www.wimjongman.nl

(homepagina)

NEFILIM REUZEN - VIJANDEN VAN GOD IN DE BIJBEL

Deel 1 - Deel 2 - Deel 3 - Deel 4 - Deel 5 - Deel 6 - Deel 7

23 juli 2017 Door Beginning and End

De zoon van Enak waren machtige Nefilim; zij waren er de oorzaak van dat Israël rebelleerde tegen God.

 

DIT IS DEEL 2 VAN DE REEKS OVER DE NEFILIM.

In deel 1 lieten we zien hoe Satan en een groep gevallen engelen probeerden de menselijke genenpoel te verderven, de wereld in zonde te storten en de geboorte van de Messias te voorkomen. De Nefilim (reusachtige nakomelingen van relaties tussen gevallen engelen en menselijke vrouwen, beschreven in Genesis 6) waren bovennatuurlijke geweldenaren. Omdat zij het voortbestaan van de mensheid bedreigden moest de zonvloed plaatsvinden, waardoor de hele schepping werd vernietigd, behalve Noach en zijn gezin. Toen de reuzen na de zondvloed weer opdoken, stonden mannen en vrouwen die God trouw waren gebleven tegen hen op en zetten de strijd voort om de bloedlijn van de voorzegde Messias zuiver te houden.

ABRAHAM VERSUS DE NEFILIM

In Genesis 14 lezen we over de eerste grote oorlog die in de Bijbel wordt genoemd. Een coalitie van 4 koningen o.l.v. Amrafel, koning van Shinar, trok ten strijde, samen met 5 van zijn vazalkoningen uit het zuiden van Jordanië. (Shinar is de plek waar de toren van Babel werd gebouwd door Nimrod, over wie we in de vorige aflevering al schreven.) Deze vazalkoningen moesten hun trouw aan de noordelijke coalitie bewijzen door "protectiegeld" te betalen, in feite een afkoopsom voor vrede. Toen deze strijd begon, had deze regeling al 12 jaar zonder problemen bestaan, maar daar kwam nu verandering in:

"Twaalf jaar dienden ze Kedor-laomer, en in het dertiende jaar kwamen ze in opstand." - Genesis 14:4.

Kedor-laomer trok ten strijde naar het zuiden, dwars door het gebied dat bewoond werd door reuzen van na de zondvloed. Dit hoofdstuk in Genesis vertelt over een oorlog tussen mensen en reuzen, waarbij de mensen op dramatische wijze de overwinning behaalden:

"Daarom kwam Kedor-Laomer in het veertiende jaar met de koningen die bij hem waren; en zij versloegen de Refaïeten in Asteroth-Karnaïm, de Zuzieten in Ham, de Emieten in Sjave-Kiriathaïm, en de Horieten in hun bergland Seïr tot aan El-Paran, dat aan de woestijn grenst. Daarna keerden zij terug en kwamen in En-Mispat –het tegenwoordige Kades– en versloegen allen in heel het gebied van de Amalekieten, en ook de Amorieten die in Hazezon-Thamar woonden." - Genesis 14:5-7.

Veel christelijke theologen zijn van mening dat dit een strijd was tussen gewone mensen en bovennatuurlijke wezens:

"Toen Abraham voor het eerst in het land Kanaän verbleef, was dit land in het bezit van de Refaim, de Zoezim en de Emim, volken met bovennatuurlijke kracht en gigantische afmetingen. – Uit: Geografie van de Schrift, door Thomas Tucker Smiley, p. 55.

DE REFAÏM

Ondanks dat hun kansen gering waren, versloegen Kedor-laomers troepen de Nefilim.

In de Septuagint (de oudste nog bestaande versie van het Oude Testament en tevens de versie die het meest werd geciteerd door Jezus Christus en zijn discipelen)lezen we: "In het veertiende jaar kwam [Kedor-laomer] samen met de koningen en sneed de reuzen in Astaroth en Carnain in stukken...". (Genesis 14:5, LXX).  De Refaim waren reuzen. Het Hebreeuwse woord “rafa” (de enkelvoudige vorm van Refaim) wordt in de King James Vertaling vaak vertaald met "reus".  E.W. Bullinger stelt in zijn Commentaar op de Bijbel:

"een tak van de Nefilim.... bovenmenselijke wezens, zo genoemd naar één rafa...". (E.W. Bullinger's Companion Bible Notes).

