www.wimjongman.nl

(homepagina)

Voor wie zijn de Baäl-trollen? (6)

31 januari 2016 - door Tom Horn

Lees  deel 1  |  deel 2 |  deel 3 |  deel 4 |  deel 5

"En Hij riep hen bij Zich en zei tegen hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan de satan uitdrijven? En als een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden." — Marcus 3:23–24

Gezien de inhoud van de vorige delen en de onvermijdelijkheid dat gedurende de studie van geestelijke oorlogvoering netelige (indien niet polariserende) vraag ontstaat of ware christenen door een demon-bezeten kunnen worden, wil ik graag duidelijk mijn persoonlijke mening ondubbelzinnig stellen dat, hoewel daimonizomai ("te worden gedemoniseerd") en echon daimonion ("een demon bezitten") wel binnen het geïnstitutionaliseerde christendom wordt vertoond, degenen die werkelijk wedergeboren zijn nooit weer daadwerkelijk door demonen kunnen worden bezeten — als inwonend. Er zijn tal van redenen voor deze conclusie, en niet de minste daarvan is dat er nergens voorbeelden zijn van "bezit" van gelovigen in de Bijbel. Geen enkel vers in de Schrift waarschuwt voor die mogelijkheid, en er zijn nul voorbeelden in het leven van Jezus Christus en de vroege kerk dat demonen uit christenen werden uitgeworpen.

Wat wij wel vinden in de Schrift over de innerlijke ruimte van gelovigen, is dat ons lichaam "de tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent" (1 Korinthiërs 6:19). In feite schrijft Johannes: "Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt; maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem" (1 Johannes 5:18). Daarom: "Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis? En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? Of wat deelt een gelovige met een ongelovige? Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn" (2 Kor. 6:14-16). Deze en soortgelijke Schriftgedeelten verifiëren voor degenen in wie de Heilige Geest woont, dat ze positief zijn verlost en verzegeld, uit de kwelling van een duivels bezit. Zoals Johannes ook stelde: "Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn" (Joh. 8:36).

Hoewel in de afgelopen jaren de "christelijke verlossingsbedieningen" het anders hebben voorgesteld, door te beweren dat daimonizomai en echon daimonion in het lichaam van de Heer kan zijn ingesloten en feitelijk worden bewoond door demonen, is het meestal een kwestie van semantiek. De verwarring over de betekenis van de termen "bezeten" en "demonisering" is enigszins begrijpelijk vanuit een exegetisch oogpunt, met name gezien hoe daimonizomai in de Schrift wordt gebruikt om te verwijzen naar een scala van problemen en demonische manifestaties. Maar omdat het gevaarlijk is om nauwkeurige definities te geven die niet bestaan in de Schrift, moet hierbij worden opgemerkt dat de feitelijke zin "demon-bezeten" zelfs niet in de Bijbel voorkomt (Josephus bedacht deze zin aan het einde van de eerste eeuw), en wat sommige leerkrachten classificeren als "bezeten" is eigenlijk demonisering — een geest van een externe gestalte krijgt zeggenschap of invloed over een persoon. Als zodanig is letterlijke bezit iets anders dan demonisering. En er bestaat voldoende bewijs in het Nieuwe Testament om te concluderen dat overwogen kan worden dat de gelovige nooit "bezeten kan zijn" en we zeker geneigd kunnen zijn, te worden beïnvloed en onderdrukt door, en zelfs gedemoniseerd door het kwade bovennatuurlijke. Daarom waarschuwde de apostel Paulus de christenen in Efeze (Efeziërs 4:25–31) geen "plaats" (Grieks: topos) te geven aan de duivel, wat betekent een voet aan de grond krijgen, een kans, macht, gelegenheid voor optreden of in iemands persoonlijke ruimte te komen, waardoor er demonische bolwerken kunnen worden gevestigd. Paulus vermeld zelfs bepaalde gedragingen die tot zo'n duivels verbond kunnen leiden — als liegen, woede, toorn, stelen, bitterheid, rumoer, kwaadspreken (het Griekse blasphēmia: "om te lasteren, roddelen, anderen lasteren"), en kwaadwilligheid, dat vanzelfsprekend voor de meeste internet-trollen opgaat. Elders in de Bijbel leren we dat de poorten voor de agenten van Satan om het leven van een gelovige binnen te kunnen komen, lasten bevatten zoals angst, een angst die de leiding nam van Petrus om Christus te ontkennen in Lukas 22 en dat Jezus duidelijk zei dat dit een poging van Satan was om Petrus te laten struikelen (v. 31). Of hebzucht — zoals geïllustreerd in het verhaal van Ananias en Saffira in Handelingen 5, waar "Satan" (v.3) de harten van het echtpaar vulde met het achterhouden van een deel van het geld. Demonisering van een christen door deze en soortgelijke zwakke punten gaat meestal geleidelijk, waar kleine beslissingen worden genomen over een langere periode van tijd waarin het individu aan de verleiding toegeeft, gevolgd door de voortdurende en progressieve overgave van gebied binnen de geest, en ten slotte het vlees. Dergelijke stappen tot demonisering kunnen dienovereenkomstig worden samengevat:

Verleiding: De vijand ontdekt een zwakte en doet er een beroep op.

