DE TWEEDE TOESPRAAK

45.1 En dit is de tweede toespraak.
Over hen die de Naam van de Heer der heerscharen en de woning van de heiligen ontkennen.
45.2 Zij zullen niet opstijgen naar de hemel, noch zullen zij komen op de aarde, dat zal het lot zijn van de zondaars die weigeren de naam van de Heer der heerscharen te erkennen, die worden vastgehouden voor de Dag van Smart en Verdrukking.
45.3 “Op die dag zal de Messias zitten op de Troon van Glorie en over hun werken oordelen. Hun rustplaatsen zullen zijn zonder getal en hun geest in hen zal sterk groeien wanneer ze mijn Messias zien en degenen die een beroep doen op mijn Heilige en Heerlijke Naam.
45.4 Op die dag zal Ik mijn Messias onder hen doen wonen en Ik zal de hemel transformeren en het tot een eeuwige zegen en licht maken.
45.5 Ik zal de droge grond transformeren en tot een zegen maken, en Ik zal mijn uitverkorenen daar laten wonen, maar zij die zondigen en het kwaad doen, zullen daarop niet wandelen.
45.6 Want ik heb gezien, en heb mijn rechtvaardigen met vrede verzadigd, en gezet voor mijn aangezicht, maar voor de zondaars nadert mijn oordeel, zodat ik hen kan vernietigen van het aangezicht der aarde”.
46.1 En daar zag ik Hem die de “Oude van dagen” is, en zijn hoofd was zo wit als wol. En met hem was er een ander wiens gezicht het uiterlijk had van een man en zijn gezicht was vol van genade als één van de heilige engelen.
46.2 En ik vroeg één van de heilige engelen, die met mij ging en mij al de geheimen toonde over die Zoon des mensen, wie hij is, en van waar hij was, en waarom hij ging met de Oude van Dagen.
46.3 En hij antwoordde mij en zei tegen mij: "Dit is de Zoon des mensen, die de gerechtigheid heeft en waarin de gerechtigheid verblijft. Hij zal onthullen al de schatten en dat wat geheim is, want de Heer der heerscharen heeft hem gekozen, en door oprechtheid heeft zijn bestemming overtroffen alle anderen voor het aangezicht van de Heer der heerscharen voor altijd.
46.4 En deze Zoon des mensen, die u hebt gezien, zal de koningen en de machtigen van hun rustplaatsen laten opstaan, en de sterken van hun tronen, en de teugels van de sterke losmaken en de tanden breken van de zondaars.
46.5 Hij zal neerwerpen, de koningen van hun tronen, en hun koninkrijken, want zij verheerlijken en loven Hem niet, en erkenden niet nederig door wie hun koninkrijken aan hen werd gegeven.
46.6 Hij zal neerwerpen de gezichten van de sterke, en schaamte zal hen vullen, en de duisternis zal hun woning zijn, en met de wormen zal hun rustplaats worden. Zij zullen geen hoop hebben op een opstaan van deze rustplaatsen, want ze verhoogden niet de naam van de Heer der heerscharen.
46.7 En dezen zijn degenen die oordelen over de sterren van de hemel, en hun handen opsteken tegen de Allerhoogste, en vertrappen de droge grond waar ze verblijven. En al hun daden tonen ongerechtigheid, en hun macht berust op hun rijkdom, en hun geloof in hun goden die zij hebben gemaakt met hun handen, en die de naam van de Heer der heerscharen ontkennen.
46.8 Maar zij zullen worden verdreven uit de huizen van zijn gemeente, en van de gelovigen die afhankelijk zijn van de naam van de Heer der heerscharen.
47.1 In die dagen zal het gebed van de rechtvaardige, en het bloed van de rechtvaardige zijn opgestegen vanaf de aarde voor het aangezicht van de Heer der heerscharen.
