in die dagen, en op een plek, zullen vaders en zonen elkaar aanvallen, en broeders zullen samen vallen in de dood, tot hun bloed vloeit alsof het een beek is.
100.2 Want een man zal niet in genade zijn hand weghouden van zijn zonen, noch van zijn zoons zonen, om hen te doden. En de zondaar zal zijn hand niet weghouden van zijn vereerde broer, van zonsopgang tot zonsondergang zullen zij elkaar vermoorden.
100.3 Het paard zal lopen tot aan haar borst in het bloed van de zondaars en de wagen zal verzinken in haar hoogte.
100.4 En in die dagen zullen de engelen naar beneden komen in de verborgen plaatsen, en op een plaats alle mensen verzamelen die hebben geholpen in de zonde, en de Allerhoogste zal opstaan op die dag om een groot oordeel uit te voeren over alle zondaars.
100.5 En hij zal bewakers stellen van heilige engelen, over alle rechtvaardigen en heiligen, en zij zullen hen bewaken, zoals een oogappel, tot er een einde is gemaakt aan alle kwaad en alle zonde. En, zelfs als de rechtvaardigen slapen een lange slaap, hebben ze niets te vrezen.
100.6 En de wijzen zullen de waarheid zien, en de zonen van de aarde zullen al de woorden van dit boek begrijpen, en zij zullen weten dat hun rijkdom niet in staat zal zijn om hen te redden of hun zonde omver te werpen.
100.7 Wee u, gij zondaars, als u de rechtvaardigen teistert op de dag van de ernstige benauwdheid, en hen verbrandt met vuur, dan wordt u terugbetaald op basis van uw daden.
100.8 Wee u, gij perverse van hart, die kijkt om kwaad te bedenken, er zal vrees over u komen en er is niemand die u zal helpen
. 100.9 Wee u, gij zondaars, voor een spreken van de woorden van uw mond, en voor een verslag van de daden van uw handen die ze goddeloos begaan hebben. U zult branden in de laaiende vlammen van het vuur.
100.10 En weet nu dat de engelen in de hemel zullen vragen naar uw daden, van de zon en de maan en de sterren, naar uw zonden, want op aarde voerde u een oordeel uit over de rechtvaardigen.
100.11 En al de wolken en mist en dauw en regen zullen getuigen tegen u zijn, want zij zullen worden terug gehouden van u, zodat zij niet over u komen, en zij zullen nadenken over uw zonden.
100.12 En nu geef geschenken aan de regen, zodat het u niet mag worden onthouden om te vallen op u, en zodat de dauw, als het goud en zilver van u heeft aanvaard, mag neerdalen
100.13 Als het ijs en sneeuw, met hun koude, en al de sneeuwstorm met hun kwellingen op u vallen. In die dagen, zult u niet in staat zijn om voor hen te staan.
101.1 Overweeg hemel, alle zonen van de hemel, en al het werk van de Allerhoogste, en vrees Hem, en doe nooit kwaad in het aangezicht van Hem.
101.2 Als Hij de vensters van de hemel sluit en de regen en de dauw onthoudt, zodat het niet op de aarde valt, vanwege u, wat gaat u doen?
101.3 En als Hij zijn toorn over u stuurt, en over al uw daden, zult u Hem niet bidden? Voor u spreken de trots en hardheid tegen zijn gerechtigheid. En u hebt geen vrede.
101.4 En ziet u niet de kapiteins van de schepen: Hoe hun schepen door de golven worden gegooid en opgeschrikt door de wind en in problemen komen?
101.5 En hierom zijn ze bang, want al hun goede bezittingen zullen in de zee verdwijnen met hen, en zij bedenken niets goeds in hun hart, alleen dat de zee zal hen verzwelgen, en dat ze zullen worden vernietigd.
101.6 Is niet alles van de zee, en al haar wateren, en al haar bewegingen het werk van de Allerhoogste, en verzegelde Hij niet haar hele doen en laten tot aan het zand?
101.7 En op zijn berisping droogt het op en wordt bang, en al haar vissen gaan dood en alles wat erin is, maar gij zondaars, die op aarde leeft, vreest Hem niet.
101.8 Heeft hij niet de hemel gemaakt, de aarde en alles wat daarin is? En wie heeft de kennis en wijsheid van alle dingen die bewegen op de grond en in de zee?