De beruchte en machtige koning Og van Bashan, die eeuwen na Abraham leefde, was volgens het bijbelboek Numeri een van de laatste reuzen [Refaim]; hier gaan we straks nog verder op in.

DE ZUZIM UIT HAM

De Zuzim of Zamzummim waren ook reuzen van na de zondvloed. In Deuteronomium 2 lezen we:

"U zult in de nabijheid van de Ammonieten komen. Breng hen niet in het nauw en ga niet de strijd met hen aan, want van het land van de Ammonieten zal Ik u niets in bezit geven. Ik heb het namelijk aan de kinderen van Lot in bezit gegeven. Ook dit werd tot het land van de Refaïeten gerekend. De Refaïeten woonden er vroeger, maar de Ammonieten noemden hen Zamzummieten, een groot en talrijk volk, even lang als de Enakieten. De HEERE heeft hen echter van voor hun ogen weggevaagd. De Ammonieten verdreven hen uit hun bezit en zijn er in hun plaats gaan wonen;" - Deuteronomium 2:19-21.

De Zuzim woonden in de stad Ham, wat er op wijst dat zij afstamden van Noachs zoon Cham. Om preciezer te zijn, van Chams zoon Kanaän. Want diens nakomelingen domineerden het beloofde land zozeer, dat het hele gebied naar hem is genoemd. Er zijn bijbelleraren die geloven dat Cham na de zondvloed naar Afrika is vertrokken, maar de Bijbel leert ons dat het grootste deel van de nakomelingen van Cham in het huidige midden-Oosten gingen wonen.

DE EMIM

Al eeuwenlang erkennen bijbelgeleerden dat het boek Genesis spreekt over bovenmenselijke reuzen.

"Een groot en talrijk volk in de tijd van Mozes, even groot als de Enakim. Zij woonden tussen de Moabieten, bij wie zij als reuzen bekend stonden". - Adam Clarke's Commentaar op de Bijbel. Bron.

Emim of 'Eymiym' betekent in het Hebreeuws 'verschrikkingen' of 'verschrikkelijken' vanwege de terreur die deze Nefilim veroorzaakten.  Ook in het tweede hoofdstuk van Deuteronomium staat dat dit de Emim waren: "een groot volk, talrijk, groot als de Enakim, die ook reuzen waren, die ook als reuzen werden beschouwd...." 19e eeuwse theoloog Jonathan Gill schreef over hen:

"Ze hadden hun naam te danken aan de angst en terreur die ze mensen bezorgden vanwege hun gigantische gestalte en grote kracht; waarschijnlijk waren zij de afstammelingen van Cham.  Bron.

HORIM

Over de Horim (ook Horieten genoemd) wordt in de Bijbel niet veel gezegd; zij worden meestal in een adem genoemd met andere reuzenstammen in de regio. Zij werden rechtstreeks door God Zelf uit hun land verdreven, net als andere Nefilim, dus het is aannemelijk dat ook zij reuzen van na de zondvloed waren.

Wat in dit korte verhaal in Genesis 14 het meest verbaast is dat de coalitie van de 4 koningen onder Kedor-laomer in staat bleek de Nefilim te verslaan. Ze hakten de reuzen in de pan op weg naar de verovering van meer vazalstaten, in het bijzonder die van de koning van Sodom. Bij deze laatste strijd werd Lot, de neef van Abraham, ontvoerd.

ABRAHAMS GEWAAGDE REDDINGSPLAN

Deze kaart toont de route van de coalitie van de 4 koningen en Abrahams nachtelijke actie om Lot te redden.

Lots gevangenneming zette Abraham tot actie aan. Hij verzamelde ruim 300 mannen, getraind in de strijd, om zijn neef te redden:

"Ook namen zij Lot, de zoon van Abrams broer, en diens bezittingen mee en trokken weg; hij woonde namelijk in Sodom. Toen kwam er iemand die ontkomen was, en vertelde het aan Abram, de Hebreeër; die woonde bij de eiken van de Amoriet Mamre, de broer van Eskol en Aner. Zij waren bondgenoten van Abram. Toen Abram hoorde dat zijn broeder als gevangene weggevoerd was, bewapende hij zijn geoefende mannen die in zijn huis geboren waren, driehonderdachttien man, en hij achtervolgde hen tot aan Dan. Hij verdeelde zich 's nachts tegen hen in groepen, hij en zijn manschappen, en versloeg hen; en hij achtervolgde hen tot aan Hoba, dat links van Damascus ligt. En hij bracht alle bezittingen terug, en ook zijn broeder Lot en diens bezittingen bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk. - Genesis 14:12-16.

