72.1 Het Boek van de Omwentelingen van de lichten van de hemel, elk zoals het is: volgens hun rangorde, volgens de periode van hun heerschappij en hun tijd, volgens hun namen en plaatsen van oorsprong en volgens hun maanden. Dit heeft Uriël, de heilige engel die met mij was, en die hun leider is, me laten zien. Hij toonde mij al hun reguleringen, precies zoals ze zijn, voor elk jaar van de wereld en voor altijd, totdat de nieuwe schepping gemaakt is die voor altijd zal duren.
72.2 Dit is de eerste wet van de lichten. Het licht dat zon heet; hij rijst in de poorten van de hemel, die naar het oosten gericht zijn, en gaat onder in de westerlijke poorten van de hemel.
72.3 En ik zag zes poorten waaruit de zon opkomt, en zes poorten waarin hij ondergaat. En de maan komt ook op en gaat onder in die poorten, en de leiders van de sterren samen met degenen die ze leiden. Er zijn er zes in het oosten en zes in het westen, allemaal exact op hun plaats, de een naast de ander; en die poorten hebben vele ramen naar het zuiden en het noorden.
72.4 Eerst kom het grotere licht op, genaamd de zon, gevormd als de cirkel van de hemel, en helemaal vol van een vuur dat licht en warmte geeft.
72.5 De wind blaast de strijdwagens voort waarop zij stijgt, en de zon gaat onder in de lucht en komt terug via het noorden om het oosten te bereiken, en wordt naar de juiste poort geleid om te schijnen in de lucht.
72.6 Op deze manier rijst de zon in de eerste maand, in de grote poort, namelijk: hij stijgt via de vierde van die zes poorten die op het oosten gericht staan.
72.7 En in die vierde poort bevinden zich twaalf raamopeningen waar vlammen uitkomen als ze geopend zijn.
72.8 Als de zon aan de hemel opkomt, gaat hij dertig dagen lang via die vierde poort, en precies in de vierde poort in het westen van de hemel gaat hij onder.
72.9 In die tijd worden de dagen elke dag langer en de nachten korten, tot de dertigste ochtend.
72.10 Op die dag wordt de dag twee delen langer dan de nacht, en de dag bestaat uit precies tien delen, en de nacht uit acht delen.
72.11 En de zon komt op vanuit die vierde poort, en gaat onder in de vierde poort en komt terug naar de vijfde poort in het oosten gedurende dertig ochtenden; en hij rijst en daalt in de vijfde poort.
72.12 En dan wordt de dag twee delen langer en bestaat uit elf delen, en de nacht wordt korter en bestaat uit zeven delen.
72.13 Dan gaat de zon terug naar het oosten en komt bij de zesde poort, en rijst en daalt in de zesde poort gedurende eenendertig ochtenden, vanwege zijn teken.
72.14 Dan wordt de dag langer dan de nacht, de dag wordt twee keer zo lang als de nacht, en de dag bestaat uit twaalf delen en de nacht uit zes delen..
72.15 En de zon gaat op, zodat de dag korter kan worden en de nacht langer; en de zon gaat terug naar het oosten, en komt bij de zesde poort, en komt vandaaruit op en gaat onder, dertig ochtenden lang.
72.16 Na dertig ochtenden wordt de dag met precies één deel korter; en de dag heeft elf delen, en de nacht zeven.
72.17 En de zon gaat vanuit het westen, via die zesde poort, naar het oosten, en gaat op in de vijfde poort gedurende dertig ochtenden en gaat weer onder in het westen, in de vijfde poort in het westen.
72.18 Op die dag wordt de dag twee delen korter, en de dag bestaat uit tien delen en de nacht uit acht delen.
72.19 Dan komt de zon op vanuit die vijfde poort en gaat onder in de vijfde poort in het westen, en komt op in de vierde poort gedurende eenendertig ochtenden vanwege zijn teken, en gaat onder in het westen.