47.2 In de dagen zullen de Heiligen die wonen in de hemel zich verenigen met één stem, en bidden, loven, danken en zegenen, en roepen in de naam van de Heer der heerscharen. Omwille van het bloed van de rechtvaardigen dat is vergoten. Vanwege het gebed van de rechtvaardige, zodat het niet zal ophouden voor het aangezicht van de Heer der heerscharen, zodat recht kan worden gedaan aan hen en dat hun geduld niet eeuwig moet duren. "
47.3 In die dagen zag ik de Oude van dagen zitten op de troon van Zijn heerlijkheid en de Boeken van de Levenden werden geopend voor Hem en al Zijn heerscharen, die wonen in de hemel boven, en zijn Raad stond voor Hem.
47.4 En de harten van de heiligen waren zo vol van vreugde dat het aantal van de gerechtigheid was bereikt, en het gebed van de rechtvaardige was gehoord, en het bloed van de rechtvaardigen was niet nodig voor het aangezicht van de Heer der heerscharen.
48.1 In plaats daarvan zag ik een onuitputtelijke bron van gerechtigheid en vele bronnen van wijsheid omringden het, en al de dorstigen dronken hiervan en werden vervuld met wijsheid, en hun woning was bij de rechtvaardigen en de heiligen en de uitverkorenen.
48.2 En op dat uur werd de Zoon des mensen geroepen in de aanwezigheid van de Heer der heerscharen, en zijn naam gebracht tot de Oude van dagen.
48.3 Nog voor de zon en de sterrenbeelden werden geschapen, voordat de sterren van de hemel werden gemaakt, werd zijn naam genoemd voor het aangezicht van de Heer van de heerscharen.
48.4 Hij zal een staf zijn voor de rechtvaardigen en de heiligen, zodat ze kunnen leunen op hem en niet vallen, en hij zal het Licht van de naties zijn en hij zal de hoop zijn van degenen die treuren in hun hart.
48.5 Alle mensen die wonen op het droge zullen nedervallen, en aanbidden voor zijn aangezicht, en ze zullen zegenen, loven, en aanbidden met psalmen, de naam van de Heer der heerscharen.
48.6 Hiervoor werd hij gekozen, en verborgen bij Hem, voordat de wereld werd geschapen, en voor altijd.
48.7 Maar de wijsheid van de Heer der heerscharen heeft hem geopenbaard aan de heiligen en de rechtvaardigen, want hij heeft de bestemming van de rechtvaardige veilig gesteld, Voor allen die deze wereld hebben gehaat en de ongerechtigheid afgewezen. Al het werk en de manieren waarop wat zij hebben gehaat in de naam van de Heer der heerscharen. Want in zijn naam zijn zij gered en Hij is degene die hun het leven geeft.
48.8 In die dagen zullen de koningen van de aarde en de sterken, die beschikken over de droge grond worden terneergeslagen als gevolg van het werk van hun handen, want op de dag van hun kwelling en moeite zullen ze zichzelf niet kunnen redden.
48.9 Ik zal hen in de handen van mijn uitverkorenen geven, als stro in het vuur, en als lood in het water, dus zullen ze branden in het aangezicht van de rechtvaardigen, en wegzinken in het aangezicht van de heiligen, en geen spoor zal meer gevonden worden van dezen.
48.10 Op de dag van hun ellende zal er rust zijn op de aarde en zij zullen neervallen voor het aangezicht van Hem en zullen niet meer verrijzen. Daar zal niemand zijn die hen bij de hand neemt en zal zorgen voor hen, want zij ontkenden de Heer van de heerscharen en zijn Messias. Dat de naam van de Heer der heerscharen gezegend zal worden!
49.1 Want de wijsheid is uitgegoten als water en de glorie zal niet verdwijnen voor de aangezicht van Hem voor eeuwig en altijd.
