(11) HET BOEK VAN NOACH

65.1 In de dagen voor de zondvloed zag Noach dat de aarde kantelde en dat haar verwoesting nabij was.
65.2 En hij ging op weg van daar naar de uiteinden van de aarde en riep uit tot zijn overgrootvader Henoch, en Noach riep drie keer met een bittere stem: “Hoor mij, hoor mij, hoor mij!”
65.3 En hij zeide tot hem: “Vertel me, wat is het dat wordt gedaan op de aarde, dat de aarde zo is getroffen en geschokt, want ik vrees dat ik zal worden vernietigd met deze!”
65.4 En meteen was er een grote verstoring van de aarde en een stem werd gehoord uit de hemel en ik viel op mijn aangezicht.
65.5 Toen mijn overgrootvader Henoch kwam, stond hij bij mij, en zeide tot mij: “Waarom roept je naar mij met zulk een bitter huilen en wenen?
65.6 Een opdracht is uitgegaan van de Heer tegen hen die wonen op het droge dat dit hun einde is. Omdat ze alle geheimen van de engelen en alle wangedrag van Satan hebben geleerd, en al hun geheime krachten, en de kracht van mensen die magische kunsten praktiseren, de krachten van bezweringen, en de macht van diegenen die gegoten beelden maken voor de hele aarde.
65.7 Verder, hoe ze zilver geproduceerd hebben uit het stof der aarde, en hoe ze zacht metaal maken op de aarde.
65.8 Omdat lood en tin niet uit de aarde zijn, als iets van de formeerder, is er een bron die het produceert, en een engel, die daar staat, die engel verdeelt het.”
65.9 Hierna nam mijn overgrootvader Henoch mij bij zijn hand, en liet mij opstaan, en zei tegen mij: “Ga, want ik heb de Heer der heerscharen om deze verstoring op aarde gevraagd.”
65.10 En hij zeide tot mij: “Vanwege hun ongerechtigheid is hun oordeel afgerond, en zij zullen niet meer worden geteld voor mij, omdat zij de toverijen hebben uitgezocht en leerden, de aarde en degenen die erop wonen zullen worden vernietigd.
65.11 Voor dezen zal er voor altijd geen toevluchtsoord meer zijn, want zij toonden hen wat geheim is, en ze zijn veroordeeld, maar dit is niet voor jou zo, mijn zoon, de Heer der heerscharen weet dat je zuiver bent en onschuldig aan dit verwijt met betrekking tot de geheimen.
65.12 Hij heeft uw naam vastgesteld onder de heiligen, en zal u bewaren uit degenen die wonen op het droge, en hij heeft uw nageslacht voorbestemd in gerechtigheid, tot koningen, en voor grote eer. Van uw nakomelingen zal een scheut voortkomen van rechtvaardigheid en heiligheid, zonder tal voor altijd.”
66.1 En na deze toonde hij mij de engelen van bestraffing, die klaar waren om te komen met alle krachten van het water dat is onder de aarde, om die vrij te geven en het oordeel en vernietiging te brengen over iedereen die woont en zwerft op de droge grond.
66.2 En de Heer der heirscharen beval de engelen, die naar voren kwamen, om niet hun handen op te heffen, maar om te wachten, want de engelen waren belast met de krachten van het water.
66.3 En ik stond voor Henoch.
67.1 In die dagen kwam het woord van de Heer naar mij, en hij zei tegen mij: “Noach, veel van jou is opgekomen voor mij, een veelheid zonder discipline, een veelheid met veel liefde en oprechtheid.
67.2 En nu maken de engelen een houten structuur en wanneer de engelen klaar zijn met die taak, zal Ik mijn hand erop plaatsen, en het veilig houden. En een verandering zal plaatsvinden, zodat de droge grond niet voor altijd leeg blijft.
67.3 En Ik zal uw nakomelingen voor mij stellen, voor eeuwig en altijd, en ik zal verstrooien degenen die bij u wonen over het gehele oppervlak van de droge grond. Ik zal hen niet opnieuw beproeven op het aangezicht van de aarde, maar ze zullen worden gezegend en zich vermeerderen op de droge grond in de naam van de Heer.”
67.4 Deze engelen die de ongerechtigheid toonden zullen worden opgesloten in de brandende vallei, die mijn overgrootvader Henoch eerder aan mij had getoond, in het westen, in de buurt van de bergen van goud, zilver, ijzer, zachte metalen en tin.
67.5 Ik zag dat dal, waarin een grote verstoring was, en deining van de wateren.
67.6 En toen dit allemaal gebeurde, uit het vurige gesmolten metaal, en deze stoornis, die de wateren verstoorde in die plaats, een geur van zwavel werd geproduceerd, en deze geur kwam uit de wateren. En dat dal van de engelen, die leiding gaven aan de dwaling van de mensheid, brandt onder de grond.
67.7 En door de valleien in hetzelfde gebied, vloeien rivieren van vuur waar die engelen zullen worden gestraft, die hen misleidden die op de droge grond waren.
67.8 In die dagen zullen de wateren de koningen en de machtigen dienen, en ook de verhevenen, en degenen die wonen op de droge grond, voor de genezing van ziel en lichaam, maar ook voor de bestraffing van de geest. Hun geesten zijn zo vol van lust dat zij gestraft zullen worden in hun lichaam, want zij ontkenden de Heer der Heerscharen. Zij zien hun straf elke dag, en nog geloven ze niet in Zijn Naam.
67.9 Hoe meer hun lichamen zijn verbrand, hoe meer er een verandering zal komen over hun geesten, voor eeuwig en altijd, want niemand kan een ijdel woord spreken, in het aangezicht van de Heer der heerscharen.
67.10 Een oordeel zal komen over hen, want zij geloven in de lust van hun lichaam, maar ontkennen de geest van de Heer.
67.11 En diezelfde wateren zullen een wijziging ondergaan in die dagen, want wanneer die engelen zijn bestraft in die dagen, zal de temperatuur van de bronnen van het water veranderen, en als de engelen komen, zal dat water van de bronnen veranderen en koud worden.
67.12 Toen hoorde ik de heilige Michaël antwoorden en zeggen: “Dit oordeel, waarmee de engelen worden geoordeeld, is een getuigenis voor de koningen en de machtigen die over de droge grond heersen.
67.13 Voor deze wateren van oordeel die dienen voor de genezing van de lichamen van de koningen, en voor de lust van hun lichamen, maar ze zien het niet, en geloven niet, dat deze wateren zullen veranderen, en een vuur worden dat eeuwig brandt.”
68.1 Hierna gaf mijn overgrootvader Henoch de uitleg van alle geheimen in een boekrol, en de toespraken die aan hem waren gegeven, en hij zette ze bij elkaar voor mij, in de woorden van het Boek van Toespraken.

Printen??? Spaar papier en inkt.