4 februari 2016 - door Dr. Thomas R. Horn
Troll13
Lees deel 1 / deel 2 / deel 3 / deel 4 / deel 5 / deel 6
Bij het overwegen van de zeven delen van deze korte serie "Voor wie zijn de Baäl-trollen?" moet het beangstigend duidelijk zijn geworden, dat degenen die de discipline missen in hun gedachtenleven, en gelovigen trollen, terwijl ze "kerkje aan het spelen zijn", eigenlijk spelen met vuur. We kunnen het niet helpen, maar we huiveren bij een aantal van de gemeenteleden die we hebben gekend door de jaren heen, die zich op die manier in hun gedachten hebben overgegeven aan de kwaadwillige religieuze geesten en daarna een spoor van vragen achter lieten, met verdeeldheid en vernietiging in het kielzog.
Zoals de lezer misschien ook op een bepaald moment schade heeft waargenomen bij een persoon of personen, ofwel online of bij een lokale gemeenschap voordat de aanvallende partij(en) verdwenen, om hun chaos elders te herhalen, en in de war waren geraakt door wat je kon of moest doen, wat dan ook. Dat is deels de reden waarom ik deze zeven delen schrijf met betrekking tot die lastige personen (de trollen), omdat echte christenen vaak onzeker zijn over wat hun rol is, indien de geestelijke strijd zich naar hen zou afspelen, vooral gezien het feit dat Efeziërs 6:12 zegt: "Wij hebben niet te strijden tegen vlees en bloed." Toch is het hermeneutisch gesproken vaak onmogelijk om te onderscheiden hoe "overheden en de machten' in de kerk in oorlog gaan zonder de menselijke factor in aanmerking te nemen, en dat mensen soms, als gevolg van de keuzes die ze maken, het probleem zijn, of althans een deel ervan.
De tweede Timothëusbrief 4:14-15 laat zien dat dit niet in tegenspraak is met Efeziërs 6:12, waar de schrijver van de Efeziërs verwijst naar een man genaamd Alexander, de kopersmid, door te zeggen: "hij heeft mij veel kwaad aangedaan. Moge de Heere hem vergelden naar zijn werken: Wees ook zelf voor hem op uw hoede, want hij is krachtig tegen onze woorden ingegaan [het Evangelie]." De grote commentator Matthew Henry zegt dat deze tekst illustreert "net zoveel gevaar van valse broeders als van openlijke vijanden." Hoewel Paulus de brief schreef over geestelijke oorlogvoering met inbegrip van de uitdrukking "wij hebben een strijd niet tegen vlees en bloed", gaf hij niet de schuld aan immateriële geesten die mogelijk actief waren achter Alexander, de kopersmid. Hij noemde de man zelf als de dader en waarschuwde Timoteüs te letten op de schade die hij zou kunnen doen aan het werk van de bediening. Het punt dat wordt gemaakt is niet iets van een persoonlijke wraak in de richting van de dader, maar voor wijsheid die nodig is tijdens de geestelijke strijd, omdat het gebed het meest winstgevende is wanneer het specifiek gericht is zoals in dit geval, in het herkennen van de bron van het probleem, de leiding, zelfs wanneer het komt van het vlees.
Jezus sprak eveneens over het verschil tussen mensen die religieuze diensten (of het nu de gemetselde faciliteiten zijn of de huidige virtuele kerkwereld) die instrumenten worden ten behoeve van kwaad in tegenstelling tot het goede. En we merken met bijzondere belangstelling zijn genie op in het gebruik van het kleine maar krachtige woord "uit" om die twee voor Zijn volgelingen te contrasteren. In Johannes 8:44 zei Hij over de Farizeeën: "U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen" (cursivering van mij), terwijl in Lukas 9:51-56 staat, dat toen Jakobus en Johannes vuur uit de hemel wilden roepen om de Samaritaanse dorpelingen te verteren, Hij hen bestrafte en zei: "U beseft niet wat voor geest u hebt, want de Zoon des mensen is niet gekomen om zielen van mensen te gronde te richten, maar om ze te behouden" (cursivering van mij).
Deze verbazingwekkende maar inzichtelijke kleine term "uit" gaat voorbij aan de tijdelijke menselijke activiteit, om te identificeren tot welke heerschappij men behoort, en wat de geest biedt tot iemands trouw en motivatie. De Farizeeën waren "uit" hun vader de duivel, terwijl de discipelen, Jakobus en Johannes nog steeds dachten in de aard van de geest waar zij "uit" waren. Het Woord van God werd daarom gebruikt door de Farizeeën - zij waren de oude trollen - als een instrument voor vernietiging, om te illustreren "uit" welke geest zij waren, terwijl Jezus en Zijn volgelingen hetzelfde woord gebruikten om leven te geven aan anderen.
[Editor: dit is een woordspeling die totaal niet tot zijn recht komt in de vertaling van het Engelse 'of' - dit is in de vertaling: uit.]