72.20 Op die dag zijn dag en nacht even lang; de nacht heeft negen delen en de dag ook.
72.21 Dan komt de Zon op vanuit die poort en gaat onder in het westen, en gaat terug naar het oosten, en komt dertig ochtenden lang op in de derde poort, en gaat onder in het westen in de derde poort.
72.22 Dan komt de zon op vanuit die derde poort, en gaat onder in de derde poort in het westen, en gaat terug naar het oosten; en de Zon komt op in de tweede poort in het oosten gedurende dertig ochtenden, en op dezelfde manier gaat hij onder in de tweede poort, in het westen van de hemel.
72.24 En op die dag heeft de nacht elf delen en de dag zeven delen.
72.25 Dan komt de zon op die dag op vanuit de tweede Poort, en gaat onder in het westen in de tweede poort, en gaat terug naar het oosten naar de eerste poort gedurende eenendertig ochtenden, en gaat dan onder in het westen in de eerste poort.
72.26 Op die dag wordt de nacht langer, en wordt twee keer zo lang als de dag; de nacht heeft precies twaalf delen en de dag zes.
72.27 En hiermee heeft de zon de delen van zijn reis voltooid, en hij gaat weer terug, volgens deze onderdelen; en hij komt door die eerste Poort gedurende dertig ochtenden, en gaat onder in het westen daartegenover.
72.28 Op die dag wordt de nacht een deel korter, en bestaat uit elf delen, en de dag uit zeven delen.
72.29 Dan komt de zon terug, en komt naar de tweede poort in het oosten, en hij gaat terug langs die onderdelen van zijn reis gedurende dertig ochtenden, en komt op en gaat onder.
72.30 Op die dag wordt de nacht een deel korter, en bestaat uit tien delen, en de dag uit acht delen.
72.31 En op die dag komt de zon op vanuit de tweede poort, en gaat onder in het westen, en gaat terug naar het oosten, en komt op in de derde poort gedurende eenendertig ochtenden, en gaat onder in het westen.
72.32 En op die dag wordt de nacht korter en bestaat uit negen delen, en de dag uit negen delen, en de nacht is even lang als de dag. En het jaar bestaat uit precies 364 dagen.
72.33 En de lengte van de dag en de nacht, en de kortheid van dag en de nacht zijn verschillend vanwege de reis van de zon.
72.34 Hierdoor wordt zijn reis dagelijks langer, en nachtelijk korter.
72.35 En dit is de wet en de reis van de zon en zijn terugkeer, zo vaak als hij terugkeert; zestig keer komt hij terug en komt hij op, dat is het grote eeuwige licht, dat voor altijd de zon genaamd is.
72.36 En dit wat opkomt is het grote licht, dat is genoemd naar zijn uiterlijke verschijning, zoals de Heer heeft bevolen.
72.37 Hij komt op en gaat onder als volgt: hij neemt niet af, noch neemt rust, maar rijdt dag en nacht in zijn strijdwagen. En zijn licht is zeven keer helderder dan dat van de maan, maar qua omvang lijken ze gelijk.
73.1 En na deze wet zag ik een andere wet, voor het mindere licht, genaamd de maan.
73.2 Zijn vorm is als de bol van de zon, en de wind blaast zijn strijdwagen waarop hij rijdt, en hij krijgt licht in vastgestelde mate.
73.3 Iedere maand komt hij op en verandert hij, en zijn dagen zijn als die van de zon, en als zijn licht vol is, heeft hij een zevende deel van het licht van de zon.
73.4 En het komt op als volgt, en zijn eerste fase is naar het oosten; hij komt op op de dertigste ochtend. Op die dag verschijnt hij en dat wordt de eerste fase van de maan voor jou op de dertigste ochtend, samen met de zon in de poort waar de zon opkomt.
73.5 Een helft is bedekt met een zevende deel, en zijn hele cirkel is leeg, zonder licht, behalve voor een zevende deel, een veertiende deel van zijn licht.
73.6 Op de dag dat hij een zevende deel en de helft van zijn licht ontvangt, bedraagt zijn licht een zevende, en een zevende en een half deel.
