13 april 2017 - door Derek Gilbert
Deel 1 - Deel 2 - Deel 3 - Deel 4 - Deel 5 - Deel 6 - Deel 7 - Deel 8 Deel 9 - Deel 10 - Deel 11 - Deel 12
Ba'al was de grootste vijand van JHWH in het Oude Testament. Men zou kunnen stellen dat hij de grote schurk in de Bijbel was, zelfs nog meer dan de satan, die slechts genoemd is in veertien verzen van het Oude Testament, in de boeken 1 Kronieken, Job en Zacharia. Maar Ba'al komt 106 keer voor in 88 verzen (inclusief persoonlijke en plaatsnamen, zoals Baäl-Zephon).
Ba'al arriveerde al in Exodus, en is nog steeds aanwezig in het Nieuwe Testament. Jezus besprak hem met de Farizeeën (zie Matteüs 12:22-28).
Ba'al is geen naam, het is een titel. Het betekent "heer", op dezelfde manier als wij christenen meestal Heer zeggen (en onze bijbels Heer te lezen geven) in plaats van het uitspreken van Jahweh of het te spellen als YHWH. Dat is nogal arrogant, als je goed over nadenkt. En Ba'al was niet de enige; na verloop van tijd, kwam in Babylon de oppergod Marduk, die bekend was als Bel, wat ook "heer" betekent.
Ba'al heeft een lange carrière. Hij wordt niet erkend als een actieve godheid in onze wereld van vandaag, voor zover wij weten. Er kunnen hier en daar een paar mensen zijn die proberen om de oude religie van de oude Kanaänieten te herscheppen, maar net als de veroudering van popsterren zijn de oude goden zelf tijdgebonden en de mensheid gaat verder. We hebben al gezien hoe de Sumerische Inanna, Ishtar van Babylon werd, de Semitische Astarte werd de Aphrodite van de Griekenland en de Venus van Rome.
Na verloop van tijd werd Ba'al de vervanging van de oorspronkelijke naam van de West-Semitische stormgod Hadad (of Haddu), die ook Adad/Addu genoemd werd door de Akkadians. Ba'al ook is geïdentificeerd als de Hurritische god Teššub, de Hettitische god Tarhunt (of Tarhun), de god van de Urartian Teisheba, de Sumerische god Iškur, de Amorieten god Amurru (onjuist als het gebeurde), en anderen.
Natuurlijk, Ba'al staat vooral bekend als Zeus — Jupiter bij de Romeinen.
De eerste van deze stormgod manifestaties was Iškur (Opmerking: de š klinkt "sh"). Iškur was echter een kleine god in het Sumerische pantheon. Dat is logisch; in een land waarvan het grootste deel woestijn is, daar is een god van stormen en leven-brengende regen niet zo belangrijk als Enki, die de zoete wateren van de Tigris en de Eufraat beheerste. Irrigatie was veel belangrijker dan de neerslag voor de teelt van gewassen in het zuidelijke Mesopotamië. Verderop in het noorden was regen de sleutel voor landbouw en speelde Iškur een grotere rol in het pantheon.
De oppergod Enlil en zijn zoon, de oorlogsgod Ninurta, hadden ook stormgod kenmerken. Deze Iškur lijkt eruit te zien als een zwakke imitatie van de anderen, een derderangs superheld in een universum stripboek. Hij was naar men geloofde de zoon van Anu, hoewel sommige tradities beweerden dat Enlil zijn vader was. Dit kan betekenen dat de Iškur geen inheemse Sumerische godheid was maar een import in Sumerië vanuit de Semitische sprekende buren. Als de beschermheilige god van Karkara, een kleine stad in de buurt van Uruk in het zuidelijke Mesopotamië, had Iškurs cult-centrum niet genoeg politieke invloed om hem te verheffen tot een hogere rang in het pantheon, zoals Babylon later deed voor Marduk.
