www.wimjongman.nl

(homepagina)

De Opname in Geschiedenis en Profetie

door Gary Stearman - 28 januari 2020

De teksten van de seculiere geschiedenis vertellen ons over menselijk falen, oorlogen, natuurrampen en een catastrofale overstroming, in de Bijbel beschreven als de Zondvloed van Noach. De geschiedenissen van het vroege Europa, India en het Verre Oosten leggen deze gebeurtenis op hun eigen mythische wijze vast. Ze verwijzen ook naar de oude dagen waarin de "goden" uit de hemel neerdaalden om onder de mensen te wonen. Vrijwel elke oude cultuur heeft zijn historische documenten, waarin de angstaanjagende en grillige oorlogen in de hemel worden opgetekend, waarin bovennatuurlijke wezens hun tirannieke heerschappij over de mensheid hebben opgedrongen. Grieks-Romeinse halfgoden werden beschouwd als echte en bestaande krachten. Tempels die gewijd waren om hen te aanbidden waren de wonderen van de oude wereld. Hun ruïnes fascineren ons nog steeds.

Toch bevatte geen van deze heidense geloofssystemen de geringste verwijzing naar een prachtige toekomstige gebeurtenis - de algemene opstanding van de rechtvaardige doden. Natuurlijk noemt de Apostel Paulus het de "gezegende hoop" (Titus 2:13). Het is een van de grote redenen waarom we voortdurend in de Schrift zoeken en deze gretig bestuderen voor verdere inzichten.

Daarbij vinden we dat de opstanding van de Gemeente veel meer is dan een ontsnapping aan de planeet aarde. In feite maakt de opname deel uit van een veel groter panorama. Deze verbazingwekkende gebeurtenis is een belangrijk onderdeel van het uitgebreide proces van het herstel van Gods schepping, dat lang geleden beschadigd is geraakt in het kielzog van Satans opstand.

"Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde." (Kol. 1:12,13).

De opstanding wordt hier vergeleken met het licht, in een prachtig beeld van de gerechtigheid. Reine en zuivere kledingstukken, vooral in het bijbelse beeld van witte gewaden, geven ons een prachtig beeld van de toekomst van de Gemeente. En deze toekomstige profetie is gebaseerd op de verworvenheden uit het verleden. Het is misschien verrassend dat de bijbelse visie over de opname laat zien dat er helemaal niets nieuws of romantisch is over het idee dat je naar de hemel zult gaan. Het is al verschillende keren gebeurd, en het zal weer gebeuren. Zoals we zullen zien, laat de Schrift minstens zeven van deze gebeurtenissen zien.

Wanneer Paulus verwijst naar de "dag van Christus", drie verschillende keren, verwijst hij naar een allesomvattende zienswijze-wisseling. De wereld, die een paar duizend jaar lang op een relatief gelijkmatige koers is gegaan, zal plotseling worden voortgestuwd in een snelle opeenvolging van enorme geologische, meteorologische, politieke en spirituele veranderingen, ontworpen om het aardse koninkrijk Israël te herstellen, en de zuiverheid van het milieu op onze planeet te herstellen.

Het vurige geloof in de stabiliteit van het milieu, soms ook wel uniformitarisme genoemd, is de religie van onze tijd. Het is gecentreerd op het geloof dat de dingen gedurende miljoenen jaren langzaam zijn gevorderd op een voorspelbaar pad. In de volksmond wordt geloofd dat deze voorwaarde zal zegevieren, waardoor de kosmos in hetzelfde langzame tempo kan blijven evolueren als altijd, totdat de mensheid tot in de perfectie is gekomen. Haar enige verenigende overtuiging is dat de mens zichzelf geleidelijk aan kan verbeteren en deze utopie kan vestigen.

Maar in een toekomstig opwindend moment zal dit geloof aan flarden worden geschoten, als een snelle verandering van het toneel over elke centimeter van het land en de zee.

In het allereerste moment van deze verandering zullen wij - het lichaam van Christus - van deze aarde worden weggehaald, samen met de heiligen der eeuwen, opstaan in glorie om te genieten van de aanwezigheid van de Heer en om deel te nemen aan die massale restauratiegebeurtenis die de Bijbel "de Dag des Heren" noemt. Het zal niet één, maar een reeks catastrofes brengen voor de mens en de wereld. Vergis je niet, het hele oordeelsproces zal in gang worden gezet na de opname. Vanuit dit perspectief kan het wegrukken op geen enkel moment tijdens of na de catastrofes van de Verdrukking plaatsvinden. In feite moet het gebeuren vóór de Verdrukking - misschien wel een aanzienlijke tijd vóór de "Vier Ruiters van de Apocalyps". Aangezien de antichrist na de opname op een van deze paarden rijdt, zal zijn identiteit niet aan het lichaam van Christus worden blootgelegd. De Schrift onthult duidelijk dat de beproeving niet door de wegrukking wordt gestart; het begin ervan wordt gemarkeerd op het precieze moment dat "de vorst die zal komen" (Dan. 9:26) een zevenjarig verdrag met de leiders van Israël bevestigt: "Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste" (Dan. 9:27).