Met een nachtelijke inval verdeelde Abraham zijn troepen en versloeg hij de legers van Kedor-laomer. Niet alleen versloeg hij met zijn kleine leger de 4 koningen, maar ook achtervolgden ze hen nog tot in het verre noorden, tot aan het gebied van Dan, door een versterkte poort die bij het opgraven ervan naar Abraham is vernoemd. Deze zogenaamde ‘Abrahamspoort’ werd in 1966 door archeologen ontdekt en is de zoveelste ontdekking waardoor de Bijbel wordt bevestigd).

"Abraham's Poort" bestaat nog steeds; hij maakt deel uit van de oude vestingwerken in het gebied van Dan.

Hoe kon Abraham zo'n machtige militaire coalitie verslaan met slechts 318 man?  Het antwoord hierop vinden we aan het einde van Genesis hoofdstuk 14:

"En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, die hemel en aarde bezit! En geloofd zij God, de Allerhoogste, die overgeleverd heeft uw tegenstanders in uw hand! En Abram gaf hem van alles een tiende deel. De koning van Sodom zei tegen Abram: Geef mij de mensen, en neem de bezittingen voor uzelf. Maar Abram zei tegen de koning van Sodom: Ik zweer bij de HEERE, God, de Allerhoogste, die hemel en aarde bezit, dat ik niets, van draad tot schoenriem toe, ja, niets van alles wat van u is, zal nemen, zodat u niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt..." - Genesis 14:18-23.

Hier spreekt Abraham (toen nog Abram genoemd) over de Heer als "de hoogste God, bezitter van hemel en aarde..." De Hebreeuwse uitdrukking “god der goden” betekent: hoogste God, hoogste Heerser, verheven boven alle engelen en hun Nefilim-nakomelingen. Kedor-laomer had ongetwijfeld de hele toenmalige wereld op zijn kop gezet door op weg naar Sodom en Gomorra de Nefilim onder de voet te lopen. En onmiddellijk daarna zorgde Abraham voor een nog grotere schok door juist deze reuzendoder Kedor-laomer zelf te verpletteren dankzij de hulp van de Almachtige.

Na zijn overwinning op de Nefilim sprak Abraham over God als Heerser over alle bovennatuurlijke wezens

Abraham had de coalitie van de 4 koningen kunnen verslaan omdat God hen aan Abraham overleverde. God Zelf streed tegen de Nefilim en bewees zo dat Hij de Schepper van de hele wereld is en dat wie zijn vertrouwen in Hem stellen, gered en gezegend worden. Abraham zag dit in en daarna zou zijn leven nooit meer hetzelfde zijn.

Onmiddellijk na deze strijd kondigde God aan dat de Messiaanse profetie bleef voortbestaan in de lijn van Abraham en zijn nageslacht:

"Na deze dingen kwam het woord van de HEERE tot Abram in een visioen: Wees niet bevreesd, Abram, Ik ben voor u een schild, uw loon is zeer groot. Toen zei Abram: Heere HEERE, wat zult U mij dan geven, aangezien ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis deze Eliëzer uit Damascus zal zijn? Verder zei Abram: Zie, mij hebt U geen nageslacht gegeven, en zie, iemand die in mijn huis geboren is, zal mijn erfgenaam zijn. Maar zie, het woord van de HEERE kwam tot hem: Deze man zal uw erfgenaam niet zijn, maar iemand die uit uw eigen lichaam voortkomt, die zal uw erfgenaam zijn. Toen leidde Hij hem naar buiten en zei: Kijk toch naar de hemel en tel de sterren, als u ze kunt tellen. En Hij zei tegen hem: Zo talrijk zal uw nageslacht zijn. En hij geloofde de HEERE, en Die rekende hem dat tot gerechtigheid." - Genesis 15:1-6.