101.9 En zijn die kapiteins van de schepen niet bang voor de zee? Toch zijn de zondaars niet bang voor de Allerhoogste.
102.1 In die dagen, als hij een fel vuur over u brengt, waarheen wilt u vluchten, en waar zult u veilig zijn? Als hij zijn stem uitspreekt tegen u, zult u niet bevreesd en bang zijn?
102.2 Alle lichten zullen schudden met grote angst, en de hele aarde zal bang worden, en zal beven en schudden.
102.3 Alle engelen zullen hun opdrachten uitvoeren, en zich proberen te verbergen voor de Ene, die Grote in Glorie, en de kinderen van de aarde zullen beven en schudden. En gij zondaars zult voor altijd vervloekt zijn en zult geen vrede hebben
102.4 Wees niet bang, gij zielen van de rechtvaardigen, wees hoopvol, u die bent gestorven in gerechtigheid.
102.5 Wees niet verdrietig, dat uw zielen zijn gegaan tot in het dodenrijk in droefheid en dat uw lichaam geen beloning heeft gekregen tijdens uw leven, in overeenstemming met uw goedheid.
102.6 Maar als u sterft, zullen de zondaars over u zeggen: “Als wij sterven, de rechtvaardigen zijn ook gestorven, en wat van hun daden was bruikbaar?”
102.7 “Luister, zoals wij zijn gestorven in droefheid en in de duisternis, welk voordeel hebben zij tegenover ons? Van nu af aan zijn we gelijk.”
102.8 “En wat zullen zij ontvangen en wat zullen zij voor altijd zien? Want ook zij zijn gestorven, en vanaf nu zullen ze nooit meer het licht zien.”
102.9 En ik zeg u, gij zondaars: “U bent tevreden met te eten en te drinken, en mannen naakt uit te kleden, en te stelen en te zondigen, en het verwerven van bezittingen en goede dagen te zien
. 102.10 Maar u zag de rechtvaardigen, hoe hun einde vredig was, en er geen fout was gevonden in hen tot de dag van hun dood.”
102.11 “Maar ze werden vernietigd en werden alsof ze er nog nooit waren geweest, en hun ziel daalde af naar het dodenrijk in kwelling.”
103.1 En nu zweer ik het u, de rechtvaardigen, door Zijn grote glorie en Zijn eer, en door Zijn prachtige soevereiniteit en door Zijne majesteit: Ik zweer u dat ik dit mysterie begrijp.
. 103.2 Ik heb de tabletten van de hemel gezien en het schrijven van de Heilige Ene. En ik vond geschreven en gegraveerd daarop, wat betreft hen, dat al het goede, en vreugde, en eer, gereed zijn gemaakt, en opgeschreven voor de geesten van degenen die stierven in gerechtigheid.
103.3 En heel veel goede wil zal worden gegeven aan u ter compensatie van uw arbeid en dat uw lot meer dan uitstekend zal zijn het lot van de levenden.
103.4 De geesten van u die gestorven zijn in gerechtigheid zullen leven, en uw geesten zullen zich verheugen en blij zijn, en de gedachtenis van hen zal blijven voor het aangezicht van de Grote Ene voor alle generaties in eeuwigheid. Daarom wees angstig over hun misbruik.
103.5 Wee u, gij zondaars, wanneer u sterft in uw zonden, en degenen waarover u zegt: “Gelukkig waren de zondaars, zij zagen al hun dagen.
103.6 En nu zijn ze gestorven in welvaart en rijkdom, en hebben geen kwelling en slachting gezien tijdens hun leven, maar ze zijn gestorven in heerlijkheid, en het oordeel werd niet uitgevoerd over hen in hun leven.”
103.7 Weet dat hun zielen zullen worden weggedaan naar beneden in de hel, waar ze ellendig zullen zijn en hun straf zal groot zijn.
103.8 In de duisternis, in ketens, en in de brandende vlammen, zal uw geest komen in de grote oordeel. En het grote oordeel zal duren voor alle generaties, voor eeuwig. Wee u, want voor u zal er geen vrede zijn.
103.9 Zeg niet tot de rechtvaardige en de goede in dit leven: “In de dagen van onze ellende werkten we moeizaam, en zagen alle ellende, en ontmoetten veel kwaad. We werden vernederd en werden weinigen en onze geest is zeer klein geworden.
103.10 Wij werden vernietigd en er was niemand die ons heeft geholpen met woorden of met daden. We waren machteloos en vonden niets. We werden gemarteld en vernietigd en had niet verwacht om het leven te zien van de ene dag op de andere.