Zoals door de profeten van God in het verleden is voorspeld, zal de Verdrukking een enorm reinigingsproces zijn, gestuurd door onze Heer. De Schrift onthult duidelijk het doel ervan:

TEN EERSTE: De Verdrukking zal het wereldsysteem van handel en afgoderij vernietigen, in tweeërlei vorm, gezien in het boek Openbaring. Als het commercieële en religieuze Babylon zijn definitieve einde zal bereiken. De heidense greep op de politieke en financiële macht zal aan zijn einde komen wanneer Israël opstaat om het Koninkrijk van de Messias te ontvangen.

TEN TWEEDE: Israël zal gedwongen worden om haar eeuwenoude zelfingenomenheid op te geven. Tenslotte zal Israël tot het besef worden gebracht dat ze gezondigd hebben en alleen door geloof in de Heer verlost kunnen worden. De profeet Ezechiël schrijft over hun moment van de waarheid tijdens de beproeving:

"Vervolgens zal Ik u brengen in de woestijn van de volken en daar van aangezicht tot aangezicht een rechtszaak met u voeren. Zoals Ik met uw vaderen in de woestijn van het land Egypte een rechtszaak gevoerd heb, zo zal Ik een rechtszaak met u voeren, spreekt de Heere HEERE. Ik zal u onder de herdersstok doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond. Ik zal van u uitzuiveren wie in opstand komen en wie tegen Mij overtreden. Ik zal hen leiden uit het land waar zij vreemdeling zijn, maar zij zullen op het grondgebied van Israël niet komen. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben. Wat u betreft, huis van Israël, zo zegt de Heere HEERE: Ga, laat ieder zijn stinkgoden maar dienen, ook hierna, want u luistert toch niet naar Mij. Ontheilig echter Mijn heilige Naam niet meer met uw geschenken en uw stinkgoden." (Ezech. 20:35-38)

TEN DERDE: De honderdvierenveertigduizend Israëlieten, verzegeld uit elk van de twaalf stammen, zullen een wereldschokkende wereldwijde opwekking leiden, die miljoenen mensen naar de verlossing zal leiden tijdens de eerste helft van de Verdrukking.

De natuurrampen die deze periode begeleiden zullen niet worden ervaren door de leden van het lichaam van Christus, dat voor het oordeel moet worden bewaard. Sommigen vinden dit aspect van de genade verachtelijk, omdat het staat voor een ontsnappende kerk die op de vlucht is om de rest van de wereld te laten lijden. Maar ware christenen wensen nooit Gods toorn voor de ongeredden. Ze hebben geleerd om zelfs degenen die hen vervloeken lief te hebben en om het Evangelie te delen met iedereen die ze ontmoeten.

Zoals Paulus aan de Thessalonicenzen schreef: Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus," (1 Thess. 5:9).

Ook de woorden van de Heer aan de trouwe Filadelfia-kerk versterken deze gedachte: "Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken." (Openb. 3:10).

HENOCH, ALS EERSTE OPGENOMEN

Aan het begin van de Bijbel is de mensheid geschapen binnen de perfecte omgeving. Wat volgde, annuleert voor altijd het valse argument dat wanneer je een mens in zo'n omgeving plaatst, hij zal reageren door te groeien in de richting van vrede en volmaaktheid. In de aanwezigheid van God, in een volmaakt klimaat, en met overvloed aan alles, was de mens niet in staat om de verleiding te weerstaan. De "Oude Slang" heeft het eerste paar verleid en ze zijn gevallen. Hun zoon Kaïn, de eerstgeborene, vermoordde zijn broer Abel.

Vanaf dat moment verdeelt de Schrift de mensheid in twee genetische lijnen. Kaïn werd de vader van de goddeloze. Adams derde zoon Seth, werd een vervanger voor Abel. Dus, Seth verwekte het goddelijke:

"En Adam had opnieuw gemeenschap met zijn vrouw en zij baarde een zoon, en zij gaf hem de naam Seth. Want, zei ze, God heeft mij ander nageslacht gegeven in de plaats van Abel; Kaïn heeft hem immers gedood. En ook bij Seth werd een zoon geboren, en hij gaf hem de naam Enos. Toen begon men de Naam van de HEERE aan te roepen." (Gen. 4:25,26).

Het oude Joodse commentaar heeft lang volgehouden dat in de dagen van Enos de afgodendienst in alle ernst begon. Sommige Joodse vertalingen weerspiegelen dit idee. Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in de Stone Chumash, waar het vers luidt: "Toen werd de naam Hasjem [de HEER] ontheiligd". Het commentaar van de redacteur: "De generatie van Enosh introduceerde de afgoderij, die de vloek van de mensheid voor duizenden jaren zou moeten worden. Door aan de mens en aan levenloze voorwerpen Goddelijke kwaliteiten toe te schrijven, schiepen zij de afschuwelijke situatie waarin de naam Hasjem ontheiligd werd (Rashi)" (p.23).