Het eerste geschreven bewijs omtrent de cultus van Iškur komt uit de steden Lagash en Adab in het midden van het 3e millennium v. Chr. Adab lag in de buurt van Karkara, de plaats van de Iškur tempel, het huis van de Grote Stormen. Helaas zijn de ruïnes van Karkara nog niet ontdekt, dus we weten niet veel over zijn cultus of over de lokale tradities. Maar op basis van gebeden en rituelen die bewaard zijn gebleven, lijkt het dat Iškur, zoals de meeste goden en godinnen uit Mesopotamië, goed of slecht was afhankelijk van zijn stemming. De stormgod bracht de nodige regen voor de gewassen die nodig zijn om te overleven, maar hij kon ook de velden vernietigen met wind, hagel en overstromingen.
Hij verscheen voor het eerst onder de naam Hadda in Ebla rond 2500 voor Christus, en als Adad in de oude Akkadische teksten, de periode van de geschiedenis die begon met het rijk van Sargon de Grote rond 2330 v.Chr. We weten dat ze dezelfde waren omdat het Sumerische logogram voor Hadda/Adad hetzelfde is als die welke gebruikt voor Iškur (dIM). Als de god van de hemelse wateren werd Iškur soms geprezen als de tweelingbroer van Enki. Dit is een vroeg voorbeeld van het "tweelinggoden"-motief in de oude mythologie. Soms zijn ze tweeling als broer-zus, zoals Apollo en Artemis; soms een heilige-sterfelijke tweeling, zoals Castor en Pollux; en soms, zoals in dit geval, een paar broers, waarvan de ene belangrijker is dan de ander, op zijn minst in de vroegere dagen. Tot aan het vroege 2e millennium v.Chr. zou het geen compliment zijn geweest voor Enki, de god die verantwoordelijk is voor het verse water van de abzu en de fundamentele wetten van de beschaving, de mes, om te worden vergeleken met een kleine godheid als Iškur.
Iškur-Adad, later Ba'al, speelde een sleutelrol in de kosmologie van Mesopotamië voor de komende 2500 jaar. Zijn belang voor de culturen van de regio groeide met de politieke invloed van de Amorieten, die Iškur kunnen hebben ingevoerd in Sumerië, iets wat zijn hoogtepunt bereikte in het 2e millennium v. Chr. en blijvend tot de tijd van Jezus.
Mari, dat was gevestigd aan de Eufraat, ongeveer 75 mijl ten zuidoosten van de moderne stad Deir ez-Zor, met een krachtig maar kortstondig Amorieten-koninkrijk dat oprees uit de as van een oudere staat die was verbrijzeld door Sargon de Grote. De naam Haddu verschijnt vaak in teksten gevonden in Mari naast Dagan, een graan-god (in tegenstelling tot de gemeenschappelijke overtuiging, was Dagan/Dagon nooit een vis-god), en Itūr-Mēr als een van de drie grote goden van het Koninkrijk van Mari.
Toen de politieke controle over Mesopotamië verschoven was van Akkad naar Ur en vervolgens naar Babylon tussen 2150 v.Chr. en 1900 v.Chr., ontstonden toen de krachtige Amorieten koninkrijken in Assyrië, Mari en Yamḥad (het moderne Aleppo, Syrië), naast het oude Babylonische rijk. Op hetzelfde moment verschoof de stormgod zijn identiteit geleidelijk van de Sumerische Iškur naar de Akkadische Adad en zijn belang in het pantheon. Tegen die tijd bracht Hammurabi Babylon tot de grootste macht, en was Adad stevig gevestigd onder de grote goden van Mesopotamië. Ondertussen werd de leeuw-draak vervangen door de stier als het dier dat gekoppeld was aan Adad, een symbool dat meer vertrouwd was voor degenen die de Ba'al kennen uit de Bijbel
Terwijl de teksten uit de Kanaänitische stadstaat Ugarit de berg Zaphon noemden als de plaats van Ba'als paleis, werd de hoofdstad van Yamḥad, Halab (Aleppo), genoemd in het oude Nabije Oosten als de stad van Hadad. Het heiligdom van de storm-god, dat onder een enorme citadel in Aleppo ligt in de oude wijk, dateert uit de vroege bronstijd, het midden-3e millennium v.Chr. (ca. 2500 v.Chr.), en het was in gebruik tot ongeveer de 9e eeuw voor Christus.
