Prof. Efraim Inbar - 4 mei 2016
Sinds het begin van de tweede Intifada in september 2000 heeft de Israëlische politiek in toenemende mate zichzelf afgekeerd van de waarschijnlijkheid dat er mogelijk een partner is aan de kant van de Palestijnen voor een historisch compromis met de Joods nationalistische (zionistische) beweging. De hoop op vrede die werd opgewekt door het Oslo proces in 1993, heeft plaatsgemaakt voor een grimmig realiseren dat de gewelddadige conflicten binnenkort niet afgelopen zullen zijn.
Bovendien laten de vijandige berichten over Israël in het onderwijssysteem van de Palestijnse Autoriteit en in de officiële media weinig twijfel over een overwegend woedend antisemitisme in de Palestijnse samenleving. Dit zorgt ervoor dat er een conflict met de Joden blijft bestaan. En zo lijkt het centrale uitgangspunt van het Oslo-proces buitengewoon onwaarschijnlijk te zijn. Dat uitgangspunt was een verdeling van het land van Israël en de oprichting van een Palestijnse politieke entiteit (wat bekend staat als het model van de tweestatenoplossing) wat vrede en stabiliteit zou brengen. Helaas, dit paradigma is in diep diskrediet geraakt.
Afgezien van de inschatting dat de PA geen plannen heeft voor het aanvaarden van welke Joodse staat met welke grenzen dan ook, blijft het feit dat de twee partijen ver uit elkaar staan bij de meest concrete problemen die opgelost moeten worden. De Palestijnse eisen om de controle over de Tempelberg en ook het zogenaamde "recht op terugkeer" bijvoorbeeld, zijn onoverkomelijke hindernissen. Een pragmatische impuls die is ontstaan in de Palestijnse politiek is consequent tegengewerkt door Hamas, wiens groeiende invloed het islamitische tij weerspiegelt dat stijgende is in de brede regio.
Tot overmaat van ramp is de veronderstelling dat de Palestijnen in staat zijn tot het oprichten van een staat binnen de parameters van een tweestaten-paradigma, iets wat niet gevalideerd is. De PA was niet in staat zich te ontdoen van meerdere milities en verloor de Gaza aan Hamas, wat een weerspiegeling is van het onvermogen van andere Arabische samenlevingen in de regio om statistische structuren te handhaven.
Ten slotte eindigen langdurige etno-religieuze conflicten alleen wanneer ten minste één van de kanten oorlogsmoe wordt en de energie mist voor de instandhouding van het conflict. Dat geldt niet alleen voor Palestijnse maar ook voor de Israëlische samenleving.
Als gevolg van deze tendensen heeft Israël in wezen, hoewel niet formeel, een oplossing van het conflict op de korte termijn opgegeven, en heeft in plaats daarvan een effectieve strategie aangenomen van een kalme conflictbeheersing. Maar een dergelijke strategisch beleid brengt weer eigen dilemma's voort.
Het eerste dilemma is een wel of niet toegeven dat Israël niet langer gelooft dat onderhandelingen tot een duurzaam akkoord kunnen leiden in de nabije toekomst.
De waarheid heeft haar deugden, maar velen in de wereld willen deze bijzondere waarheid niet horen en zijn nog steeds bezig om zich in te zetten voor deze onwerkbare formule. Er is in ieder geval iets te zeggen over het toegeven aan de wensen van de internationale gemeenschap om de onderhandelingen voort te zetten. Met signalen geeft Israël aan bereid te zijn om concessies te doen, die de binnenlandse sociale samenhang handhaaft die nodig is voor het doorgaan met een langdurig conflict(-management) en het projecteren van een positief imago naar buiten.
Aan de andere kant houden onderhandelingen voor de dubieuze "twee-statenoplossing" een fictieve formule levend en voorkomt dit het frisse denken over opkomende alternatieve oplossingen. Bovendien vereist het "vredesproces" een gematigdheid, wat met zich meebrengt het slikken van de Palestijnse provocaties en het beteugelen van strafmaatregelen.
Een tweede dilemma is gerelateerd aan de "wortel en stok" aanpak van de Palestijnen. Bij gebrek aan zinvolle onderhandelingen heeft Israël, en met name premier Benjamin Netanyahu, als onderdeel van de conflictbeheersing gepleit voor de bevordering van een "economische vrede" omdat Israël niets te winnen heeft bij hongerige buren. Dit is de reden waarom Israël zich niet verzet tegen de internationale financiële steun aan de PA, ondanks de corruptie en de ondoeltreffendheid van het laatstgenoemde. Jeruzalem biedt ook water en elektriciteit aan voor de PA, en eveneens naar het Gaza van Hamas, zodat Israël de Palestijnse buren niet in de totale wanhoop laat duiken.