Zij citeren de Hebreeuwse taal van vers 26, waar het voorzetsel "in," in plaats van "op" of "bij" kan worden vertaald. In dit geval zou het vers luiden: "De mensen begonnen te roepen in de naam van de Heer."

"Rambam (Hil. Avodas Kochavim 1:1-2) legt uit hoe de pijnlijke misvatting van de afgoderij begon en zich ontwikkelde. Heel kort zegt hij dat het begon toen de mensen vonden dat ze de hemellichamen moesten eren als Gods gezanten in de wereld, net zoals het gepast is om de dienaren van een heerser te eren. Uiteindelijk verspreidde deze trend zich en werd het steeds corrupter, totdat de aanbidders God vergaten en veronderstelden dat alle macht berustte op welke representatie zij ook kozen om te aanbidden" (p. 23).

Hoe dan ook, de afgodendienst begon te groeien en werd volledig ontwikkeld door de zesde generatie na Seth, toen Henoch werd geboren in een wereld die verschillende vormen van afgoderij had aangenomen. Als we de oude berichten moeten geloven, waren de hemellichamen slechts een klein deel van de valse aanbidding die de antediluviaanse cultuur zo snel in zijn greep had gekregen. De Bijbel beschreef deze geboorte in de volgende context.

"Jered leefde honderdtweeënzestig jaar, en verwekte Henoch. En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar; en hij stierf. Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Methusalach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. Al de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar. Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg." (Gen. 5:18-24).

Henoch is lang beschouwd als misschien wel de meest goddelijke mens (behalve Christus) die ooit op aarde heeft gewandeld. Dit feit wordt het meest opmerkelijk gemaakt in de vergelijking met zijn omgeving. Hij leefde in een wereld van openlijke zonde, onder demonische krachten.

Afgoderij begint met een formeel beroep op valse goden. Maar het stijgt al snel tot het niveau van het verwelkomen van die goden in de cultuur. Uiteindelijk wordt het een slaaf van de verdorven praktijken, wat hen zal kalmeren. Zodra de valse goden een greep krijgen door zich voor te doen als dienaren van de mens, krijgen ze snel macht en worden ze hun despotische onderdrukkers.

Volgens verschillende buitenbijbelse bronnen werd de wereld van Henoch gedomineerd door gevallen engelen, die met menselijke vrouwen trouwden om monsterlijke nakomelingen te produceren. Flavius Josephus schrijft de corruptie van de vroege wereld en de overstroming van Noach toe aan hun slechte activiteiten.

Het Boek Henoch geeft details over de timing van hun activiteiten:

En het geschiedde toen de zonen van de mensen waren toegenomen, dat er in die dagen mooie en aantrekkelijk dochters geboren werden.
En de Wachters, de zonen van de hemel, zagen ze en verlangden naar hen. En zij zeiden tot elkaar: "“"Kom, laat ons vrouwen kiezen voor onszelf van de kinderen der mensen, en laat ons vader zijn voor de kinderen van onszelf.”
Maar Semyaza, die hun leider was, zei tot hen: “Ik vrees dat jullie niet volgzaam zijn in deze daad en ik alleen zal de straf betalen voor deze grote zonde.”
En zij allen antwoordden hem, en zeiden: “Laat ons allen een eed zweren, en ons verbinden aan elkaar met een onderlinge vloek, dat een ieder van ons zich niet zal afwenden van dit plan, maar om het effectief uit te voeren.”
Toen zwoeren zij allen met elkaar en allen verbonden zij zich met elkaar met een onderlinge vloek.
Ze waren in totaal tweehonderd, en zij daalden af in de dagen van Jared op de top van de berg Hermon. En zij noemden deze berg Hermon, omdat zij daar zwoeren en zich aan elkaar verbonden met vloeken. (Henoch 6:1-6)

De zonde van deze engelen was zo groot, dat het de hele mensheid in gevaar bracht. Onder gelovigen is het algemeen bekend dat de Heer op Zijn verdorven schepping neerkeek en besloot deze te vernietigen. Alleen Noach en zijn familie werden als zuiver genoeg beschouwd om de Messiaanse lijn van Seth over de vloed heen te brengen, om opnieuw te beginnen nadat het water zich had teruggetrokken.

In dit tumult, of nog belangrijker, in het allereerste begin, in de dagen van zijn vader Jared, was Henoch geboren in een wereld die voor het oordeel stond. Hij was dus als het perfecte type van de rechtvaardige man, die in de hemel werd ingehaald voordat de verschrikkingen van een afglijdende wereld zich volledig hadden ontwikkeld.