Het belang van de stormgod van Aleppo wordt benadrukt door bewijzen van zijn cultus in Mesopotamië en de Levant, van Nuzi, ten oosten van de rivier de Tigris, tot aan Hattuša, de hoofdstad van het Hettitische rijk, in wat nu Noord-Centraal-Turkije is. Door de oude Babylonische periode (1700 v. Chr.) was Hadad, en dan Marduk, de meest vooraanstaande god in Mesopotamië. Gezanten van Elam, het hedendaagse Noordwestelijke Iran, reisden eens naar Halab voor het presenteren van een boog als een geschenk aan Hadad.
Yamḥad kreeg zeker de voordelen van de aanwezigheid van de storm-god in hun midden. De koning heette de "geliefde van Hadad" en het koninkrijk was het Land van Hadad. De god schonk het koningschap en heeft het grondgebied toegewezen aan de koningen, zelfs voor die buiten de grenzen van Yamḥad. Voordat de Amorieten het zuidelijke Mesopotamië schoonveegden en de controle overnamen van de inheemse Sumeriërs in het vroege 2e millennium v.Chr., werd de macht beperkt tot Enlil. (Na de opkomst van Babylon beweerden verschillende goden naast Hadad, met inbegrip van Marduk, Dagan en de maan-god Sîn, een koning aanstellende autoriteit te hebben op verschillende tijdstippen en plaatsen.)
Als je een lezer van de Bijbel bent, herken je dat dit een ander stukje propaganda uit de geestelijke wereld is. De Schrift vertelt ons "want er is geen (bestuurlijk) gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld," (Romeinen 13:1, HSV).
Men geloofde dat de heilige wapens voor Ba'al waren gesmeed door de god van de ambachtslieden, Kothar-wa-Khasis (verantwoordelijk-en-wijs, of handig-en-slim), om de zeegod Yam te verslaan, in de tempel van Hadad in Aleppo lagen. Brieven gevonden in Mari bevestigen dit, en dat de wapens, de knotsen met de naam Yagrush (Chaser) en Aymur (Driver), werden getransporteerd van Aleppo naar de stad Terqa van Zimrī-Līm, naar de koning van Mari ten tijde van Hammurabi (ca. 1775 v.C), en in de tempel van Mari's oppergod Dagan werden geplaatst.
Dit is fascinerend op een paar niveaus. Ten eerste is het duidelijk dat de knotsen werkelijk fysieke objecten waren die kunnen worden opgebracht en weergegeven tijdens de ceremonies. Ten tweede, dat de wapens blijkbaar een rituele functie hadden. Of de knotsen werden teruggestuurd naar Aleppo, weten we niet, maar het roept een verontrustende gedachte op, wat pure speculatie is, maar zou het mogelijk zijn dat deze wapens, wat ze ook waren, nog steeds vandaag in Aleppo bestaan en op de een of andere manier geestelijk zijn gekoppeld aan het barbaarse geweld in de lopende Syrische burgeroorlog?
Ongeveer 80 mijl ten westen van die stad, lag de berg Zaphon, het huis van Ba'al's paleis, die bij de Grieken bekend staat als de berg Kasios. De Griekse stormgod Zeus werd natuurlijk geïdentificeerd met Ba'al-Hadad, en de aanblik van Zeus die er regeerde stond bekend als Kasios van Zeus (Jupiter Casius voor de Romeinen).
Eerder vermeldden wij dat de berg Zaphon/Kasios de plaats was van de epische slag tussen Zeus en het chaos-monster, Typhon, dat een duidelijke parallel heeft met de Ba'al overwinning op Yam en zijn gunsteling, de zeedraak Lotan (wat de Kanaänitische naam voor Leviathan is).
De overwinning van een god over het monster van de chaos, die de zee vertegenwoordigde, of zoals de geleerde Robert D. Miller het noemde, de storm-god-doodt-draak-mythe, is een thema dat terugvoert naar Sumerië. De Zeus-Typhon en de Ba'al-Yam conflicten werden voorafgegaan door de Hittitische mythe van Tarhunt en de draak Illuyanka, de Indiase mythe van de god Indra in het verslaan van de draak Vrtra (met een bliksemschicht, natuurlijk), en daarvoor de verwoording van Marduk en Tiamat in de Babylonische schepping epos, de Enuma Elish.