Enkele jaren geleden werkte mijn vrouw Nita in een afdeling die onder leiding stond van een vrouw die werd gedreven door een vergelijkbare dorst naar het Farizeeër-achtige kerkelijke gezag en die er niet alleen een gewoonte van maakte haar ondergeschikten te vernederen, maar er eigenlijk van leek te genieten om maar zo kwetsend mogelijk te zijn naar mensen die niet dezelfde mate een politieke invloed hebben als zij (hoewel ze later werd gestraft voor samenzwering tegen de staatsleiders). Haar geest leek vooral te genieten van het gebruik van de Bijbel als een wapen om anderen te denigreren en te beheersen. Nita deed haar best om gewoon weg te blijven van deze vrouw, maar was daarin niet altijd succesvol. Op een dag was gepland om samen met de vrouw een informatiepakket te mailen en een gestrest uitziende secretaris, wiens taak het was om dit te verzamelen, was op zoek naar hulp, en Nita sprong bij om te helpen. Een paar ogenblikken later kwam de vrouw binnen, die het Woord als een onheilige zwaard kan hanteren (Spreuken 12:18), en begon met het reciteren van een fijn afgestelde preek uit haar geheugen. Ze was goed met woorden en beoefende het preken, in drie-punten, speciaal ontworpen om dit feit te illustreren, en om het even wie niet zo welsprekend was te vernederen. Toen ze klaar was, keek ze Nita aan en zei: "Zo, Nita, waar ben jij in Gods Woord, hmm?" De preek had het beoogde effect, en gedurende een paar momenten voelde Nita zich onwaardig om in die functie te staan, zoals de toezichthouder waarschijnlijk hoopte dat ze dat zo zou voelen. Wie ben ik om te dienen in deze hoedanigheid van directeur voor de bediening voor meisjes? dacht ze bij zichzelf. Ik preek niet, ik profeteer niet, en ik doe geen wonderen. Ik had niet eens tijd voor gebed deze morgen.
Terwijl het twee snijdend zwaard haar hoofd splitste, wist ze op een of andere manier een belangrijk werktuig gevonden te hebben, en antwoordde Nita: 'Nou, meestal bid ik elke dag. Op dit moment lees ik 'Geheel voor Hem' als omlijning bij mijn bijbellezen." En dan, om wat voor reden ook, voegde ze eraan toe: "Maar ik heb vanochtend geen gebed gehad. De tijd werd mij ontnomen, en ik had haast en het was druk op de weg om hier op tijd te komen." Het was een twee uur rijden naar het kantoor.
'Nou, Nita," antwoordde de zwaardvrouw sarcastisch, en draaide zich hautain om om weg te lopen, "we moeten ervoor zorgen dat we in Gods Woord leven, zodat wij goede voorbeelden kunnen geven aan degenen onder ons leiderschap."
Na het helpen van de secretaresse en het werk afgemaakt te hebben, ging Nita terug naar haar kantoor en legde haar hoofd in haar handen. "Heer, waarom heb U me hier gebracht?" zo bad ze. "Er zijn zo veel andere vrouwen die veel beter zijn gekwalificeerd dan ik om deze afdeling te leiden. Vrouwen die het op de een of andere manier lukt om de Bijbel elke dag te lezen, de Schrift te citeren als het uitkomt, en het perfecte homiletische woord uit te spreken." Nita piekerde en huilde over de kwestie gedurende bijna twee weken. Gewoon door te denken dat ze haar begeleider had misnoegd, en een slecht voorbeeld was voor de secretaresse, met schaamte. Maar dan, een paar dagen later, terwijl ze nog steeds het gevoel van pijn had, en nog steeds vragend aan God, of ze zou moeten aftreden zodat een meer waardig persoon haar plek in de directie kon krijgen, fluisterde een diepe en toch rustige stem tegen haar: "Nita, je kwalificatie om te doen waartoe ik je heb geroepen om te doen, is niet gemeten door waar je staat in mijn Woord. De vraag is niet: 'Waar ben je in mijn Woord, maar waar is mijn Woord in u?' Satan kent mijn Woord en kan het ad nauseam citeren, maar het is niet in hem om mijn wil te doen." Op dat moment boog Nita haar hoofd en vroeg vergiffenis voor het twijfelen aan haar plaatsing in dit staatskantoor.
Nita had een waardevolle les geleerd die dag. Een les die u naar ik hoop in uw gedachten zult houden, voor wanneer u of iemand die u kent is aangevallen door de demonische trollen. Weten uit welke geest men is en het Woord van God omhelzen, is derhalve van vitaal belang, "want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart. En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen. Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip" (Hebreeën 4: 12-16).
Zegen, mijn vrienden, en niet vergeten! Gelieve de trollen niet te voeden!
Tom
Bron: FOR WHOM THE BAAL TROLLS (THE CONCLUSION -- PART SEVEN) » SkyWatchTV