www.wimjongman.nl

(homepagina)

Wat zegt de Bijbel? Verdrukking en toorn

7 maart 2015| door Jack Kelley

Onlangs was ik een nieuw boek aan het lezen over Openbaring, door een auteur die het standpunt onderschrijft dat de toorn vooraf gaat aan de Opname. Ik beveel dit niet aan, maar ook niet een midden- of na-de-verdrukking-opname boek. Ik heb ze alleen gelezen voor mezelf omdat mijn geloof in de pre-verdrukking-opname solide genoeg is om niet te worden aangetast, en ik voel de behoefte om wel te weten wat het huidige denken over de andere posities is, in het geval dat mij erover wordt gevraagd.

Wanneer je vanuit een letterlijke, contextuele interpretatie van de Schrift vertrekt, wat je moet doen wanneer je probeert om andere opname-standpunten te rechtvaardigen, wordt alles vanzelf mogelijk. Om die reden zijn sommige van deze boeken, zoals die welke ik net heb gelezen, zo ver bezijden de waarheid dat het gewoon bespottelijk is. Maar er zijn twee dingen die ze allemaal gemeen lijken te hebben. Dat is ten eerste hun verwarring over het verschil tussen een verdrukking en de grote verdrukking, en de tweede is de betekenis en de duur van de term "toorn van God."

Hier zijn enkele voorbeelden van wat ik bedoel. In Joh. 16:33 zegt Jezus: "In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed:Ik heb de wereld overwonnen" Dit vers wordt vaak gebruikt om de overtuiging te weerleggen van een pre-opname en dat de Gemeente niet aanwezig zal zijn tijdens de eind-tijd oordelen. "Na alles," ze zeggen, " dat Jezus dat we verdrukking hebben in deze wereld."

Een andere is 1 Thess. 5:9 waar Paulus zei, "Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus." Hier zeggen ze dan dat de toorn waar Paulus het over heeft niet gaat over eindtijdoordelen die aan de Dag des Heren zijn gekoppeld, wat de de context van dit gedeelte is, maar over de eeuwige straf die de niet-gelovigen moeten ondergaan. Zij zeggen dat dit de enige toorn is waarvoor onze redding ons zal beschermen.

Dus laten we eens een nader kijken naar deze twee woorden aangezien ze betrekking hebben op de eindtijd en eens zien wat de Bijbel hierover zegt.

Verdrukking

In het Engels komt het woord "verdrukking" 22 keer voor in de Bijbel. Drie ervan staan in het Oude Testament, hoewel het Hebreeuwse woord vanwaaruit het is vertaald 105 keer kan worden gevonden, terwijl een aantal ervan verschillende betekenissen hebben. De andere 19 staan in het Nieuwe Testament, maar er zijn ook nog 26 keer waarin het Griekse woord is vertaald op een verschillende manier, met een totaal van 45. In beide testamenten zijn de andere betekenissen vergelijkbaar: nood, kwelling, problemen, enz.

De uitdrukking "Grote Verdrukking" komt slechts drie keer voor, allemaal in het Nieuwe Testament (Matt. 24:21, Openb. 2:22, en 7:14). Bij de eerste bedacht de Heer eigenlijk zelf de term, om het begin van de tijd te identificeren wanneer de gruwel der verwoesting zich zal voordoen.

"Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om iets uit zijn huis te halen, en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet om zijn kleren te halen. Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat. Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal" (Matt. 24:15-21).

Een paar verzen later zei hij dat het zou eindigen vlak voor de Tweede Komst:

"En meteen na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden.

En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid" (Matt. 24:29-30).

Daniel 9:27 vertelt ons dat de anti-Christ een gruwel der verwoesting zal opstellen in het midden van de 70e Week (Daniel 9:27), oftewel 3½ jaar voor het einde. Het is dezelfde gebeurtenis die Jezus aanduidde als het teken dat de Grote Verdrukking zal zijn begonnen. Dit zegt ons dat de Grote Verdrukking een looptijd heeft van 3½ jaar.

Daniel verwees ook naar de Grote Verdrukking in Daniel 12:1 toen hij schreef:

"In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, hij die uw volksgenoten bijstaat. Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken zijn tot op die tijd."

Merk op dat Daniels woorden geheel overeenstemmen met die welke Jezus gebruikt heeft in Matt 24:21. De uitdrukking "tot op die tijd" verwijst terug naar Daniel 11:36-45 waar de engel Daniël sprak over het bewind van de anti-Christ. Om deze redenen is het veilig om te veronderstellen dat Daniël en Jezus over hetzelfde onderwerp spraken. In feite bevestigt Jezus dat in Matt. 24:15.