In de godenlijst die is gevonden bij Ugarit, die dient als een lexicon tussen het Ugaritisch en Akkadisch, wordt Tiamat gelijkgesteld met Yam, de nemesis van Ba'al. Na zijn overwinning op Tiamat, werd Marduk, als Ba'al, uitgeroepen tot koning van de goden en is er een paleis gebouwd tot zijn eer.
Sommige geleerden hebben opgemerkt omdat er geen kopie is van de Enuma Elish die de tabletten antidateert die bij Ugarit zijn gevonden met de cyclus van de Baal, en dat het waarschijnlijk niet eerder is ontstaan dan tweehonderd jaar voor de cyclus van Baal, en dat de storm-god-doodt-draak-mythe naar Babylon kan zijn getrokken vanuit de regio rond de berg Zaphon en niet, zoals in het algemeen wordt aangenomen dat het op de andere manier is gegaan. Dit maakt veel uit. Het is veel waarschijnlijker dat mensen in de buurt van de Middellandse Zee de zee zagen als een monsterlijke tegenstander van de goden dan de bewoners van het droge centrale Mesopotamië dat zouden zien.
Zoals we eerder vermelden, kan de Sumerische stormgod Iškur heel goed een Semitische import zijn geweest. De Amorieten stonden in contact met het zuidelijke Mesopotamië vanuit een vroegere tijd. Met de overtuiging dat de stormgod de koning van de goden was, kan het verhaal van zijn overwinning op de chaos, mee zijn gereisd van het westen naar het oosten met Amorieten karavanen mee. Natuurlijk waren deze verhalen een PSYOP om aanspraak te maken op de overwinning welke Jahweh had gewonnen op de Leviathan en de chaos.
Er is ook een andere verbinding in het koppelen van al deze verhalen: we vermeldden al eerder een brief aan Zimrī-Līm, de koning van Mari, met de bevestiging van de ontvangst van de wapens van Hadad voor de tempel van Dagan in Terqa. De koning heeft zogenaamd ook een bericht ontvangen van de god zelf door één van zijn profeten:
Zo zegt Adad, ik bracht u terug naar de troon van uw vader, ik bracht u terug. De wapens waarmee ik gevochten heb met Tiamat gaf ik aan u. Met de olie van mijn bittere overwinning heb ik u gezalfd, en niemand kan stand houden voor u.
Een profetische brief van Adad naar Zimrī-Līm (A.1968)
Het woord vertaald als "Tiamat", têmtum (een variant vorm van Tiamat), is een cognaat van het Hebreeuwse woord tehom, dat in het tweede vers van de Bijbel verschijnt:
In den beginne schiep God den hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond (teh-home Strong 8415); en de Geest Gods zweefde op de wateren.
Genesis 1:1-2 (St.Vert.)
Samenhang tussen de Sumerische chaos-godin, Tiamat, en "de afgrond" van Genesis 1:2 zet dit vers in een nieuw licht. Waarom zweefde de geest van God over de wateren? Is het mogelijk dat Yahweh een goddelijke rebel versloeg voordat Hij Adam en Eva schiep? En Tehom/Tiamat in de afgrond heeft geworpen, en deed Zijn geest blijvend garanderen dat het monster daar zou blijven?
Dus, de schepping van de wereld zoals opgetekend in Genesis is gekoppeld aan de Enuma Elish, de cyclus van Baal en de storm-god-doodt-draak mythen van het oude Anatolië en Griekenland, en waarschijnlijk aan de nachtelijke strijd tussen Set en Apophis, waar in de Indiase mythe naar wordt verwezen, de strijd tussen Thor en Jörmungandr, en anderen. Niet verrassend, als geleerden over het algemeen geloven dat de Bijbelse verantwoording werd geïnspireerd door de Babylonische mythe in plaats van andersom, wat zoals we al zeiden, een PSYOP is.
Bron: The Great Inception Part 12: From Baal to Zeus to Satan » SkyWatchTV