Maar de wortel vermindert het effect van de stok. De Palestijnen, dit moet worden herinnerd, zijn in oorlog met Israël. Afgepaste pijn bij verzet van samenlevingen is waar oorlog over gaat, en pijn kan een matigende invloed hebben op het collectieve gedrag. Egypte bijvoorbeeld, heeft besloten om de koers te wijzigen met betrekking tot Israël omdat het groeiende terughoudendheid kreeg in het betalen van de kosten voor het handhaven van het conflict.
Aangezien de Palestijnen hebben besloten hebben om hun doelen voort te zetten door het veroorzaken van pijn aan Israël - in plaats van het aanvaarden van de gulle vrede-deals, aangeboden door Ehud Barak (2000) en Ehud Olmert (2007) - heeft Israël het volste recht om hen te straffen, in de hoop dat een beetje pijn hun toekomstige keuzes in een productieve richting kan beïnvloeden. Maar door de "economische vrede" aanpak creëert Israël ook belemmeringen voor een Palestijnse matiging, en signalen van wanhoop met het vooruitzicht dat het gedrag van de Palestijnse zich daardoor zal wijzigen.
Een derde dilemma dat impliciet is aan de aanpak van het conflict is: wat te doen met de vijandige PA, die grotendeels overleeft als gevolg van Israëls veiligheidsmaatregelen en economische steun. De ineenstorting van de PA is een mogelijke uitkomst van een strijd in de erfopvolging, nadat Mahmoud Abbas de politieke arena heeft verlaten.
Een wel of niet ineenstorting van de PA is zowel wenselijk als discutabel. Aan de ene kant leidt de PA met haar vicieuze haat jegens Israël, die wordt doorgegeven in het onderwijsstelsel naar een doorgaande campagne van internationale de-legitimatie van Israël, en het ontkent de Joodse banden met het land van Israël en Jeruzalem in het bijzonder. Het verheerlijkt de terroristen en laat ze als rolmodellen optreden op scholen. Het versterkt daarmee opzettelijk de vijandigheid die de brandstoffen zijn voor het conflict, en het voorkomt het ontstaan van een meer pragmatisch Palestijnse leiderschap.
Aan de andere kant verlicht de PA de last van Israël in zijn verantwoordelijkheid over meer dan 1 miljoen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. De PA-veiligheidstroepen helpen om de invloed van Hamas te bestrijden op de Westelijke Jordaanoever (hoewel veel minder dan waar de PA geld voor wordt gegeven). De werking van de PA is weliswaar onvolmaakt, maar het houdt ook de Palestijnse kwestie weg uit de top van de internationale agenda - iets dat zeer in Israëls belang is. Een afdalen in de chaos, wat zou voortvloeien uit de totale ineenstorting van de PA, zal uitnodigen tot een internationale interventie.
Een aanvullende vraag voor Israël is om een passend niveau te overwegen van diplomatiek activisme over de Palestijnse kwestie. Velen pleiten voor Israëlische diplomatieke initiatieven om te voorkomen dat er ongunstige plannen op de agenda worden geplaatst door de mondiale partijen. De aard van dergelijke initiatieven is meestal onduidelijk, maar activisme is onderdeel van het Israëlische zionistische ethos, en "het nemen van initiatieven" doet een beroep op het ongeduldige Israëlische temperament.
Aan de andere kant staat een geduldige aanpak van 'wachten en zien' toe dat anderen fouten maken en het geeft Israël de speelruimte om te wachten op een gunstiger klimaat. In feite was deze aanpak favoriet bij Israëls eerste premier David Ben-Gurion. Hij geloofde in het kopen van tijd voor het opbouwen van een sterke staat en het blijven wachten, totdat de tegenstanders hun radicale doelen opgeven.
Elk van deze dilemma's leidt tot een gok in het beleid. De korte-termijn existentiële zekerheid eist van een kleine staat gecompliceerde verdere Israëlische keuzes. Zelfs als Israëls leiders correct zijn en de voorkeur geven aan de conflict-managementbenadering op dit moment, dan zitten ze in een weinig benijdenswaardige positie.
Efraim Inbar, directeur van het Begin-Sadat Center for Strategic Studies, is professor emeritus aan de Bar-Ilan University en medewerker aan het Midden-Oosten-Forum.
Bron: Israel Hayom | Israel's Palestinian dilemmas
printen??? spaar papier en inkt.