Bij elkaar genomen duiden deze verwijzingen naar de Grote Verdrukking als een bepaalde periode van tijd met een herkenbaar begin en einde. Dat maakt dat deze 3½-jarige periode gescheiden is van de tijd van verdrukking die gelovigen ervaren zullen in deze wereld. Daniël en Jezus hebben allebei gezegd dat deze tijd van verdrukking de ergste zou zijn die de wereld ooit heeft gezien. Jezus zei dat het nooit geëvenaard is, niet vóór, en nooit opnieuw zou worden geëvenaard, en als Hij niet terug zou komen om er een einde aan te maken, zou niemand het overleven (Matt. 24:22). Dit is zeker niet de gewone verdrukking van elke dag met een variëteit van verdrukking waar u en ik in het leven mee worden geconfronteerd. Dit is de enige echte Grote Verdrukking.

En toorn

Het woord "toorn" heeft naast een algemene betekenis, ook een specifieke betekenis. En opnieuw, deze twee onderscheiden zich door tijd. Wanneer het wordt gebruikt in verband met God, verschijnt het woord "toorn" in 18 verzen van het Oude Testament en wordt meestal beschreven als Gods gevoelens jegens Israël tijdens hun periodieke tijden van ongehoorzaamheid.

In het Nieuwe Testament zijn er 16 verzen waarin de toorn in verband wordt gebracht met God. Sommige ervan verwijzen naar de eeuwige bestemming van ongelovigen, waarmee ze zullen worden geconfronteerd nadat ze sterven en enkele andere gaan over de eindtijdoordelen. We kunnen zien welke ervan worden gebruikt in welke context. Hier zijn enkele voorbeelden.

"Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem" (Joh. 3:36).

In dit vers is de context het eeuwige leven. Zij die in de Zoon geloven ontvangen het, maar die Hem verwerpen zullen het niet ontvangen en Gods toorn blijft op hen. Er zijn slechts twee mogelijke regelingen voor de mensheid: het eeuwige leven of de eeuwige straf. Geloof in de Zoon brengt leven, en afwijzing van de Zoon brengt straf. Alleen één generatie van de mensheid zal de eindtijdoordelen meemaken, maar Joh. 3:36 heeft betrekking op de gehele mensheid. Daarom moest de Heer hier met behulp van Gods toorn verwijzen naar een eeuwige straf.

Laten we nu het voorbeeld nemen dat we eerder gebruikten uit 1 Thess. 5:9: "Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus."

Paulus begon hoofdstuk 5 met te spreken over het tijdstip van de Dag des Heren. Hij zei dat de wereld niet van tevoren de dag of uur zou weten, en dat die zou komen als een dief in de nacht (1 Thes. 5:2). Op een moment wanneer mensen zeggen "vrede en veiligheid" zal het hen plotseling overvallen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten (1 Thes. 5:3 ).

Daarmee weten we dat Paulus niet sprak over de eigenlijke Dag van de Heer zijn terugkeer, omdat we eerder hebben geleerd dat Hij zal komen om een einde te maken aan de slechtste periode van verwoesting die de wereld ooit heeft gekend, dus niet als de mensen denken dat de vrede is gekomen. En we weten uit andere passages die gaan over Daniels 70e week, dat deze zal beginnen met een gevoel van vrede (Daniel 8:25), wat heel snel zal worden vervangen door oorlog. Daarom doet Paulus deze verwijzing naar "vrede en veiligheid" als het begin van de 70e Week uit Daniel, niet naar de werkelijke Dag van de Heer zijn terugkeer.

Hij zei ook dat gelovigen hier niet door moeten worden verrast, en hij veranderde zijn verhaal van de derde persoon (ze) in vers 3 naar de tweede persoon (u) in vers 4. Hij deed dit om onderscheid te maken tussen de ongelovige wereld, die zich zal verbazen, en de gelovigen die dat niet doen. De zonen van het licht (met de kennis van de Schrift) zullen in staat zijn de tekenen te zien van haar komst, en wanneer we dat doen, moeten we wakker zijn en alert. Na de uitbreiding van die gedachte (vs. 5-8) gaat hij naar vers 9: "Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus."

Uiteraard zullen de gelovigen niet lijden onder de eeuwige toorn van God, wat de ongelovigen wel wacht. Maar de context van 1 Thes. 5:1-9 is de Dag van de Heer, wanneer de eindtijdoordelen op een ongelovige en nietsvermoedende wereld zal komen. Dat is de toorn waarover Paulus sprak.

Dus, net als we onderscheid kunnen maken tussen de periodieke tijden van beproeving die we allen ervaren, en de Grote Verdrukking die het slechtste ding zal zijn wat ooit zal gebeuren op aarde, kunnen we ook onderscheid maken tussen de eeuwige toorn van God op alle ongelovigen na hun dood, en het tijdstip van Gods toorn, maar dan in de eindtijdoordelen die slechts over één generatie van ongelovigen zal komen voordat ze sterven, en die een waarneembaar begin en einde zal hebben.

Is het al tijd?

Laten we nu kijken naar de tijd van Gods toorn.

