www.wimjongman.nl

(homepagina)

DE KOMST VAN DE HEER ... De basis van het Oude Testament

9 september 2018 - door Charles H. Welch

De leer van Matteüs en het grootste deel van het Nieuwe Testament berust op de leer van het Oude Testament, niet alleen voor de vervulling van de profetieën over de komst van de Heer als Verlosser, maar ook over Zijn komst als de hoop van Zijn volk.

Het zou niet moeilijk zijn om te bewijzen dat de termen zelfs al vanaf Adams schepping uitzien naar de wederkomst van de Heer. Bijvoorbeeld, de verwijzingen naar de heerschappij die is gegeven aan de mens om zich te verheugen in Psalm 8, Psalm 72, Daniël 2 en 7, en Hebreeën 2, etc., op de komende heerschappij van Christus, de Messias. De beschrijving van de tuin van Eden verheugt zich over Openbaring 22 en de belofte dat het Zaad van de vrouw die kop van de slang moet vermorzelen, en wacht op de wederkomst van de Heer voor de volledige vervulling ervan (Rom. 16:20).

Deze passage is echter te indirect voor ons huidige doel, dus het eerste punt waarop wij de aandacht vestigen is:

De profetie van Henoch

De woorden die de profetie van Henoch vormen, zijn niet opgenomen in Genesis 5, maar het maakt niet uit wie het is die zijn uitspraak heeft bewaard, zolang deze maar in de Schrift staat. Wij zijn Judas erkentelijk voor de vastlegging ervan. Hij schrijft:

Voordat we het belang van deze profetie kunnen begrijpen, moeten we de algemene trend van de brief volgen om de appetijtelijkheid van Henochs getuigenis te zien. Als we naar de vroegere verzen van Judas kijken, zullen we niet alleen een verwijzing zien naar de menselijke zonde van een diepe rode kleur in de vermelding van Sodom en Gomorra, maar ook een verwijzing naar de engelen die hun eerste toestand niet hebben behouden en daarom bewaard worden voor het oordeel.

Met het oog op het einde van de brief worden opvallende afvalligen als Kaïn, Bileam en Korach naar voren gebracht als voorbeelden van de spotterijen die in de laatste tijden zullen komen. Het is daarom tijd dat we de structuur van de brief in overweging nemen om te zien waar de profetie van Henoch vandaan komt.

Judas

A 1,2. Zegening

B 3. Vermaning. Geliefden. Vurig strijden voor het geloof.

C 4. Ongoddelijke mannen 'van oudsher'.

D 5. Herinnering. De handelingen van de Heer.

E 5-16. a) 5-8. Drie voorbeelden, Israël, engelen en Sodom. b) 9,10. Michaël de Aartsengel. Elders niet opgenomen. Verwijzing naar Satan. a) 11-13. Drie voorbeelden, Kaïn, Biliam en Korach. b) 14-16. De Heer en heilige duizenden. Elders niet opgenomen. Zinspeling op Satan.

D 17. Herinnering. De woorden van de Heer.

C 18,19. Het ongoddelijke van 'de eindtijd'.

B 20-23. Vermaning. Geliefde. Opbouw op geloof.

A 24,25. Doxologie (een liturgische formule van lof aan God).

Een letterlijke weergave van de woorden van Henoch in Judas 14 moet luiden: 'Zie, de Heer kwam'. Hoewel de ware weergave van de aorist van het Griekse werkwoord nog steeds een beetje een punt van discussie is, wordt de juistheid van de bovenstaande weergave bevestigd door het algemene gebruik en de weergave van de A.V. De geïnteresseerde student kan dit testen door de notitie van elthe (een deel van het werkwoord erchomai 'to come'), dat gewoonlijk vertaald wordt als 'kwam', zie bijvoorbeeld Johannes. 1:7,11; 3:2; 7:50; 8:42; etc. Toen Henoch zei: 'Zie, de Heer kwam', dan moet hij hebben terugverwezen naar een oordeel dat voorbij was toen hij sprak. Waar kon hij naar verwijzen? Het oordeel van de zondvloed had toen nog niet plaatsgevonden, noch was het oordeel over Babel gevallen. De beschrijving van het vonnis kon niet verwijzen naar Genesis 3 of 4. Waar zou het dan naar kunnen verwijzen?

De lezer zal waarschijnlijk in zijn gedachten teruggaan naar Genesis 1:2, naar de katabole kosmou, 'de omverwerping van de wereld'. Dit verband wordt door Petrus in zijn tweede brief, die we al evenwijdig met die van Judas hebben gevonden, ruimschoots gecompenseerd.

De wederkomst en omverwerping (Gen. 1:2)

Henoch verwees naar een omverwerping die had plaatsgevonden en zei: 'Zie, de Heer kwam', en deze verwijzing naar engelen en satan neemt elk gevoel van disproportionaliteit weg. Henoch ging ook naar voren en noemde zijn zoon Methusalem, 'bij zijn dood zal het (namelijk de zondvloed) er zijn', en in het jaar van de zondvloed stierf Methusalem. Henochs twee profetieën verbinden de twee overstromingen van Genesis 1:2 en Genesis 6 met elkaar.

'Tienduizenden van zijn heiligen'. Deze woorden worden door Mozes geciteerd in de zegening van Israël:

Er kan geen twijfel bestaan over de betekenis van het woord 'heiligen' hier. De wet van de Sinaï die we kennen uit verschillende Schriften werd bemiddeld door engelen (Handelingen 7:53; Gal. 3:19; Heb. 2:2).

Deze citaten volstaan om te bewijzen dat de 'heiligen' uit Henochs profetie 'engelen' zijn en niet de verlosten. Dit is ook de betekenis van Zacharia 14:5, 'En de HEERE, mijn God, zal komen, en al de heiligen met U', en van Joël 3:11, 'Ofwel, laat Uw machtige neerdalen, O Heer'; ook van 1 Tessalonicenzen 3:13, 'De komst van onze Heer Jezus Christus met al Zijn heiligen'.

Komen 'voor' en 'met' Zijn heiligen

Er is een hele school van profetische gedachten die de nadruk legt op het onderscheid tussen de komst van de Heer 'voor' en de komst van de Heer 'met' Zijn heiligen. In de veronderstelling dat wij deze opvatting aanvaarden, hoe staat het dan met het onderzoek? De Thessalonicensen wachtten op Gods Zoon uit de hemel (1:10) en oefenden met geduld deze hoop uit (1:3). Ze kregen te horen over hun liefde ...

Wordt vervolgd

Bron: THE COMING OF THE LORD … The Old Testament Basis (Charles H. Welch) » Vrienden van lsraël