73.7 Hij gaat onder met de zon, en als de zon opkomt, komt de maan met hem op en ontvangt de helft van één deel licht. Op die nacht aan het begin van zijn ochtend, aan het begin van de dag van de maan, gaat de maan onder met de zon en is donker in die nacht in zes en zeven delen en een half.
73.8 En hij komt op op die dag, met precies een zevende deel, hij gaat uit, treedt terug van de opkomende zon, en wordt helder voor de rest van zijn dag, in de andere zes en zeven delen.
74.1 En een andere reis en wet die ik ervoor zag, is dat hij volgens deze wet een maandelijkse reis maakt.
74.2 En Uriël, de heilige engel, de leider van hen allen, liet mij alles zien, en ik schreef hun posities op zoals hij ze me liet zien. Ik noteerde hun maanden, zoals ze zijn, en de verschijning van hun licht, totdat vijftien dagen voorbij zijn.
74.3 In zeven dagen maakt hij zijn volledige duisternis compleet, en in zeven delen maakt hij al zijn licht compleet, in het oosten en in het westen.
74.4 Maar in bepaalde maanden verandert hij zijn posities en volgt zijn eigen individuele koers.
74.5 Gedurende twee maanden gaat hij onder met de zon, in die twee poorten die in het midden staan, in de derde en de vierde Poort.
74.6 Hij gaat zeven dagen uit en draait om, en komt terug naar de Poort vanwaaruit de zon opkomt. En in de poort maakt hij al zijn licht volledig, en hij trekt zich terug van de zon, en komt binnen acht dagen naar de zesde poort vanwaaruit de zon opkomt.
74.7 En als de zon opkomt vanuit de vierde poort, gaat de maan zeven dagen uit, totdat hij opkomt vanuit de vijfde poort. Dan komt hij weer binnen zeven dagen terug naar de vierde poort, maakt zijn licht vol, trekt terug, en komt binnen acht dagen naar de eerste poort.
74.8 En binnen zeven dagen komt hij weer terug naar de vierde poort vanwaaruit de zon opkomt.
74.9 Ik zag deze posities als volgt: hoe de maan opkwam en de zon onderging in die dagen.
74.10 En als je vijf jaren bij elkaar optelt, heeft de zon een overschot van dertig dagen. Voor elk jaar van die vijf jaren, zijn er 364 dagen.
74.11 En het overschot, van de Zon en de sterren, komt op zes dagen. In vijf jaar, met zes dagen per jaar, hebben ze een overschot van dertig dagen, en de dagen van de maan lopen dertig dagen achter bij de zon en de sterren.
74.12 En de maan bestuurt de jaren exact, volgens hun eeuwige posities; ze zijn niet vroeg of laat, zelfs niet met één dag, maar veranderen het jaar in exact 364 dagen.
74.13 In drie jaar zijn er 1092 dagen, en in vijf jaar 1820 days, zodat er in acht jaar 2912 dagen zijn.
74.14 Voor de maan alleen zijn er in drie jaar 1062 dagen, en in vijf jaar loopt hij vijftig dagen achter.
74.15 En vijf jaar telt 1770 dagen, zodat acht jaar 2832 dagen heeft voor de maan.
74.16 Voor acht jaar is er een verschil in tachtig dagen, dus de maan loopt tachtig dagen achter in acht jaar.
74.17 En het jaar is compleet exact volgens hun posities, en de posities van de zon, in de zin dat ze opkomen vanuit de poorten waar de zon opkomt en ondergaat gedurende dertig dagen.
75.1 En de leiders van de tienduizenden die verantwoordelijk zijn voor de algehele creatie, en verantwoordelijk voor alle sterren, en ook de vier dagen die worden toegevoegd, zijn niet afgescheiden van hun positie, volgens de gehele berekening van het jaar. Vandaar de vier dagen die niet worden meegeteld bij de berekening van het jaar.
75.2 En daarom vergist men zich hierin. Want deze lichten hebben echt een functie in de stations van de wereld, een in de eerste poort, en een in de derde, vierde en zesde poort. En de preciese harmonie van de wereld is voltooid in de aparte 364 stations van de wereld.
