Deel 1
Door Gene Lawley, juni 2016
De zinsnede "tijden en gelegenheden" wordt gebruikt in verband met profetische gebeurtenissen die komen. Het wordt slechts driemaal gebruikt in de Schriften. De eerste keer in Daniël 2:21. De tweede keer in Handelingen 1:7, en de derde keer in 1 Tessalonicenzen 5:1. Alle keren hebben te maken met toekomstige perioden, wanneer God zijn profetische uitspraken vervult.
In Daniël 2:21 is het in het gebed van Daniël, waar hij aan God vraagt om de droom van de koning aan hem te onthullen. Dan volgt de context waarin die zin in Daniel 2:20-22 wordt gebruikt:
Daniel antwoordde en zei: "Geprezen zij de naam van God, van eeuwigheid tot eeuwigheid, want hij bezit wijsheid en kracht. Hij verandert tijden en uren, hij zet koningen af en stelt koningen aan, hij geeft de wijzen hun wijsheid, en de verstandigen hun kennis. Hij onthult diepe, verborgen dingen, hij weet wat in duister is gehuld, en het licht woont bij hem."
Dit begin van Daniels gebed is als een inleiding voor de profetie die volgt, en die de omtrek toont van de seculiere geschiedenis die volgt in de toekomst. Koninkrijken werden geïdentificeerd in de juiste volgorde. Deze werden genoemd de koppen van een zevenkoppig beest dat Daniel openbaarde, en later Johannes in zijn latere geschriften. Het vertelt ons dat God, die onveranderlijk is, tijden en gelegenheden heeft ingesteld in zijn plan der eeuwen, op verschillende momenten, en voor verschillende doeleinden.
Het antwoord dat Jezus in Handelingen 1:6-7 gaf, toont aan dat het tijdperk dat het koninkrijk voor Israël zou worden hersteld, er nog niet was. De bediening van het evangelie van zijn dood, begrafenis en opstanding moest eerst worden uitgevoerd, wanneer hij uit de heidenen een volk voor zijn naam zou nemen (Romeinen 11:25 en Handelingen 15:14)
De tijden en gelegenheden waar Jezus over sprak, waren in Zijn Vaders autoriteit en kwamen tot vervulling toen Israël werd erkend als een soevereine natie op 14 mei 1948. Er werd een profetie vervuld! Het tijdperk van genade gaat nog door totdat Jezus komt voor al zijn gelovigen bij de Opname, en de wereld een periode van zeven jaar van oordeel binnengaat. Dat is de 70e week in Daniels voorspelling voor Israël.
De derde en laatste vermelding van de zinsnede "tijden en gelegenheden" komt aan het einde van dat tijdperk van genade, als Jezus voor zijn bruid, de kerk, terugkeert en de dag van Gods oordeel voor zeven jaar begint. Daarvan wordt gesproken in 1 Tessalonicenzen 5:1-3, net na Paulus' uitspraak over de opstanding van de doden in Christus en van de levende gelovigen, die samen Hem in de lucht ontmoeten.
Het lijkt erop dat er vier lange perioden, of tijdperken, zijn waarin God zich bezighoudt met de mensheid, en elk tijdperk eindigt met een in het oog springend bewijs dat de mensheid niet zelfstandig kan bestaan, gescheiden van God. De vier perioden sluiten af met grote evenementen die tijdens elk tijdperk genoemd worden. (Merk op dat de tijdperken chronologisch zijn, en voor zover ik kan zien, zijn ook de interne gebeurtenissen chronologisch, zelfs de tijd zelf is chronologisch.
1. De periode van de schepping tot aan Abraham:
a. Schepping
b. Adam en Eva zondigden en de mensheid werd gescheiden van God en Hij zorgde voor een bloedoffer ter bedekking van hun zondigheid;
c. De mens werd buitengewoon zondig en God vernietigde allen op acht mensen na met een zondvloed;
d. De mensheid bevolkt opnieuw de aarde, maar komt opnieuw in opstand met het bouwen van een toren die uiting moet geven aan hun onafhankelijkheid van God;
e. Gods oordeel was hun taal te verwarren en Hij verstrooide hen rond de aarde.