Het was een tijd van doctrinaire corruptie, maar ook van fysieke belediging. Men moet zich herinneren dat de boosdoeners de mensen dingen leerden die als verboden kennis werden beschouwd. Judas gebruikt in feite het voorbeeld van de gevallen engelen om het boosaardige effect van valse leraren te illustreren:

"En de engelen die hun oorspronkelijke staat niet hebben bewaard, maar hun eigen woonplaats verlaten hebben, heeft Hij voor het oordeel van de grote dag met eeuwige boeien in de duisternis in verzekerde bewaring gesteld." (Judas 6).

De tweede brief van Petrus, die een paar jaar eerder werd geschreven, vormde waarschijnlijk de basis voor het commentaar van Judas:

"Want als God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar hen in de hel geworpen en overgegeven heeft aan de ketenen van de duisternis om tot het oordeel bewaard te worden; en als God de oude wereld niet gespaard heeft, maar het achttal van Noach, de prediker van de gerechtigheid, bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld van de goddelozen bracht;" (2 Petr. 2:4,5).

Net als Henoch werd Noach gered door zijn geloof.

De zonde van deze hemelse indringers was zo groot dat God hen in een speciale plaats van opsluiting plaatste - zoals we vandaag de dag zouden zeggen, eenzame opsluiting en maximale veiligheid.

Het lijkt erop dat God Henoch meenam om hem te sparen voor het komende oordeel. Zijn naam, die in het Hebreeuws Chanokh wordt uitgesproken, betekent "ingewijd" of "toegewijd", hetzelfde woord als Chanukkah, het feest van de toewijding. Als een voorbeeld van een man met een groot geloof - volledige toewijding - was Henoch een levend voorbeeld van het woord.

Jones' 'Dictionary of Old Testament Names' zegt dit over hem: "Hij was zo'n eminent man in het geloof dat hij met God wandelde, en met zijn geestelijk oog zag hij de eeuwige realiteit, God en de hemel; en na een verblijf van 365 jaar in een bedrieglijke en misleidende wereld, nam God hem mee. De Joden beschouwen hem als de opsteller van brieven en beweren dat een boek met visioenen en profetieën, door hem werd geschreven, dat door Noach in de ark werd bewaard. Daarom noemen de Arabieren hem... Eldris, dat wil zeggen de geleerde. Dat hij een profeet was, is het meest zeker uit het boek van Judas, en een boek [geciteerd] dat onlangs is ontdekt dat zijn naam draagt" (p. 115).

Deze constatering wordt ondersteund door het simpele feit dat de brief van Judas het Boek Henoch direct en zonder opsmuk aanhaalt:

"Ook over hen heeft Henoch, de zevende vanaf Adam, geprofeteerd, toen hij zei: Zie, de Heere is gekomen met Zijn tienduizenden heiligen, om over allen het oordeel te vellen en alle goddelozen onder hen terecht te wijzen voor al hun goddeloze daden, die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en voor al de harde woorden die zij, goddeloze zondaars, tegen Hem gesproken hebben." (Judas 14, 15).

Zo'n 4300 jaar geleden schreef Henoch over de dag van het oordeel van de Heer... net als wij. Hier citeert Joël zijn woorden, met het oog op de toekomstige komst van de Messias zoals die in Openbaring 19 te zien is, die met de legers van de hemel komt ... de Wederkomst. God nam Henoch mee naar de hemel voorafgaand aan de oordelen van zijn eigen tijd, net zoals wij zullen worden weggenomen voor het toekomstige oordeel dat in Henochs eigen profetie wordt genoemd.

MOZES, DE TWEEDE OPNAME

Mozes, Israëls grote profeet en verlosser, zat in de volgende grote periode van zonde en afgoderij van de Bijbel. Op een verrassende manier is hij ook een voorbeeld van de opname.

Hij ging de Egyptische cultuur binnen, met zijn honderden goden, godinnen, magische amuletten en machtige occulte priesterschap. Bij de gratie van God werd Mozes, een Hebreeër, het meest begaafde lid van het huis van de Farao.

Hij werd honderdtwintig jaar oud en zijn leven werd in drieën gedeeld, elk van veertig jaar. Ten eerste was hij een politiek en militair leider in Egypte. In de volgende periode leefde hij in de woestijn van Midian, als herder. Op tachtigjarige leeftijd werd hij naar de farao gestuurd om zijn volk te bevrijden. Veertig moeilijke jaren volgden, toen hij worstelde om een geestelijk Israël te vestigen.

Egypte is een type van het wereldsysteem, dat vanwege de zonde geworteld is in een structuur van afgoderij. In zekere zin leek de wereld waarmee Mozes werd geconfronteerd sterk op de vernederde maatschappij van Henoch. De Heer plaatste beide mensen in de wereld gedurende kritieke tijden in de geschiedenis.