75.3 Want de tekenen en de tijden en de jaren en de dagen werden me getoond door de engel Uriël, die de Heer van Eeuwige Glorie heeft aangesteld over alle lichten van de hemel. In de hemel en in de wereld, zodat ze konden heersen op het aangezicht van de hemel en verschijnen op de aarde, en leiders konden zijn van dag en nacht; de zon, de maan, de sterren, en al de creaturen die in al de strijdwagens van de hemel rondgaan.
75.4 Zo liet Uriël me ook de twaalf poort-openingen zien in de cirkel van de strijdwagen van de zon, in de lucht, waar de zonnestralen uitkomen en ook de warmte over de aarde, wanneer ze geopend zijn op de daarvoor aangewezen tijden.
75.5 Er zijn ook openingen voor de winden en voor de geesten van de dauw, als ze geopend zijn op hun tijd om open te staan aan het eind van de hemel.
75.6 Ik zag twaalf poorten in de hemel, aan de einden van dit land, van waaruit de zon, de maan de de sterren en al de hemelwerken naar het oosten en het westen gaan.
75.7 En er zijn veel raamopeningen naar het noorden en zuiden, en elk raam stuurt warmte uit op toegewezen tijdstippen – corresponderend met die Poorten. Daaruit komen en gaan de sterren volgens Zijn bevel.
75.8 En ik zag strijdwagens in de hemel, in de regio boven die poorten, waar de sterren staan die nooit ondergaan.
75.9 Maar er is er een die groter is dan al de anderen. Het gaat rond door deze hele plaats.
76.1 Aan het eind van de aarde zag ik twaalf poorten waar de winden vandaan komen en over de aarde waaien.
76.2 Drie poorten openen aan aan de voorkant van de hemel, drie aan de achterkant, drie aan de rechterkant en drie aan de linkerkant.
76.3 De eerste drie zijn gericht op het oosten, dan drie naar het het noorden, drie naar het zuiden en nog drie naar het westen.
76.4 Via vier poorten komen winden van zegening en vrede. Door de andere acht komen winden van straf; als die worden gestuurd brengen ze verwoesting over de hele aarde, de wateren en alle inwoners en alles wat in het water en op het land is.
76.5 En de eerste wind van die poorten, de oostenwind, komt via de eerste poort, die op het oosten staat. Degene die van het zuiden komt brengt verwoesting, droogte, hitte en vernietiging.
76.6 Door de tweede poort, in het midden, komt wat goed is. De regen, vruchtbaarheid, voorspoed en dauw. Door de derde poort, op het noorden, komen kou en droogte.
76.7 Hierna komen de zuidenwinden via drie poorten, uit de eerste die naar het oosten neigt, komt een hete wind.
76.8 Uit de middelste poort, die ernaast ligt, komen aangename geuren, dauw, regen, voorspoed en leven.
76.9 Door de derde poort, gericht op het westen, komen dauw, regen, sprinkhanen en verwoesting.
76.10 Daarna de noordenwinden, vanuit de zevende poort, die op het oosten gericht is, komen dauw, regen, sprinkhanen en verwoesting.
76.11 En door de poort exact in het midden, komen regen, dauw leven en voorspoed. Door de derde poort, op het westen, komen mist en vorst, en sneeuw, en dauw en sprinkhanen.
76.12 Hierna komen de westenwinden. Door de eerste poort, die neigt naar het noorden, komen dauw, regen, ijs, kou sneeuw en vorst.
76.13 En door de middelste poort komen dauw en regen, voorspoed en zegening. Door de laatste poort, op het zuiden, komen droogte en verwoesting, branden en vernietiging.
76.14 En zo zijn de twaalf poorten en de vier windstreken van de hemel compleet. En al hun wetten en al hun straffen, en al hun voordelen, heb ik je laten zien, mijn zoon Methuselah.
77.1 Ze noemden de eerste windstreek oosten, omdat het de eerste is, en de tweede het zuiden, omdat de Allerhoogste daar afdaalt, en met name degene die voor altijd gezegend is daalt daar af.