2. Abraham tot aan Christus' geboorte:
a. Abraham werd weggeroepen en uit de buurt van zijn familieleden;
b. God beloofde een zegen voor Abraham en zijn nageslacht, evenals hen die hen zouden zegenen, en vervloeken hen die dat niet doen;
c. God beloofde Abraham een zoon door wie hij vele generaties aan nakomelingen zou krijgen;
d. Abraham ongehoorzaamheid en werd vader van een zoon bij de slavin en noemde hem Ismaël, waarvan de nakomelingen de voortdurende vijanden van Israël werden;
e. God belooft het land Kanaän aan Abraham en zijn nakomelingen voor eeuwig als hun land;
f. Voorbij de normale leeftijd van voortplanting, baarde Sarah een zoon aan Abraham, die de zoon van de belofte was, en hij noemde hem Isaäk;
g. Isaäk kreeg een vrouw van een van Abrahams familieleden, genaamd Rebecca, en zij schonk hem twee zonen, Esau en Jakob;
h. Jakob nam twee vrouwen uit de familie van Abraham, Lea en Rachel;
i. Jakob worstelde met de Engel van de Heer en werd hernoemd tot Israël door de Heer;
j. De twee vrouwen gaven hem twaalf zonen, die de hoofden van de twaalf stammen van Israël werden;
k. Door de eeuwen heen brachten de ongehoorzaamheid van deze kinderen van Israël herhaaldelijk de oordelen van God op hen;
l. Zij verlangden een koning, zoals de andere naties hadden, en God gaf hun er een zoals ze wilden, maar hij was niet uit de stam van Juda, wat de bloedlijn van de koningen moest worden;
m. Na de derde koning, van de goede afkomst, wordt het land in twee delen gesplitst, Israël en Juda;
n. Zondigheid verwoestte de twee delen en hun koningen, en ze worden door hun vijanden overwonnen, en gevangenschap resulteerde — eerst door de Babyloniërs en ten slotte, als de Romeinen uiteindelijk over hen regeren als over een verslagen volk wanneer de Christus werd geboren.
3. De komst van Christus en de tijd van de heidenen:
a. Geboorte van Christus, zijn leven, dood, begrafenis en opstanding;
b. De inwoning in de gelovigen door de Heilige Geest met Pinksteren;
c. De grote opdracht werd gegeven voor de prediking van het evangelie van genade aan alle naties;
d. De ontwikkeling van de kerk, het lichaam van Christus;
e. Constantijn sluit zich aan bij de kerk (Rooms-katholiek) in zijn rijk, 313 na Chr.;
f. De ontdekking van Amerika door Christopher Columbus, 1492;
g. Protestantse Reformatie, Maarten Luther, 1517;
h. Kolonisatie van Amerika, na 1620 en haar onafhankelijkheid, in 1776;
i. Het herstel van Israël in hun beloofde land;
j. De afval van het geloof door velen;
k. De bevestiging van een verbond met velen door de Antichrist voor zeven jaar;
l. De verwijdering van gelovigen van de aarde in de Opname;
m. Zeven jaren van verdrukking voor de bewoners der aarde;
n. De opkomst van een Nieuwe Wereld Orde met de ene-wereldregering, het zevende hoofd van het beest bekrachtigd door Satan;
o. De wederkomst van Christus, vernietiging van de Antichrist en zijn valse profeet en de satanische oppositie tegen Christus.