De belofte van de Messias, voor het eerst gegeven in Genesis 3:15, kondigde aan dat er op een dag een Zoon geboren zou worden, die de duivel zou overwinnen en de gevallen mensheid zou verlossen. Met die uitspraak in Genesis 15 geeft de Heer aan dat deze Zoon zou voortkomen via Abrahams nageslacht. De duivel, die al voor de zondvloed had geprobeerd de menselijke bloedlijn met zijn verdorven zaad te infiltreren, krijgt in zijn poging Gods heilsplan te verijdelen, nu dus een specifieker doelwit in zijn vizier, namelijk: Abraham en zijn nakomelingen. Naast de belofte van de Messias sluit de Heer ook een verbond met Abraham, waarbij Hij hem het land Kanaän belooft – en laat dat nu precies het land zijn waar de Nefilim van na de zondvloed zijn gaan wonen:

"Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat: de Kenieten, de Kenezieten, de Kadmonieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Refaïeten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Girgasieten en de Jebusieten." - Genesis 15:18-21.

Na de uittocht uit Egypte zouden de Israëlieten, rechtstreekse afstammelingen van Abraham, inderdaad de wapens tegen de Nefilim opnemen en het land dat hun toekwam op deze gigantische rebellen heroveren.


NAKOMELINGEN VAN ENAK, DE REUZEN DIE ISRAËL DEDEN TWIJFELEN AAN GOD

Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen.

Tijdens de slavernij in Egypte was Abrahams nageslacht uitgegroeid tot een groot volk. Mozes, een nakomeling van Abraham, werd door God aangesteld als profeet en leider van de twaalf stammen van Israël. Meer dan een miljoen Israëlieten konden uit Egypte ontsnappen dankzij een reeks bovennatuurlijke plagen die God aan Farao zond, met als climax de vernietiging van Farao’s leger in de Rode Zee.

Toen het volk op het punt stond het beloofde land binnen te gaan, stuurde Mozes 12 verspieders vooruit om het vijandelijk gebied te verkennen:

"Mozes stuurde hen om het land Kanaän te verkennen, en hij zei tegen hen: Ga hier het Zuiderland in, en ga dan het bergland in, en bekijk het land, hoe het is, en het volk dat er woont, of het sterk is of zwak, of het gering in aantal is of talrijk. En kijk hoe het land is waarin het volk woont, of het goed is of slecht, en hoe de steden zijn waarin het woont, of het in tentenkampen woont of in vestingen. Kijk ook hoe de grond is, of die vruchtbaar is of schraal, en of er bomen zijn of niet. Vat moed en neem wat van de vruchten van het land mee. Die dagen waren namelijk juist de dagen van de eerste vruchten van de druiven. Zij gingen op weg en verkenden het land, van de woestijn Zin tot Rehob, bij Lebo-Hamath.

Zij gingen het Zuiderland in en kwamen tot aan Hebron, en daar woonden Ahiman, Sesai en Talmai, nakomelingen van Enak. Hebron was zeven jaar eerder gebouwd dan Zoan in Egypte. Daarna kwamen zij aan in het dal Eskol en sneden daar een rank af met één tros druiven, die zij met zijn tweeën aan een draagstok moesten dragen. Ook namen zij wat granaatappels en wat vijgen mee. Die plaats noemde men het dal Eskol vanwege de tros die de Israëlieten daar afgesneden hadden. Daarna keerden zij terug van het verkennen van het land, na verloop van veertig dagen." - Numeri 13:17-25.

Zelfs de druiven in het Beloofde Land waren bovennatuurlijk groot. (bron)

De 12 spionnen keerden terug naar het kamp, met druiven die zo groot waren dat ze door twee mannen op palen moesten worden gedragen. Zo buitengewone was de overvloed van dit land. Maar naast de buitengewoon grote gewassen zagen ze ook Nefilim, om precies te zijn: Ahiman, Sheshai en Talmai, nakomelingen van Enak. Deze drie broers behoorden tot de meest gevreesde vijanden die in het Oude Testament worden genoemd. Zij waren zo indrukwekkend dat 10 van de 12 verkenners de door God gegeven opdracht om het beloofde land te heroveren, wilden opgeven:

"Zij vertelden het Mozes en zeiden: Wij zijn in dat land gekomen waarheen u ons gestuurd hebt, en werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en dit is zijn vrucht. Het volk echter dat in dat land woont, is sterk, de steden zijn versterkt en heel groot, en ook hebben wij daar nakomelingen van Enak gezien. In het Zuiderland woont Amalek, in het bergland wonen de Hethieten, de Jebusieten en de Amorieten, aan de zee en aan de oever van de Jordaan wonen de Kanaänieten. Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren. Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij..