49.2 Want Hij is machtig in alle geheimen van gerechtigheid, en de ongerechtigheid zal voorbijgaan als een schaduw en geen bestaan meer hebben, want de Messias staat voor het aangezicht van de Heer der heerscharen en Zijn glorie is voor altijd en eeuwig, en Zijn kracht is voor alle generaties.
49.3 In Hem woont de geest van wijsheid, de geest die inzicht geeft, de geest van kennis en van macht, en de geest van hen die ontslapen zijn in gerechtigheid.
49.4 Hij zal oordelen over de dingen die geheim zijn, en niemand zal in staat zijn om een ijdel woord te zeggen voor Hem, want hij is gekozen voor het aangezicht van de Heer der heerscharen, in overeenstemming met Zijn wil.
50.1 En in die dagen zal een verandering optreden voor de heiligen en uitverkorenen, het Licht der Dagen zal op hen rusten en de heerlijkheid en eer keren terug naar de heiligen.
50.2 Op de dag van de benauwdheid zal onheil worden opgehoopt tegen de zondaars, maar de rechtvaardige zal overwinnen in de naam des Heren der heerscharen, en Hij zal dit tonen aan anderen, zodat zij zich mochten bekeren en verlaten het werk van hun handen.
50.3 Zij zullen geen eer krijgen voor het aangezicht van de Heer der heerscharen, maar in Zijn Naam zullen ze gered worden en de Heer der heerscharen zal zich over hen ontfermen, want Zijn goedertierenheid is groot.
50.4 Hij is rechtvaardig in zijn oordeel, en voor zijn heerlijkheid zal de ongerechtigheid niet in staat zijn om staande te blijven tegen Zijn oordeel, hij die geen berouw toont zal worden vernietigd.
50.5 “Vanaf dat moment zal ik hen niet meer genadig zijn”, zegt de Heer der heerscharen.
51.1 In die dagen zal de aarde terug geven wat het is toevertrouwd, en Sheol zal teruggeven, wat het is toevertrouwd, en wat zij heeft gekregen. En de vernietiging zal teruggeven wat ze verschuldigd is.
51.2 Hij zal de rechtvaardigen en de heiligen kiezen uit het midden van hen, want de dag is nabij gekomen waarop zij moeten worden gered.
51.3 En in die dagen, zal de Messias zitten op zijn troon, en al de geheimen van wijsheid zullen voortvloeien uit de raad van zijn mond, want de Heer der heerscharen heeft Hem benoemd en verheerlijkt Hem.
51.4 In die dagen springen de bergen als rammen, en de heuvelen zullen huppelen als lammeren, voldaan met melk, en allen zullen worden als engelen in de hemel.
51.5 Hun gezichten zullen stralen van vreugde, want in die dagen zal de Messias zijn opgestaan en de aarde zal zich verblijden. En de rechtvaardigen zullen zich daarop verblijven en de uitverkorenen zullen daarop wandelen.
52.1 En na die dagen, op die plaats waar ik al de visioenen had gezien van dat wat geheim is, was ik opgenomen door wervelwinden, en die brachten mij naar het westen.
52.2 Daar zagen mijn ogen de geheimen van de hemel, alles wat zal plaatsvinden op aarde: een berg van ijzer, en een berg van koper, en een berg van zilver, en een berg van goud, en een berg van zacht metaal, en een berg van lood.
52.3 Toen vroeg ik de engel die met mij ging, en zei: “Wat zijn deze dingen die ik heb gezien en hun geheim?”
52.4 En hij zeide tot mij: “Al deze dingen die je hebt gezien dienen het gezag van Zijn Messias, zodat hij sterk en krachtig is op de aarde.”
52.5 En toen antwoordde de engel van de vrede mij en zei: “Wacht even en je zult zien, alles wat geheim is, hetwelk de Heer der heerscharen heeft vastgesteld, zal aan u worden geopenbaard.