"Ga, Mijn volk, treed uw kamers binnen, sluit uw deuren achter u. Verberg u voor een klein ogenblik, totdat de gramschap over is. Want zie, de HEERE gaat uit Zijn plaats om de ongerechtigheid van de bewoners van de aarde aan hen te vergelden. De aarde zal het bloed dat erop vergoten is, aan het licht brengen. Zij zal haar gedoden niet langer bedekt houden" (Jesaja 26-20-21).

Jesaja voorzag een tijd wanneer God zijn toorn op aarde zou uitgieten gedurende een periode van tijd die hij beschrijft als "een klein ogenblik". Daarom gaat dit gedeelte niet over de eeuwige toorn tegen alle ongelovigen die gestorven zijn, maar over een bepaalde periode van tijd van een generatie van ongelovigen die nog in leven zullen zijn. En net als Paulus heeft hij gelovigen van ongelovigen gescheiden door het veranderen van de tweede persoon (uw kamers) naar de derde persoon (hun ongerechtigheid).

De engel Gabriel gaf Daniel soortgelijke informatie, zeggende: "Zie, ik laat u weten wat er zal gebeuren aan het einde van deze periode van gramschap, want op de vastgestelde tijd zal het einde er zijn" (Daniel 8:19). En beginnend met een overzicht van de koningen van Medo-Perzië en Griekenland richt de engel zich al snel op de dagen van de anti-Christ tijdens de tijd van toorn aan het einde van het tijdperk (Daniel 8:19-25).

Deze passages duiden de bepaalde periode aan het einde van het tijdperk, als God met zijn toorn de ongelovige wereld zal bezoeken.

In de afgelopen tijd hebben vele commentatoren vastgesteld dat deze periode de tijd is van de schaaloordelen uit Openbaring 15-16. Dat is omdat in Openbaring 16:1 deze oordelen worden genoemd "de zeven schalen van Gods toorn". Maar de Bijbel zegt niet dat de tijd van Gods toorn begint met deze oordelen. Feitelijk staat in Openb. 15:1 dat de schaaloordelen Gods toorn zullen beëindigen. Als dat ons het eindpunt aangeeft, op welk tijdstip moet het dan beginnen?

Het antwoord kan worden gevonden Openb. 6:16-17 waar de koningen der aarde zich realiseren dat met de zegeloordelen de grote dag van Gods toorn is begonnen.

"En zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam. Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven."

De KJV geeft Openbaring 6:17 weer als: Want de grote dag van Zijn toorn is gekomen, en wie kan het weerstaan? Op basis hiervan zien sommige mensen een verschil tussen de toorn van het Lam, wat alleen in Openbaring 6:16 verschijnt, en de toorn van God. Maar de meerderheid van de Engelse versies vertalen het Griekse woord "autos" in meervoud, zoals dit meer dan 300 keer in het Nieuwe Testament gebeurt, en vertalen Openbaring 6:17 als "de grote dag van hun toorn is gekomen". Aangezien zowel de Vader en de Zoon gezien worden in Openbaring 6:16, en de twee één zijn (Joh. 10:30) lijkt dit beter te passen in de context.

Merk ook de voltooid verleden tijd op die gebruikt wordt in de frase "de grote dag van hun toorn is gekomen". De voltooid verleden tijd is gebruikt om de actie te beschrijven die heeft plaatsgevonden op een bepaald tijdstip in het verleden. Uit de voorgaande oordelen van Openb. 6 zullen de koningen der aarde beseffen dat ze al in de periode zitten die genoemd wordt: de toorn van God. Daarom begint de tijd van Gods toorn met de zegeloordelen van Openb. 6 en eindigt met de schaaloordelen van Openbaring 16 en zal het meeste, zo niet alles bevatten van de 70e Week van Daniël.

Vele commentatoren wijzen erop dat Gods toorn het slechtste deel is van een tijd die ze de periode van zeven jaar verdrukking noemen, waardoor Gods toorn synoniem is met de Grote Verdrukking. Maar zoals we zien kunnen, is het eigenlijk iets anders. De Grote Verdrukking is het slechtste deel van de tijd van Gods toorn.

Toen Jezus in Matt. 24:21 sprak van de Grote Verdrukking, verwees Hij naar de schaaloordelen van Openbaring 16, omdat deze de enige oordelen zijn in de tweede helft van de 70e week van Daniël die dan plaatsvinden, nadat de anti-Christ de gruwel der verwoesting opstelt (Daniel 9:27). De schaaloordelen zijn de derde en laatste serie van oordelen die God op de aarde zal uitgieten tijdens de tijd van Zijn toorn.

Dus daar heb je het. In de Bijbel zijn beproeving en de Grote Verdrukking zijn niet hetzelfde, en Gods eeuwige toorn en de tijd van Gods toorn zijn ook niet hetzelfde. Deze termen zijn alleen verward in de hoofden van mensen die pleiten voor iets anders dan de opname van de Gemeente vóór de verdrukking. Dat is wat de Bijbel zegt.

Bron: What Does The Bible Say? Tribulation And Wrath - Gracethrufaith