En zij lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte. Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen. - Numeri 13:26-33

Vergeleken met deze machtige Nefilim-strijders waren de menselijke verspieders als "sprinkhanen". Deze zonen van Enak waren normgevend voor de reuzen van na de zondvloed; de andere Nefilim-stammen werden vaak met hen vergeleken:

De Emieten woonden er vroeger in, een groot en talrijk volk, zo lang als de Enakieten.;" Deuteronomium 2:10.

"....De Refaïeten woonden er vroeger, maar de Ammonieten noemden hen Zamzummieten, een groot en talrijk volk, zo lang als de Enakieten....." - Deuteronomium 2:20-21.

De Heer Zelf citeert in zijn beschrijving van de nakomelingen van Enak een bekend gezegde uit die tijd, dat aangeeft dat men een groot ontzag had voor de Enakieten:

"Luister, Israël! U gaat heden de Jordaan oversteken om het land binnen te gaan en in bezit te nemen van volken die groter en machtiger zijn dan u, met grote en hemelhoog versterkte steden; een groot en lang volk, de Enakieten, die u zelf kent en over wie u dit gehoord hebt: Wie kan standhouden tegenover de Enakieten?" - Deuteronomium 9:1-2.

De Enakieten waren bovennatuurlijke strijders en tot dan toe onoverwinnelijk. In dit vers uit Numeri 13 is met name belangrijk, dat zij worden omschreven als "die van de reuzen afstammen". Dit onderschrijft dat er na de zondvloed geen intieme relaties tussen mensen en gevallen engelen meer waren geweest. De Nefilim van na de zondvloed waren nakomelingen van andere reuzen (van wie DNA met de ark is meegekomen), dus niet meer de eerstelijns kinderen van gevallen engelen. De drie genoemde reuzen waren kinderen van Enak, de zoon van Arba, een legendarische reus en een van de oorspronkelijke bouwers van Hebron, de oudste stad vann a de zondvloed. Dit wordt bevestigd in het boek Jozua:

"Hebron was vroeger de stad van Arba, die een groot man was onder de Enakieten. En het land rustte van de strijd." - Jozua 14:15.

EEN OCCULT VERBAND TUSSEN DE NEFILIM EN AHIMAN REZON

De Bijbel onthult de ware betekenis van de naam van dit boek.

In een eerdere aflevering van deze serie noemden we al dat er een occult geheim bestaat dat verband houdt met de reuzen. De Ahiman Rezon is een van de originele basiswetten van de vrijmetselarij, geschreven door Laurence Dermott in 1751. Dermott legde uit dat de woorden Ahiman Rezon Hebreeuws zouden zijn, maar dit wordt door Wikipedia in twijfel getrokken:

"Over de titel Ahiman Rezon wordt vaak beweerd dat die uit het Hebreeuws zou komen, met betekenissen als "Om een broeder te helpen", "De wil van uitgekozen broeders", "De geheimen van voorbereide broeders", "Koninklijke bouwers" of "Broeder Secretaris". Waarom Dermott deze titel gebruikte en wat deze voor hem betekende blijft een mysterie". Bron: Wikipedia

De waarheid is dat deze titel verwijst naar de hierboven genoemde Ahiman, een van de zonen van de reus Enak, een groot vijand van Gods volk en iemand die hen enorm veel schrik aanjoeg.

Ook Rezon was een vijand van Gods volk. Hij probeerde koning Salomo ten val te brengen. God stond zijn poging tot opstand toe, als straf voor Salomo voor zijn ongebreidelde polygamie en zijn geestelijke rebellie:

"God liet nog een tegenstander tegen hem opstaan: Rezon, de zoon van Eljada, die weggevlucht was bij zijn heer, Hadadezer, de koning van Zoba, tegen wie hij, toen David hen doodde, mannen bijeengebracht had en leider van een bende werd. Zij trokken naar Damascus, gingen daar wonen en regeerden in Damascus. En al de dagen van Salomo was hij tegenstander van Israël, en dat naast het kwaad dat Hadad deed, want hij had een afkeer van Israël en regeerde over Syrië." - 1 Koningen 11:23-25.

Zoals later in deze serie zal blijken, waren prominente leden van de vrijmetselarij en andere occulte gemeenschappen zeer goed op de hoogte van het verhaal in Genesis 6, waarin gevallen engelen zondigden met menselijke vrouwen, en de Nefilim. In de encyclopedie van de vrijmetselarij lezen we:

"De legende van het Ambacht in de Oude Basiswetten verwijst naar Nimrod als een van de grondleggers van de Metselarij. Zo lezen we in het Manuscript van York: "Bij het maken van [de toren van Babel] was er allereerst veel waardering voor de Metselarij. De koning van Babel heette Nimrod, zelf ook een Metselaar en hij hield van metselaars. Bron:
 (bron).