En net als Henoch waren de laatste dagen van Mozes op aarde hoogst ongebruikelijk. In feite kan men stellen dat ook hij levend naar de hemel werd gebracht. Exodus 34 beschrijft zijn dood, na zijn zegening van de stammen. Hij beklom de berg Nebo, waar hij het Beloofde Land bekeek:

"Toen beklom Mozes, vanuit de vlakten van Moab, de berg Nebo, de top van de Pisga, die recht tegenover Jericho ligt. En de HEERE liet hem heel het land zien: van Gilead tot Dan, heel Naftali, het land van Efraïm en Manasse, heel het land van Juda tot aan de zee in het westen, het Zuiderland, de vlakte van de vallei van Jericho, de palmstad, tot aan Zoar. En de HEERE zei tegen hem: Dit is het land waarvan Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb: Aan uw nageslacht zal Ik het geven. Ik heb het u met uw eigen ogen laten zien, maar u mag daarheen niet oversteken." (Deut. 34:1-4).

Door de bank genomen is het lichaam vrij waardeloos; het ontginnen van zijn materiële rijkdom zou slechts een paar centen aan bruikbare chemicaliën opleveren. Alleen de ziel en de geest hebben waarde; zij leven voort om door de Heer te worden beoordeeld.

Bij Mozes was dit niet het geval. Zijn lichaam werd als zeer waardevol beschouwd. Misschien was zijn waarde veel groter dan wat we ons op aarde kunnen voorstellen. De Schrift doet er alles aan om ervoor te zorgen dat we dit weten. Een incident dat in de brief van Judas staat, geeft ons zekerheid over dit feit.

In wat hij schrijft, en waarin hij de aard van valse leraren uiteenzet, merkt hij op dat zij de neiging hebben om het geestelijk gezag te veronachtzamen. Om dit punt te illustreren, herinnert Judas zich een schijnbaar bekende gebeurtenis die betrekking had op de dood van Mozes. Judas brengt het historische punt naar voren dat de duivel op een gegeven moment heeft geprobeerd zich het lichaam van Mozes toe te eigenen. Er ontstond een discussie, waarbij de aartsengel Michaël een beroep deed op de Heer, in plaats van de persoon van de duivel rechtstreeks te bekritiseren:

"Niettemin bezoedelen deze dromers ook nu op dezelfde wijze hun lichaam en zij verwerpen het gezag en lasteren al wat eer toekomt. Michaël, de aartsengel, echter durfde, toen hij met de duivel redetwistte en een woordenwisseling had over het lichaam van Mozes, geen lasterlijk oordeel tegen hem uit te brengen, maar zei: Moge de Heere u bestraffen! Maar deze mensen lasteren alles waarvan zij geen kennis hebben, en met de dingen die zij, net als de redeloze dieren, van nature wel begrijpen, richten zij zichzelf te gronde." (Judas 8-10).

De waarheid van de zaak is duidelijk: De protocollen van de hemel bevelen een zekere mate van respect aan, zelfs voor de gevallen Satan! Tot het definitieve oordeel heeft de Oude Slang een soort van soevereiniteit over deze planeet behouden. Het feit dat hij het lichaam van Mozes begeerde maakt duidelijk dat hij geloofde dat hij een wettelijke aanspraak had. Er zijn veel lessen geleerd door deze ontmoeting. Maar voor onze huidige studie is het belangrijkste om op te merken dat Satan het lichaam van Mozes als zeer waardevol beschouwde!

In tegenstelling tot normale lichamen had Mozes' lichaam grote waarde; het lijkt erop dat hij niet "dood" was in de gebruikelijke zin van het woord. Was hij in een of andere vorm van schijndood, in afwachting van zijn latere verschijning? Een korte passage uit de geschiedenis van Flavius Josephus onthult wat de Joden eigenlijk dachten over Mozes' "dood":"

"Zodra ze naar de berg Abarim [Nebo] kwamen, welke een zeer hoge berg is, gelegen tegenover Jericho, die een uitzicht biedt op het grootste deel van het uitstekende land van Kanaän, ontbond hij de raad; en terwijl hij Eleazar en Jozua ging omhelzen, en nog steeds met hen in gesprek was, daalde er plotseling een wolk over hem heen en verdween hij in een bepaald dal, hoewel hij in de heilige boeken schreef dat hij stierf, wat uit angst gebeurde, opdat zij niet zouden durven zeggen dat hij vanwege zijn buitengewone deugdzaamheid naar God ging" (Oudheden, IV. viii. 48).

Hier geeft Josephus ons een schijnbaar ooggetuigenverslag dat laat zien dat Mozes in een wolk is opgetild, precies hetzelfde idee dat Paulus in het Nieuwe Testament uitdrukt, zoals hij de opname van de kerk beschrijft! Heeft hij zijn lichaam achtergelaten om door de Heer te worden bijgezet op een plaats die niemand kende? Of is zijn lichaam opgegaan naar de hemel, waar het op een door de Heer aangewezen plaats ligt? Was het op die plaats dat Satan het probeerde weg te nemen?