4. De heerschappij van Jezus Christus op aarde voor duizend jaar, genaamd het Millennium:
a. Jezus bestijgt de troon van David op de berg Zion in Jeruzalem, een fysieke aanwezigheid als koning over de sterfelijke mens op de aarde;
b. Hij zal regeren met een "ijzeren staf", maar met een rechtvaardig vonnis;
c. Satan zal zijn gebonden en gevangen gezet in de bodemloze put aan het begin van dit tijdperk;
d. Alleen sterfelijke individuen zijn overgebleven uit de grote verdrukking om de aarde te bewonen en te vullen met bevolking, misschien alleen het overblijfsel als eenderde van de Joden die door God werden beschermd tegen de verwoestingen van Satan en zijn Antichrist;
e. Onder zijn bewind zal de Christus de vrede handhaven en zullen er geen oorlogen plaatsvinden;
f. Het lam zal liggen met de leeuw, een kind zal spelen bij het nest van adders, en mensen zullen veel langer leven;
g. Bewoners moeten jaarlijks het Loofhuttenfeest vieren (God woont onder ons);
h. Zij die daaraan ongehoorzaam zijn, zullen het verlies lijden van zegeningen en de voordelen voor hun gewassen en het welzijn;
i. Aan het einde van het tijdperk, zal Satan worden losgelaten uit zijn gebondenheid en hij zal spoedig een leger van een grote menigte doen opstaan, dat zich zal verzetten tegen de Heer, maar voor eeuwig en altijd zal worden vernietigd in de poel van vuur;
j. Dan komt het Grote Witte Troon oordeel waarin ieder wiens naam niet wordt gevonden in het boek des levens zal worden geworpen in de poel van vuur. Dit is de tweede dood.
De eeuwigheid zal dan opengaan voor de verlosten van de aarde, voor eeuwig en altijd..., en tijd zal er niet meer zijn!
In bredere zin zijn dit de tijden en gelegenheden en hun inhoud, zoals hier uiteengezet in het chronologische verloop van de gebeurtenissen zoals die zijn vastgelegd in de Bijbel. Misschien zag u dat elk van de tijdperken eindigde met een oordeel over de mensheid, die in tegenstand was met de Heer.
Een ander punt wordt ook duidelijk aangezien men duidelijk het onvermogen ziet van de stervelingen om zichzelf te regeren. In 1 Samuel 8 was er het roepen van de Hebreeën om "een koning zoals die van hun buren", en God gaf hun er een. Saul was van de stam Benjamin, maar God had de stam van Juda aangewezen als die welke de bloedlijn was van de koningen (Genesis 49:10). Toen Saul faalde, werd David, de zoon van Jesse uit de stam van Juda, gewijd als koning van de Israëlieten. Maar zoals de chronologie eerder vertelde, deze wijze van regeren faalde en ze werden geoordeeld en verspreid onder de naties.
Ten slotte richtte de mensheid een entiteit op, het beste wat de mensheid maar kon beramen — een verklaring van onafhankelijkheid, door God gegeven rechten voor vrijheid en de vrijheid voor de uitoefening van geluk, een regering van het volk, door het volk, en voor het volk; een constitutionele republiek, ontworpen om een monarchie of dictatuur te voorkomen.
Vandaag de dag zien we die regeling — het allerbeste dat de mensheid ooit had voor zelf-regering, falen door de handen van despotisch-denkende mensen, en te komen onder het oordeel van God. Het ontkennen van dergelijke gevolgen kan haar basis alleen vinden in een hoop die niet gesteund wordt door de huidige seculiere gebeurtenissen en voorspellingen van komende rampen.
Dus wat vertelt God ons? En het universum?
God vertelt ons dit, in Jesaja 43:7:
"Ieder die genoemd is naar Mijn Naam, die Ik tot Mijn eer heb geschapen, die Ik heb geformeerd, ja, Ik heb ze gemaakt."
Het geheimenis van de godzaligheid, het geheimenis van Christus in ons, de hoop der heerlijkheid, zelfs al de geheimenissen van God, kunnen goed worden samengevat in de wens van de God van het universum om gemeenschap te hebben met de verloste mensheid, zelfs met u en mij.
Het is duidelijk, in de werkelijkheid en in de bijbelse verhalen, dat God zover is gegaan door zijn woonplaats hier te nemen onder ons in de vorm van een mens zoals wij, met wie wij de eeuwigheid zullen doorbrengen — onze Verlosser! We zien dit in Handelingen 7:56, waar Stefanus, toen hij stervende was, Jezus zag staan aan de rechterkant van de troon van God, en in 1 Johannes 3:1-3:
"Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.
Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten, dat als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.
En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is."
Bron: By Gene Lawley
printen??? spaar papier en inkt.