4 april 2015 - door Jack Kelley
"Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven" (Joh. 20:29)
Ik ben Maria van Magdala, of Maria Magdalena, zo genoemd omdat ik uit het dorp van Magdala kwam, gelegen aan de westkant van het meer van Galilea, tussen Tiberius en Kapernaüm, en niet ver van Nazareth. Het hielp ook om me te onderscheiden van de verschillende andere vrouwen met de naam Maria die met Jezus geassocieerd werden tijdens zijn bediening. Net zoals Petrus werd beschouwd als het informele hoofd van de mannelijke discipelen, werd ik gezien als het hoofd van de vrouwen. Ik was met de Heer voor een groot deel van zijn bediening samen met de andere vrouwen, en we hielpen Hem door financiële steun te verlenen. Verscheidene van ons verlieten hun families en middelen van bestaan, en aangezien de mannen alles verlieten om de Heer te volgen, deden wij ons deel door ervoor te zorgen dat er genoeg geld was om alles te betalen. De Heer had ons van verschillende ziekten genezen, dus waren we blij om te kunnen bijdragen aan Zijn werk op deze manier.
Ik was aanwezig bij de kruisiging van de Heer, en was de eerste die Hem terug zag na zijn opstanding. Dit is mijn verhaal van die glorieuze dag.
Sommige van de andere vrouwen en ik haastten zich door de rustige straten van Jeruzalem naar de Damascus-poort. Wij probeerden geen ongewenste aandacht te trekken in het geval de ambtenaren op zoek zouden zijn naar ons. Het was bij de zonsopgang op zondagochtend, de eerste dag na het Pascha en de Sabbat. We konden de priesters in de tempel de sjofar horen blazen als aankondiging van het feest van de eerste vruchten, de toewijding van de lenteoogst.
Normaal gesproken wachtten we niet zo lang om een lichaam voor de begrafenis voor te voorbereiden maar tegen de tijd dat Jozef en Nicodemus het lichaam van de Heer van het Kruis had afgenomen en hem in graf van Jozef hadden gelegd, was het bijna zonsondergang en de speciale Sabbat die bekend is als het feest der ongezuurde broden zou zo ongeveer gaan beginnen. En dan zou werken niet meer zijn toegestaan. Dus nadat we hadden gezien waar ze Zijn lichaam overhaast heen brachten, gingen we naar huis om de specerijen en parfums voor te bereiden, die we nodig zouden hebben voor de echte begrafenis. De dag na de ongezuurde broden was de regelmatige Sabbat, en opnieuw kon er geen werk worden gedaan. Maar uiteindelijk was het zondagochtend, de 3e dag sinds zijn dood, en dan konden wij het lichaam goed reinigen en de aromatische kruiden aanbrengen, waarvan de aroma de geur van bederf zou maskeren wanneer het lichaam verteerde.
[ Editor: Zelf geloof ik dat er nog een dag was tussen Pesach en de wekelijkse sabbat waarop ze de kruiden kochten en klaar maakten, juist omdat drie dagen, echt drie dagen zijn en geen twee dagen ondanks alle gekunstelde redeneringen over dagdelen.]
We hadden de afgelopen drie dagen doorgebracht met ons te verbergen uit angst voor de tempelpolitie en probeerden over de schok van Zijn dood heen te komen. Misschien kunt u zich voorstellen door wat een emotionele tijd we heen gingen. Net een week eerder op de dag die Palmzondag genoemd wordt, hadden we Jezus in Jeruzalem vergezeld en geroepen: "Hosanna, hosanna aan de zoon van David... Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer!" Dan was er dat incident bij de tempel op maandag, toen Hij de geldwisselaars verdreef, en met de voortdurende spanning tussen hem en de ambtenaren in de dagen daarna. Zijn verraad en arrestatie, en zijn rechtszaak en executie, die plaats vond op donderdag [of woensdag], en toen Hij was heengegaan. Het is praten over uitersten. Natuurlijk is dit precies wat Hij vertelde dat er zou gaan gebeuren. Maar geloof me als ik zeg dat erover praten en het ervaren twee verschillende dingen zijn.
Ik was misschien de enige die niet echt een begrip had waarover dit alles ging, maar zelfs ik kon me niet weerhouden van een heimelijke blik over mijn schouder om te controleren of niemand ons volgde, en de pijn die ik voelde Hem te hebben verloren was bijna ondraaglijk. Maar het leven gaat verder, en er was eindelijk iets wat we konden doen. Misschien zou dat helpen.
Als ik terugkijk op die ochtend, realiseer ik me dat we geen idee hadden hoe we in zijn graf zouden kunnen komen, maar onze traditie vereist dat een dood lichaam zo spoedig mogelijk klaar moet worden gemaakt voor een begrafenis. Dus we moesten een manier vinden om het graf geopend te krijgen en we moesten het die dag doen.
Toen we bijna bij het graf waren, kon niets ons hebben voorbereid op wat we zagen toen we daar aankwamen. De grote steen die het graf had verzegeld was weg gerold, en er was een man, wiens kleding straalde als de zon, en die zat er op. Hij vertelde ons dat het graf leeg was, omdat Jezus was opgestaan, net zoals Hij zei dat Hij zou doen. Wij konden het niet geloven! "Kijk maar voor jezelf," zei hij, "Ga dan heen en vertel het zijn discipelen dat Hij u allen in Galilea zal ontmoeten."