Aan deze kant van de eeuwigheid, kunnen we nooit de antwoorden op deze vragen weten. Maar we kunnen met zekerheid zeggen, dat Mozes' dood buiten het gewone was. En later, in de dagen van Jezus, verscheen Mozes aan Jezus, Petrus, Jacobus en Johannes op de berg van de Verheerlijking:

"En na zes dagen nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes, zijn broer, met Zich mee en bracht hen op een hoge berg, alleen hen. En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht. En zie, aan hen verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken." (Matt. 17:1-3).

In dit goddelijke moment verscheen Mozes met Elia, die ook levend naar de hemel was gebracht. De sterke suggestie is dat Mozes op de een of andere manier het gewone idee van de dood overtrof. Of het waar is dat hij in een wolk werd genomen, zoals Josephus zei, is niet relevant. Hij stierf niet in de gewone zin. Hij werd ingehaald.

ELIA, ALS DERDE OPGENOMEN

Dit brengt ons bij de derde, en vrij duidelijke, historische opname van een belangrijke bijbelse persoonlijkheid. Op een manier die vergelijkbaar is met het leven van Henoch en Mozes, bracht de Heer Elia in het centrum van een werveling van morele en spirituele verdorvenheid.

In de negende eeuw voor Christus kwam hij zonder aankondiging op het toneel; plotseling was hij daar, in het bijzijn van Achab en zijn boze vrouw Izebel, priesteres van Baäl. Israël is in totale afgoderij gevallen. Nu was Elia, de profeet, gekomen om een oordeel te vellen:

"En Elia, de Tisbiet, uit de inwoners van Gilead, zei tegen Achab: Zo waar de HEERE, de God van Israël, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen komen, behalve op mijn woord!" (1 Koningen 17:1).

Nadat hij was uitgesproken bleek er een drie-en-een-half jaar durende droogte te zijn, en volgde Elia de instructies van de Heer op en vluchtte voor zijn leven. Later, tegen het einde van de droogte, keerde hij terug om de profeten van Baäl uit te dagen. In het bekende verhaal regelde hij een openbare demonstratie, waarbij hij een offer bracht aan de Heer, die het acceptabel vond. De profeten van Baäl, wiens god zweeg, werden gedood. Opnieuw vluchtte Elia voor zijn leven.

Bij zijn terugkeer vond hij Elisa. Kort daarna voorspelde hij dat zowel Achab als Jezebel in schande zouden sterven, wat natuurlijk gebeurde.

Helaas kwam de zoon van Achab, Ahazia, aan de macht met dezelfde neigingen als zijn vader. Hij diende Baäl tot ook hij stierf, zoals voorspeld door Elia. Kort daarna besloot de Heer dat het tijd was dat Elia naar huis werd geroepen. Maar zijn werk zou door Elisa worden voortgezet. Op een dag liepen ze met z'n tweeën aan de Jordaan, bij Jericho:

"Het gebeurde, terwijl zij al sprekend verder gingen, zie, dat er een vurige wagen met vurige paarden kwam, die tussen hen beiden scheiding maakte. Zo voer Elia in een storm naar de hemel. Elisa zag het en hij riep: Mijn vader, mijn vader, wagen van Israël en zijn ruiters! En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn kleren en scheurde ze in twee stukken. Hij pakte de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, op, keerde terug en bleef aan de oever van de Jordaan staan. Hij nam de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, en sloeg het water en zei: Waar is de HEERE, de God van Elia, ja Hij? Hij sloeg het water en het werd naar beide zijden verdeeld, en Elisa ging erdoor. (2 Koningen 2:11-14).

Op een dramatisch moment was Elia weg, meegenomen door een wervelwind die het uiterlijk van paarden en een strijdwagen had. Hij was, zo u wilt, in een wolkenwagen naar de hemel gebracht. We worden herinnerd aan de woorden van Paulus, zoals hij bepaalde "wolken" beschrijft die de opgenomenen naar de hemel zullen brengen:

"Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn." (1 Th. 4:16,17).

Dit zijn zeker geen gewone stapelwolken; het moeten hemelse voertuigen zijn.

VIERDE: OPSTANDING EN OPNAME VAN JEZUS CHRISTUS

Het hoogtepunt van de geschiedenis is de verrijzenis van Jezus Christus. In de volmaakte vervulling van een patroon dat we in het leven van Henoch, Mozes en Elia hebben waargenomen, kwam Jezus in een vernederde wereld die gewijd was aan de afgoderij. Het Grieks-Romeinse systeem van aanbidding was niets meer dan een aanpassing van hetzelfde oude Babylonische systeem dat Baäl en Ishtar verhoogde. In de cultuur van de eerste eeuw bloeide de Babylonische mysteriereligie en de cultus van de Caesars op.

Ook een corruptie kenmerkte Israël. De Idumeese (Edomitische) dynastie van pretendenten van de Israëlische troon waren hechte samenzweerders met hun Romeinse overheersers. De priesters en schriftgeleerden van de Tempel hadden een vernederd systeem van legaliteiten ontwikkeld, gebaseerd op de Joodse wet. Onder hun tirannieke heerschappij werden gewone Israëlieten onderworpen aan een zielsverwoestend despotisme. Jezus kwam op dit toneel, precies zoals voorspeld door Daniël en andere oudtestamentische profeten.