77.2 En de westerse windstreek wordt afname genoemd, omdat al de hemellichten daar verbleken en ondergaan.
77.3 De vierde windstreek, het noorden genoemd, is in drieën verdeeld. In het eerste deel wonen de mensen, het tweede deel bevat zeeën, diepten, wouden en rivieren, duisternis en mist, en in het derde deel bevindt zich de Tuin van gerechtigheid.
77.4 Ik zag zeven hoge bergen, hoger dan alle andere bergen op aarde, en er kwam sneeuw van die bergen. Dagen en tijden en jaren verstrijken.
77.5 Ik zag zeven rivieren op de aarde, groter dan alle andere rivieren; een ervan komt uit het oosten en zijn wateren monden uit in de Grote Zee.
77.6 Twee rivieren stromen uit het noorden naar de zee en monden uit in de Rode Zee in het oosten.
77.7 En de overige vier stromen vanuit het noorden naar hun zeeën, twee naar de Rode Zee, en twee naar de Grote Zee, en ze lozen hun water daar, en niet in de wildernis, zoals sommigen zeggen.
77.8 Ik zag zeven grote eilanden, in de zee en op het land, en vijf in de Grote Zee.
78.1 De zon heeft de volgende namen: de eerste Or Kheres, en de tweede Shemesh.
78.2 De maan heeft vier namen: Ishon, Lebanah, Lebanah Kesheh en Yarech.
78.3 Dit zijn de twee grote lichten; hun vorm is als de hemelcirkel en ze lijken gelijk in grootte.
78.4 In de bol van de zon zijn zeven delen van licht, die eraan toegevoegd zijn – meer dan aan de Maan. En in vaste hoeveelheden wordt licht overgeheveld naar de maan, totdat een zevende deel van de zon uitgeput is.
78.5 En ze gaan onder in de poorten van het westen, gaan rond via het noorden, en komen op via de poorten van het oosten.
78.6 En als de maan opkomt, verschijnt hij aan de hemel, en heeft de helft van een zevende deel licht, en op de veertiende dag maakt hij al zijn licht vol.
78.7 Vijftien delen licht worden naar hem overgeplaatst, totdat zijn licht op de vijftiende dag vol is, volgens de tekenen van het jaar. En de maan ontstaat door helften van een zevende deel.
78.8 En wanneer de maan afneemt, vermindert hij op de eerste dag naar veertien lichtdelen, op de tweede dag naar dertien lichtdelen, op de derde dag naar twaalf, op de vierde dag naar elf, op de vijfde dag naar tien, op de zesde naar negen delen, op de zevende naar acht delen, op de achtste naar zeven delen, op de negende dag naar zes delen, op de tiende naar vijf delen, op de elfde naar vier delen, op de twaalfde naar drie delen, op de dertiende naar twee delen, op de veertiende naar de helft van een zevende deel. En al het licht dat overblijft van het totaal verdwijnt op de vijftiende dag.
78.9 En in bepaalde maanden heeft de maan 29 dagen en één keer 28.
78.10 Toen liet Uriël me een andere wet zien: wanneer licht wordt verplaatst naar de maan, en op welke zijde het vanaf de zon wordt verplaatst.
78.11 Wanneer het maanlicht toeneemt, wordt het licht overgeplaatst terwijl de maan tegenover de zon komt te staan. Totdat het na veertien dagen volle maan is.
78.12 En op de eerste dag wordt hij de Nieuwe maan genoemd.
78.13 Zijn licht wordt vol, precies op de dag dat hij opkomt in het oosten voor de nacht terwijl de zon in het westen ondergaat. En de maan schijnt de hele nacht totdat de zon tegenover hem opkomt. En de maan wordt gezien tegenover de zon.
78.14 En op de zijde waar het maanlicht verschijnt, neemt het weer af totdat al zijn licht verdwijnt, de dagen van de maan teneinde komen en zijn cirkel leeg blijft, zonder licht.