Ik was geschokt! Ik denk dat mijn tijd van emotionele uitersten nog niet was afgelopen. Ik kan me niet herinneren waar de andere vrouwen heen gingen, maar ik zwierf rond met een waas voor mijn ogen, huilend totdat ik een man tegenkwam waarvan ik dacht dat Hij de tuinman was. Toen Hij vroeg waarom ik huilde, vroeg ik Hem vreemd genoeg waar Hij het lichaam heen had gebracht. "Vertel me waar je Hem hebt gebracht," zei ik, "en ik breng Hem terug."
Toen Hij mijn naam uitsprak, herkende ik Zijn stem en viel op mijn knieën, ik klampte me vast aan Hem. Niemand zou Hem meer opnieuw wegnemen van mij als ik daar iets over te zeggen had! Ik herkende Hem niet op het eerste gezicht, omdat ik had nooit verwacht had Hem levend weer te zien, althans niet in deze wereld. Maar het geluid van zijn stem was niet te ontkennen.
"Houd me niet vast," zei hij. "Ik ben niet nog teruggegaan naar mijn Vader." Veel later begreep ik dat dit betekende dat Hij op weg was naar de echte tempel, in de hemel, in de rol van onze hogepriester. En Hij zou daar zijn eigen bloed uitstorten op het altaar in het uitvoeren van zijn laatste daad van verzoening voor onze zonden, net zoals de wet het vereist. Met tegenzin liet ik Hem gaan, en liep terug naar de discipelen, zoals Hij me vertelde om te doen.
Natuurlijk geloofden ze me niet. Immers, dit was een mannenwereld en ik was slechts een vrouw. Wat kon ik nu weten? Maar Petrus en Johannes gingen erheen om het voor zichzelf te zien en ten slotte, ten slotte, begrepen ze het. Hij was uit de doden opgestaan. Hij leefde. In een grote omslag van begrip geloofden ze uiteindelijk in hun hart iets dat zij eerder alleen in hun gedachten hadden overwogen. Later die dag meldden twee van de andere discipelen ook Hem te hebben gezien en met Hem gepraat te hebben op de weg naar Emmaus. Maar we kregen de ultieme bevestiging die nacht toen Hij voor ons verscheen in de bovenzaal.
De gevolgen waren onthutsend. Hij had alle zonden van de wereld op zich genomen toen hij aan het kruis was genageld, en had onze enorme boete met zijn leven betaald. Daarna ging Hij staan voor de troon van God, de Almachtige Vader. God kan niet de aanwezigheid van welke zonde dan ook accepteren, zodat, als er ook maar één kleine zonde op Hem was gebleven van alle die ooit waren of zou worden gepleegd door de mensheid, dan zou Jezus nooit aan het graf ontsnapt kunnen zijn om voor Hem te staan. Zijn opstanding was een absoluut bewijs van de rechtszekerheid voor ons. Van de eerste mens tot aan de laatste, van allen die in geloof de genade aanvaarden die zijn dood had gekocht voor ons, zou alles worden vergeven en zij zouden eeuwige leven ontvangen. Het is ongelooflijk!
En natuurlijk zijn er altijd sommigen die het niet kunnen geloven. Thomas, die op de eerste zondagavond ontbrak, fungeerde als hun voorbeeld. Zelfs na het horen van de andere verslagen door de discipelen die Jezus hadden gezien, weigerde Thomas om het te geloven totdat hij absoluut bewijs had. Acht dagen later waren we allemaal samen en Thomas was bij ons. Plotseling verscheen Jezus in de afgesloten ruimte. "Shalom alechem," zei hij, wat betekent: "Vrede zij met u."
Hij riep Thomas, nam zijn vinger en legde die in de spijkerafdrukken in zijn handen en de wond in zijn zijde. 'Stop met twijfelen en geloof,' zei Hij.
Thomas viel op zijn knieën en ze: "Mijn Heer en mijn God."
"Omdat je hebt gezien, geloof je," zei Jezus. "Zalig zijn zij die niet hebben gezien en toch zullen geloven."
Door dit te zeggen, gaf Hij een bijzondere zegen aan degenen die deel zouden gaan uitmaken van de Gemeente, dat grote lichaam van gelovigen die in geloof aanvaarden en de geldigheid uitspreken van deze gebeurtenissen waar ik getuige van ben geweest uit eerste hand. Uit heel de mensheid is de Gemeente uitgekozen en apart gezet voor deze bijzondere zegen om die reden alleen al.
In de komende 40 dagen vóór Zijn hemelvaart, verscheen Jezus aan meer dan 500 mensen, en later kwam Hij persoonlijk terug om Paulus voor te bereiden om zijn boodschap aan de andere volken te brengen. Via deze instructie begon Paulus de essentiële eisen te begrijpen van de zaligheid. Als je met je mond "Jezus is Heer zal belijden", met het geloof in je hart dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, dan zul je worden gered (Romeinen 10:9). Het staat voor gezond verstand. Ik bedoel: als je niet kunt geloven dat God Zijn eigen Zoon uit de dood zou verhogen, hoe kun je dan geloven dat Hij het voor jou zou doen?