Hij bood zichzelf aan als de legitieme koning van Israël en werd afgewezen. Hij keerde zich af van hun valse aanbidding en begon te leren over een nieuwe manier van verlossing, door het Woord, brood, water en vitaal, in het aanbieden van zondeloos Bloed in een nieuwe geboorte.

Toen stond hij op, in wat men de grootste opname aller tijden zou kunnen noemen. We denken er meestal niet zo over, maar dat is het wel zo. Zoals Paulus zei:

"Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn. Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens. Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in zijn eigen orde: Christus als Eersteling, daarna wie van Christus zijn, bij Zijn komst. Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft tenietgedaan." (1 Kor. 15:20-24).

Degenen die in Christus zijn bij zijn komst, zijn Zijn leden - het lichaam van Christus - de Gemeente.

Paulus presenteert Jezus als eerste van dit type. Hij is het model van wat er zal gebeuren met allen die in Hem geloven, bij de opname. Henoch, Mozes en Elia, zo groot als ze waren, waren slechts een voorbode van het ultieme werk van Christus.

Wanneer Hij voor de kerk komt, zullen we verstrikt raken in een opstanding die sterk op de Zijne zal lijken. Zoals de apostel Johannes het zo elegant verwoordde: "Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is." (1 Joh. 3,2).

Als de vierde van zeven opnames vervulde Jezus een ander type: Hij is de middelste, of de verheven 'dienaar-lamp' van de zeven lichten van de Tempelmenorah! Overal in de verlossingsgeschiedenis staat Hij boven, een dienende Geest voor een verloren wereld. Dit is precies de manier waarop hij door Johannes in het boek Openbaring wordt afgebeeld:

"En te midden van de zeven kandelaren zag ik Iemand Die op de Zoon des mensen leek, gekleed in een gewaad tot op de voeten, en op de borst omgord met een gouden gordel;" (Openbaring 1:13).

VIJFDE: OPNAME VAN DE HEILIGEN VAN HET OUDE TESTAMENT

De rechtvaardigen van het Oude Testament hadden geduldig gewacht op de komst van hun Koning. Nu was hij gekomen en was hij opgestaan. Na zijn opstanding verscheen er een wonderbaarlijk teken, een teken van de komende dingen:

"En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden; de aarde beefde en de rotsen scheurden; ook werden de graven geopend en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt; en na Zijn opwekking gingen zij uit de graven, kwamen in de heilige stad en zijn aan velen verschenen." (Matt. 27:51-53). Deze korte vermelding van de heiligen uit het Oude Testament doet denken aan het Joodse concept van Abrahams boezem, dat is die plaats in de sheol waar de rechtvaardigen op de komst en het voltooide werk wachten van de Messias. Hoewel er veel mysterie is over de precieze aard van deze plaats, toont een verslag van Jezus de realiteit van de onderwereld (O.T. sheol) en de plaats waar Abraham wachtte. Een rechtvaardige bedelaar en een onrechtvaardige rijke man stierven. Beiden gingen naar een plaats van wachten:

"Het gebeurde nu dat de bedelaar stierf en door de engelen in de schoot van Abraham gedragen werd. En ook de rijke man stierf en werd begraven. En toen hij in de hel zijn ogen opsloeg, waar hij in pijn verkeerde, zag hij Abraham van ver en Lazarus in zijn schoot." (Lucas 16:22,23).

Hier is "de hel" de nieuwtestamentische manier om de "sheol" te beschrijven. De vraag dringt zich op: Wat gebeurde er met hen die in Abrahams boezem wachtten bij de opstanding van Christus?

Het bijbelse antwoord is dat zij met Christus naar de hemel zijn gegaan. Velen hebben dit feit becommentarieerd. Vanaf het verslag van Paulus in Efeziërs hebben zij geconcludeerd, dat Abraham en de rechtvaardigen een letterlijke demonstratie en bewijs is dat ze de burgers van de hemel zijn geworden:

"Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. Daarom zegt Hij: Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen. Wat betekent dit ‘toen Hij opvoer’ anders dan dat Hij ook eerst neergedaald is in de diepten, namelijk de aarde? Degene Die neergedaald is, is ook Degene Die opgevaren is ver boven alle hemelen om alle dingen te vervullen." (Efez. 4:7-10).

Paulus citeert een psalm van David, die voorspelde dat de Messias zou opstijgen naar de hemel met de gelovigen die, samen met Abraham, op Zijn komst hadden gewacht. Vanaf het kruis steeg Jezus op door de zichtbare hemel en kwam hij aan bij de hemel zelf, waar hij zich presenteerde als Hogepriester. Hij steeg op door het territorium van de Satan heen, naar de troon van God, waar Hij de gelovigen voor God vertegenwoordigde.