103.11 We hadden gehoopt om het hoofd te worden, maar we werden de staart. We werkten en werkten, maar waren geen meesters van de vruchten van onze arbeid, we werden het voedsel voor de zondaars, en de wetteloze maakten hun juk zwaar voor ons
. 103.12 Degenen die ons haatten en degenen die ons sloegen werden onze heersers. En voor diegenen die ons haatten bogen wij onze nek, maar ze hadden geen ontferming over ons.
103.13 We zochten om aan hen te ontsnappen, zodat we konden vluchten en konden rusten. Maar we vonden geen plek waarheen we zouden vluchten en veilig zijn voor hen.
103.14 We klaagden over hen tegen de machthebbers in onze nood en riepen tegen hen die ons verslonden, maar zij gaven geen aandacht aan onze kreten, en wilden niet luisteren naar onze stem.
103.15 Ze hielpen degenen die ons plunderden en ons verslonden, en degenen die ons tot weinig maakten, en ze verborgen hun wangedrag, en namen niet het juk weg van hen die ons verslonden en ons verspreiden en ons doodden. Ze verborgen onze slachters en herinneren zich niet dat zij hun handen tegen ons verhieven.”
104.1 Ik zweer het u, u rechtvaardige, dat in de hemel de engelen u zullen herinneren als de goede, voor het aangezicht van de glorie van de Grote Ene, en dat uw namen zijn opgeschreven voor het aangezicht van de glorie van de Grote Ene.
104.2 Wees hoopvol, want waar u vroeger beschaamd stond vanwege kwalen en aandoeningen, zult u nu stralen als de lichten van de hemel, en worden gezien, en de poort van de hemel zal voor u worden opengedaan.
104.3 Houd vol in uw roep om het oordeel en het zal verschijnen voor u, want gerechtigheid zal worden afgedwongen van de heersers voor al uw kwelling, en van allen die degenen hielpen om u te plunderen.
104.4 Wees hoopvol, en laat uw hoop niet varen, want u zult grote vreugde hebben, zoals de engelen van de hemel.
104.5 Wat zult u gaan doen? U hoeft zich niet te verbergen op de dag van het grote oordeel, noch zult u blijken bij de zondaars te zijn. Het eeuwige oordeel zal bij u zijn voor alle generaties van de eeuwigheid.
104.6 En nu wees niet bang, u rechtvaardige, als je ziet dat de zondaars sterk groeien en gedijen in hun verlangens, en wens niet in verband te worden gebracht met hen, maar houd u ver weg van hun wangedrag, want u zult verbonden worden met de heerscharen van de de hemel.
104.7 Hoewel u zondaren zeggen: “Over geen van onze zonden zullen we worden ondervraagd of worden opgeschreven!” Maar ze zullen ze opschrijven, uw zonden, elke dag.
104.8 En nu wil ik u laten zien dat licht en duisternis, dag en nacht, al uw zonden zien.
104.9 Wees niet goddeloos in uw hart, en ga niet liegen, en doen niets af aan de woorden van waarheid, noch om te zeggen dat de woorden van de heiligen en verhevenen leugens zijn, en geen lof geven aan uw afgoden. Want al uw leugens en al uw goddeloosheid leiden niet tot gerechtigheid, maar naar grote zonde.
104.10 En nu weet ik deze verborgenheid: dat vele zondaars de woorden van waarheid zullen veranderen en vervormen en kwade woorden spreken, en liegen, en grote verzinsels brouwen, en boeken schrijven in hun eigen woorden
104.11 Maar als ze mijn woorden precies in hun talen opschrijven, en niet alles veranderen of iets weglaten van mijn woorden, maar alles precies opschrijven, alles wat ik getuigde over vroeger, dan weet ik nog een verborgenheid:
104.12 Dat boeken zullen worden gegeven aan de rechtvaardigen en wijzen, en een bron van vreugde en waarheid en veel wijsheid zal worden.
104.13 En boeken worden aan hen gegeven, en zij zullen er in geloven en zich erover verheugen, en al de rechtvaardigen die hebben geleerd daarin alle wegen van de waarheid, zullen blij zijn.
105.1 En in die dagen, spreekt de Heer, zullen ze roepen en getuigen tot de zonen van de aarde over de wijsheid daarin. Laat het hen zien, want u bent hun leiders en de beloningen zullen komen over de gehele aarde.
105.2 Voor mijn zoon en ik zullen ons met hen vergezellen voor altijd, in de paden van oprechtheid gedurende hun leven.

En u zult vrede hebben. Verheug u, zonen van oprechtheid!

Amen

Printen??? Spaar papier en inkt.