52.6 Deze bergen, die u hebt gezien, de berg van ijzer, en de berg van koper, en de berg van zilver, en de berg van goud, en de berg van zacht metaal, en de berg van lood. Al deze zullen voor het aangezicht van de Messias zijn als was voor een vuur, en als het water dat neerkomt van boven op deze bergen, ze zullen zacht worden onder zijn voeten.
52.7 Het zal geschieden in die dagen, dat noch door goud, noch door zilver, de mensen zichzelf zullen redden, ze zullen niet in staat zijn om zichzelf te redden, of om te vluchten.
52.8 En er zal geen ijzer zijn voor oorlog, noch materiaal voor een borstplaat; brons zal niet gebruikt worden, en tin zal van geen enkel nut zijn en zal tellen als niets, en lood zal men niet willen.
52.9 Al deze zullen worden weggevaagd en vernietigd van het aangezicht van de aarde wanneer de Messias verschijnt voor het aangezicht van de Heer der heerscharen.”
53.1 En mijn ogen zagen daar een diep dal, en haar mond stond open, en al degenen die wonen op de droge grond en de zee en de eilanden zullen gaven, geschenken en offers brengen naar Hem, maar die diepe vallei zal niet vol raken.
53.2 En hun handen doen kwaad, en alles wat de rechtvaardigen maken wat de zondaars boosaardig verslinden, deze zondaars zullen worden vernietigd voor het aangezicht van de Heer der heerscharen, en zullen worden verbannen van het gezicht van zijn aarde, onophoudelijk voor eeuwig en altijd.
53.3 Want ik zag de engelen van de straf uitgaan en alle instrumenten van Satan voorbereiden.
53.4 Toen vroeg ik de engel van de vrede, die met mij ging, en ik vroeg hem: “Voor wie zijn zij deze instrumenten aan het opstellen?”
53.5 En hij zeide tot mij: “Zij bereiden deze voor voor de koningen en de machtigen van deze aarde, zodat zij door middel van deze kunnen worden vernietigd.
53.6 En daarna zullen de rechtvaardigen en de Messias ervoor zorgen dat het huis van zijn gemeente zal verschijnen, vanaf dat moment, in de naam van de Heer der heerscharen zullen ze niet worden belemmerd.
53.7 En voor Zijn aangezicht zullen deze bergen niet vast staan, net als de grond, en de heuvels zullen zijn als een waterbron, en de rechtvaardigen zullen rust hebben van de slechte behandeling door de zondaars.”
54.1 Ik keek, en wendde mij tot een ander deel van de aarde, en ik zag daar een diepe vallei met een brandend vuur.
54.2 Daarheen brachten ze de koningen en de sterken en wierpen ze in die vallei.
54.3 En daar zagen mijn ogen hoe zij instrumenten maakten voor hen, ijzeren kettingen met een onschatbaar gewicht.
54.4 En ik vroeg de engel van de vrede, die met mij ging, en zei: “Deze ketenen, voor wie zijn ze bereid?”
54.5 En hij zeide tot mij: “Deze worden voorbereid voor de legers van Azazel, zodat men hen kan nemen, en ze in het laagste deel van de hel gooien, en ze zullen hun kaken bedekken met ruwe stenen, zoals de Heer der heerscharen geboden heeft.
54.6 En Michaël, Gabriël, Raphaël en Pnuël, zullen hen grijpen op die grote dag. Zij zullen hen op die dag gooien in de oven van brandend vuur, zodat de Heer der heerscharen wraak kan nemen op hen vanwege hun ongerechtigheid, omdat zij dienaren werden van Satan, en op een dwaalspoor brachten hen die wonen op het droge.
54.7 In die dagen zal de straf van de Heer der heerscharen uitgaan, en al de voorraadkamers van de wateren die boven de hemel zijn en onder de aarde, zullen worden geopend.
54.8 Al deze wateren zullen worden samengevoegd met de wateren die boven de hemel zijn. Het water van boven de hemel is mannelijk en het water dat van onder de aarde is, is vrouwelijk.