Deze observatie wordt bevestigd in Kolossenzen, waar Paulus, met behulp van een iets andere taal, ons vertelt dat Jezus deze gelovigen naar de hemel leidde in een triomfantelijke optocht:

"Door het handschrift dat tegen ons getuigde, uit te wissen. Dit handschrift was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd." (Kol. 2:14,15).

Kan het opgaan van de heiligen uit het Oude Testament met recht een opname genoemd worden? Zeker, ja, omdat ze in een triomfantelijke optocht naar de hemel werden geleid. Hun ervaring was de essentie van het "ingehaald worden", op dezelfde manier waarop de doden in Christus eerst zullen opstaan.

ZESDE: DE OPNAME VAN DE GEMEENTE

Met de vijf voorgaande voorbeelden wacht de gemeente op haar eigen opname. Elk van deze gebeurtenissen geeft een eigen diepte en dimensie aan de meest grootse en complete gebeurtenis in zijn soort in de geschiedenis van de wereld, wanneer de gemeente wordt ingehaald. Met de geschiedenis als ons getuigenis is het gemakkelijk te geloven dat de belofte van de opname perfect binnen het rijk der mogelijkheden ligt. Als we eenmaal weten waar we moeten kijken, wordt het fenomeen steeds weer herhaald in de Schrift.

Als we ze als een samengesteld beeld nemen, herinneren we ons dat elk van de voorgaande opnames plaatsvond in een cruciale periode van zonde en afgoderij. Zonder in detail te treden, zijn de meesten het erover eens dat we op dit moment een dergelijk ander tijdperk doormaken. Net als in de dagen van Henoch, Mozes, Elia, Jezus en de heiligen van het Oude Testament, komt dan het oordeel:

"Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen." (1 Th. 5:2-4).

De antediluviaanse wereld, Egypte, Israël en Juda, hebben allen geleden onder het oordeel. Bij de volgende opname - die van de gemeente - zal de hele wereld worden beoordeeld. Hele boeken zijn aan dit idee gewijd, dus we hoeven niet verder in detail te treden. Maar er is nog één halte op onze bijbelse tournee.

ZEVENDE: DE OPNAME VAN DE TWEE GETUIGEN

Tijdens de Verdrukking komen twee getuigen naar voren in de wereld. Wij geloven dat het twee mannen zijn die eerder een opname hebben meegemaakt. Dat wil zeggen, God nam ze beiden persoonlijk mee naar de hemel.

In hun verweven leven hebben we prototypes gezien van de grote opname en verrijzenis van de gemeente. Hoewel er veel discussie is over hun identiteit, geloven we dat het Mozes en Elia zijn (die ook aan Petrus, Johannes en Jakobus verschenen op de berg van de verschijning). We komen tot deze conclusie simpelweg omdat ze allebei getoond worden en dat ze precies doen van wat ze deden tijdens hun Oudtestamentische bedieningen:

"Zij zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars, die voor de God van de aarde staan. En als iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en dat verslindt hun vijanden. En als iemand hun schade wil toebrengen, moet hij op dezelfde manier gedood worden. Zij hebben macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen zal vallen in de dagen dat zij profeteren. En zij hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen, en de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak zij dat willen." (Openb. 11:4-6).

Mozes veranderde de wateren van Egypte in bloed en Elia hield de regen voor drie en een half jaar tegen voor Israël ... wat toevallig de lengte is van de eerste helft van de Verdrukking. Elk van hen staat op om de Heer te verkondigen onder afschuwelijke omstandigheden van afgoderij en verdorvenheid. Ze herhalen de rollen die ze eerder speelden, deze keer op een grotere en meer dramatische manier.

"En na die drieënhalve dag kwam er een levensgeest uit God in hen en zij gingen op hun voeten staan. En grote vrees overviel hen die hen zagen. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tegen hen zeggen: Kom hier omhoog. En zij gingen omhoog naar de hemel, in de wolk, en hun vijanden keken hen na." (Openb. 11:11, 12).

Wat een opname! En merk eens te meer op, dat het vergezeld gaat van een 'wolk'. Zoals we al eerder hebben gezegd, is dit geen gewone wolk. Als de Heer beweegt, is het altijd met zulke wolken. Op een dag zullen we ze met onze eigen ogen zien. In feite heeft Jezus de hogepriester tijdens zijn proces over hen verteld:

"Maar Jezus zweeg. En de hogepriester antwoordde Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God. Jezus zei tegen hem: U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel." (Matt. 26:63,64).

En daar hebben we het, zeven belangrijke gebeurtenissen, verleden en toekomst. De opname schetst de geschiedenis. Zeven keer, zoals de geestelijke armen van de Menorah, brengt het licht in de duistere wereld. Het middelste licht, dat opstijgt als een baken, is niemand minder dan Jezus Christus!

Zeven keer beschrijft de Bijbel een opname. Binnenkort zullen deze wolken weer komen - deze keer voor ons!

Bron: The Rapture in History and Prophecy - The Prophecy Watchers