78.15 En drie maanden lang, op de juiste tijd, behaalt hij dertig dagen, en drie maanden lang behaalt hij negenentwintig dagen, waarin hij zijn afname compleet maakt – in de eerste periode, in de eerste poort, 127 dagen.
78.16 En drie maanden lang – wanneer hij opkomt – verschijnt hij in elke maand met dertig dagen. Maar drie maanden lang verschijnt hij in elke maand met negenentwintig dagen.
78.17 ‘s Nachts, iedere keer voor twintig dagen, lijkt hij op een man, en overdag als de hemel, want er is niets anders in hem behalve zijn licht.
79.1 En nu, mijn zoon Methuselah, heb ik je alles laten zien, en is de hele wet van de sterren van de hemel compleet.
79.2 Hij liet me de hele wet zien, voor elke dag, elke tijd, elke regel, en voor elk jaar, en voor zijn einde, volgens zijn bevel, voor iedere maand en iedere week.
79.3 En het afnemen van de maan, dat in de zesde poort plaatsvindt, want daar wordt zijn licht vol, en daarna is het begin van de maand.
79.4 En de afname in de eerste poort, op de juiste tijd, gedurende 127 dagen, of 25 weken en 2 dagen.
79.5 En hoe hij achter de zon valt, volgens de wet van de sterren, met precies vijf dagen in een periode, wanneer hij zijn pad heeft voltooid, zoals u hebt gezien.
79.6 Zo verschijnen de lichten, die Uriël, de grote engel, hun leider, me heeft laten zien.
80.1 In die dagen zei Uriël tegen mij: “Luister, ik heb je alles laten zien, o Henoch. En ik heb alles onthuld, zodat je moge zien deze zon, deze maan, en degenen die de sterren van de hemel leiden, en diegenen die ze draaien, hun taken en hun tijden en hun opkomst.
80.2 Maar in de dagen van de zondaren zullen de jaren korter worden, en hun zaad zal laat zijn op hun land en hun velden. En alles op aarde zal veranderen en zal niet verschijnen op de juiste tijd. En het regenwater zal wegblijven en de hemel zal het vasthouden.
80.3 In die tijden zullen de vruchten van de aarde laat zijn, en niet op de juiste tijd groeien, en het fruit van de bomen zal niet op de juiste tijd groeien.
80.4 En de maan zal zijn gebruikelijke praktijk veranderen en niet op de juiste tijd verschijnen.
80.5 Maar in die dagen zal hij in de hemel verschijnen en bovenop een grote strijdwagen in het westen komen en met een meer dan normale helderheid schijnen.
80.6 En veel bevelhebbers van de sterren, zullen een dwaalspoor opgaan. Ze zullen hun koers en activiteiten veranderen en niet op de hun voorgeschreven tijden verschijnen.
80.7 En de gehele wet van de sterren zal gesloten zijn voor de zondaren, en de gedachten van diegenen die op aarde leven zullen verdwalen, en ze zullen van hun wegen afraken en verdwalen, en ze zullen denken dat ze goden zijn.
80.8 En veel onheil zal hen overkomen en straffen zullen hun treffen om hen allen te vernietigen.”
81.1 En hij zei tegen mij:“O, Henoch, kijk naar de rol van de boeken van de hemel en lees wat er geschreven staat, en noteer elk afzonderlijk feit.”
81.2 En ik keek naar al het geschrevene en noteerde alles. Ik las de rol en alles dat erin geschreven stond, de daden van mensen, en al de kinderen van vlees en bloed die op de aarde zullen zijn, voor alle generaties van de eeuwigheid.
81.3 Toen zegende ik onmiddellijk de Heer, de Eeuwige Koning van Glorie, omdat hij al de werken van de wereld heeft gemaakt. En ik prees de Heer voor zijn geduld, en ik zegende hem vanwege de zonen van Adam.
81.4 En toen zei ik: “Gezegend is de man die rechtvaardig en goed sterft, over wie geen rol van zonde is geschreven en die nooit schuldig is bevonden.”