Invloed: Het individu koestert het idee en geeft tenslotte aan de verleiding toe. Een steunpunt is gevestigd in iemands leven, waardoor het moeilijker wordt zich te verzetten tegen dezelfde of aanverwante activiteiten in de toekomst.

Obsessie: De activiteit wordt uiteindelijk een ongezonde preoccupatie en een onweerstaanbare impuls die leidt tot een kritieke afname in controle over het individu. De macht om het te weerstaan is vrijwel verdwenen.

Demonisering: Controle over het individu door externe voeding wordt dan aanzienlijk. Wat op een gegeven moment werd beschouwd als zondig en te worden vermeden, is nu een verslaving geworden. De persoon kan niet eens meer de neiging herkennen als immoreel, en weinig of geen standvastigheid meer over om de deelneming aan de activiteit te staken.

Bezeten: Dit kan gebeuren als het individu zijn of haar rug naar God toekeert in de volledige omarming van de vleselijke inlevering van lichaam en geest aan Satans controle. De wens om de invasie veroorzaakt door het bovennatuurlijke te weerstaan, is verdwenen.

Wat onmiddellijk opvalt in deze stappen en openingen tot demonisering is hoe de geest van de mens centraal staat op het functionerende slagveld waar de geestelijke oorlogsvoering plaatsvindt. Of het nu liegen is, woede, toorn, stelen, bitterheid, roddelen, kwaad spreken, boosheid, angst, hebzucht, of een andere menselijke broosheid, de slag begint in ons gedachteleven waar we geneigd zijn om te zwichten voor de zonde. "Dat is waar Satan mensen discreet en onzichtbaar kan manipuleren naar zijn wens," schrijft Chip Ingram in The Invisible War. "Als hij onze gedachten, onze emoties en onze kennis kan verstoren, dan vallen ons gedrag en relaties onder de manier waarop hij ze wil hebben. En zelfs als hij er niet in kan slagen om ons te laten wenden tot openlijk kwaad, dan kan een beetje vervormd denken ons neutraliseren en praktisch ineffectief maken." Met andere woorden, als Satan een individu niet kan bezitten of demoniseren, zal hij genoegen nemen met wat hij kan krijgen, en de geest in bepaalde mate beïnvloeden en deze mensen ineffectief maken waardoor ze uitgroeien tot een probleem voor hun families, hun gemeenschappen, of hun kerken.

Helaas is het in het christendom binnen ditzelfde geesten-domein een slagveld waar kwetsbare mensen kunnen worden gecontroleerd door satanische krachten om de doeltreffendheid van de bediening te verlammen. God alleen weet hoeveel middelen aan tijd, energie en geld zijn uitgeput door de eeuwen heen als gevolg van "christenen" die zijn zoals waarvoor Jezus gewaarschuwd heeft toen hij zei: "Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt" (Matt. 7:22–23). In de gelijkenis van de tarwe en onkruid vergelijkt Jezus het soort van onkruid dat ontkiemt onder de vrome gelovigen (de tarwe) en de verstikking van hun groei, tot de dag dat hij terugkomt om over hen te oordelen, terwijl Hij in de gelijkenis van de schapen en de bokken beschreef hoe tijdens dit oordeel deze "vervloekten" zullen worden gescheiden van de ware gelovigen en "zullen heengaan naar de eeuwige straf". Mattheüs registreerde deze toekomstige gebeurtenis, zeggende:

"En werp de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En voor Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechter hand zetten, maar de bokken aan Zijn linker hand. Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechter hand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan. Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linker hand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is. Want Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet gastvrij onthaald; naakt, en u hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en u hebt Mij niet bezocht. Dan zullen ook dezen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan. En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven." (Matt. 25:31–46)

WORDT VERVOLGD...

Lees deel 7..

Bron: FOR WHOM THE BAAL TROLLS (Pt 6) » SkyWatchTV


printen??? spaar papier en inkt.