54,9 En al diegenen die wonen op het droge, en degenen die wonen onder de uiteinden van de hemel, zullen worden weggevaagd.
54.10 En hierdoor zullen ze hun ongerechtigheid erkennen, die zij hebben gepleegd op de aarde, en door deze zullen worden vernietigd.”
55.1 Na deze had de Oude van Dagen berouw, en zei: “Ik heb zonder doel vernietigd al diegenen die woonden op het droge.”
55.2 En hij zwoer bij zijn Grote Naam: “Van nu af aan zal ik deze daad niet uitvoeren ten opzichte van alle mensen die wonen op het droge grond. Daarom zal ik een teken aan de hemel zetten, en het zal een onderpand zijn van het geloof tussen mij en hen voor altijd, zo lang de hemel is boven de aarde.
55.3 En dit zal in overeenstemming zijn met mijn bevel. Wanneer Ik hen wil aangrijpen door de handen van de engelen, op de dag van verdrukking en pijn, in het aangezicht van mijn woede en mijn toorn, mijn toorn en boosheid blijft op hen,” zegt de Heer, de Heer der heerscharen.
55.4 “Jullie machtige koningen, die wonen op de droge grond zullen worden verplicht om mijn Messias te zien zitten op de troon van mijn Glorie, en als rechter, in de naam des Heren der heerscharen, Azazel, al zijn medegenoten en al zijn legers.” Zij dragen ketenen van ijzer en brons.
56.2 Ik vroeg de engel van de vrede, die met mij ging, zeggende: “Naar wie gaan de engelen die deze ketenen dragen?”
56.3 En hij zeide tot mij: “Ieder naar zijn eigen uitgekozenen en hun geliefden, zodat zij kunnen worden geworpen in de kloof, in de diepten van de vallei.”
56.4 En dan zal dit dal gevuld worden met de uitgekozenen en de geliefden, en de dagen van hun leven zal ten einde komen, en de dagen van hun toonaangevende dwaalspoor niet meer worden geteld.
56.5 In die dagen zullen de engelen bij elkaar worden verzameld, en zichzelf werpen naar het oosten, op de Parten en Meden. Zij zullen de koningen opjagen, zodat een storende geest over hen zal komen, en zij zullen hen verdrijven van hun tronen; en zij zullen komen als leeuwen uit hun holen, en als hongerige wolven te midden van hun kudde.
56.6 En ze gaan uit en vertrappen het land van mijn uitverkorenen, en het land van mijn uitverkorenen zullen ze vertrappen het land zal voor hen worden als een gebaand pad.
56.7 Maar de stad van mijn rechtvaardigen zal een belemmering zijn voor hun paarden en ze zullen een slachting onder elkaar aanrichten, en hun eigen rechterhand zal zich sterk tegen hen keren. Een man zal de ander niet kennen als zijn naaste, of zijn broer, noch een zoon zijn vader of zijn moeder, totdat door hun dood er vele lijken zijn, en hun straf zal niet tevergeefs zijn.
56.8 In die dagen zal de hel haar mond openen en ze zullen wegzinken in die plaats en in de vernietiging ervan, het dodenrijk zal de zondaars verzwelgen voor het aangezicht van de uitverkorenen.
57.1 En het geschiedde na deze, dat ik een ander leger zag, van wagens met hun berijders, en zij kwamen op de wind uit het oosten en uit het westen, naar het zuiden.
57.2 En de klank van het geluid van hun wagens was te horen. Toen dit gebeurde zagen de heiligen vanuit de hemel dat de zuilen van de aarde werden geschud op hun fundering. Het geluid werd gehoord vanaf de uiteinden van de aarde tot aan de uiteinden van de hemel gedurende een dag.
57.3 En allen zullen nedervallen, en aanbidden de Heer van de heerscharen. Dit is het einde van de tweede toespraak.

Printen??? Spaar papier en inkt.