De vrijmetselaars schreven in hun eigen boeken ook over de gebeurtenissen van Genesis 6 en nog meer. In feite staat een van de grootste mysteries binnen het occultisme in direct verband met de Bijbel:

"Hoewel "de vrijmetselaarsladder" een broeder helpt de stappen te tellen van de stappen die hij reeds heeft gezet en opnieuw te genieten van de aangename gedachten die hij ervoer toen hij deze voor het eerst had, geven ze geen geheimen prijs aan buitenstaanders. Zoals de Bijbel zelf ook vol staat met vrijmetselaarsgeheimen voor de ingewijden, zo kan de vrijmetselaarsladder de weg naar het Geheim van de Orde alleen maar openen voor degenen die daarin al zijn doorgedrongen". - De Vrijmetselaarsladder, John Shererer, 1876, p.6-7, p.6-7.

Het is dus geen toeval dat de Ahiman Rezon deels is vernoemd naar een zoon van Enak, een van de Nefilim van na de zondvloed en een groot tegenstander van Gods volk. Dit is een occult geheim, dat we onthullen in het volgende deel van deze serie, De Nefilim en het grote geheim van het occulte.

De provocatie: een hele generatie Israëlieten stierf als gevolg van hun angst voor de reuzen

Na het verslag over Ahiman, Sheshai en Talmai in Hebron waren de 12 stammen van Israel vol schrik en angst. Het hele volk, behalve Kaleb en Jozua die op God bleven vertrouwen, kwam tegen Mozes in opstand. Men dacht er zelfs over hem te vervangen door een nieuwe leider:

"Toen begon heel de gemeenschap luid te weeklagen en bleef het volk in die nacht luid jammeren. Al de Israëlieten morden tegen Mozes en tegen Aäron. Heel de gemeenschap zei tegen hen: Waren wij maar in het land Egypte of in deze woestijn gestorven! Waren wij maar gestorven! Waarom brengt de HEERE ons dan naar dit land, zodat wij door het zwaard vallen, en onze vrouwen en onze kleine kinderen tot prooi worden van de vijand? Zou het niet beter voor ons zijn naar Egypte terug te keren? En zij zeiden tegen elkaar: Laten wij een hoofd aanstellen en naar Egypte terugkeren!" - Numeri 14:1-4.

De Hebreeërs waren zo bang voor de Nefilim dat ze terug wilden naar Egypte! Ondanks de bovennatuurlijke plagen die de Heer hun slavenmeesters in Egypte had gestuurd en ondanks dat Hij de Farao en zijn legers in de Rode Zee had vernietigd, vertrouwden zij er niet op dat Hij machtig genoeg was om deze reuzen te verslaan. Vanwege dit gebrek aan vertrouwen strafte God de Israëlieten door hen 40 jaar langer door de woestijn te laten trekken (totdat alle volwassenen die bij deze opstand betrokken waren geweest waren gestorven) voordat zij het beloofde land alsnog mochten binnengaan. Het boek Hebreeën noemt deze gebeurtenis "de provocatie":

"Er wordt gezegd: Heden, als u zijn stem hoort, verhard dan uw hart niet, zoals in de verbittering (Engelse vertaling: provocatie). Want hoewel sommigen het gehoord hadden, hebben zij Hem verbitterd (Eng.vert: geprovoceerd), maar niet allen die onder leiding van Mozes uit Egypte waren getrokken. Op wie is Hij dan veertig jaar lang vertoornd geweest? Was het niet op degenen die gezondigd hadden, van wie de lichamen zijn gevallen in de woestijn?"  - Hebreeën 3:15-17.
Doordat Israel terug naar de woestijn moest, ging een hele generatie verloren. De Nefilim brachten de bloedlijn van de Messias daarmee een flinke slag toe. Maar alle hoop was niet verloren. Er kwam een nieuwe generatie, die erop vertrouwde dat God hun het beloofde land zou geven, ook al woonden er reuzen. Hun menselijke leider zou strijden tegen twee van de meest legendarische Nefilim in de Bijbel. Dit alles en nog veel meer in de volgende aflevering, getiteld: “De oorlogen tegen de Nefilim-koningen”.

Bron: Nephilim Giants – Enemies of God In The Bible | Beginning And End