door Paul Cliteur en Machteld Zee - 14 april 2016
De publieke druk voor een verbod op het dragen van een burka in het openbaar, groeit in heel Europa.
Vijf jaar nadat Frankrijks verbod op het dragen van de gezichtssluier, de niqab, en de lichaam-bedekkende boerka in het openbaar van kracht ging, leidden de bedreigingen van het islamitische terrorisme en de massa-migratie naar Europa tot een opbouw van publieke druk voor soortgelijke verboden op het continent.
Vorig jaar verbood Nederland de gezichtsluiers in de overheidsgebouwen, openbaar vervoer, scholen en ziekenhuizen. In Spanje, Italië en Zwitserland hebben talrijke gemeenten een lokaal verbod opgelegd. En het verlangen naar een verbod is luider gaan klinken in Duitsland. In januari pleitte de Britse premier David Cameron voor goede en verstandige regels betreffende het verbod op gezichtssluiers in rechtbanken, scholen en andere overheidsgebouwen.
Al deze initiatieven werden echter geconfronteerd met een krachtige oppositie van hen die beweren dat een boerka-verbod het schenden is van de vrijheid van godsdienst en het aanmoedigen van anti-moslim-stereotypering. Een van de redenen dat zij wel vooruitgang hebben geboekt is de uitspraak van juli 2014 door het Europees Hof voor de mensenrechten met de handhaving van het Franse verbod. De ECHR is een supranationale Europese rechtbank, die de Europese Conventie interpreteert voor de rechten van de mens (EVRM), een bindend verdrag met mensenrechtenbepalingen die grotendeels de universele verklaring van de rechten van de mens heeft gekopieerd.
Bij de interpretatie van het EVRM heeft het Hof vaak gebruik gemaakt van de doctrine van de "marge van waardering", wat betekent dat het in feite een grote speelruimte geeft aan de staat bij het combineren van conflicterende overwegingen van algemeen belang, met name in de arresten betreffende de beperkingsclausules in artikel 8-11 van de EVRM (gezin, vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging).
In het huidige geval valideerde de ECtHR de bewering van de Franse regering dat het gezicht een "belangrijke rol in sociale interactie" speelt en dat "de systematische verhulling van het gezicht in openbare plaatsten ... achterblijft bij de minimum eis van beleefdheid, die noodzakelijk is voor een sociale interactie." Slechts twee afwijkende rechters bevestigden het recht om een buitenstaander te zijn.
Aan de andere kant verwierp de uitspraak een andere, even belangrijke, beweegreden voor het verbod. Het meest opvallende zijn de afgewezen claims dat het verbod noodzakelijk is vanwege gendergelijkheid, met erop te wijzen dat gezichtssluiers door de vrouwen in de praktijk worden verdedigd. Ook is aan de kant geveegd het respect voor menselijke waardigheid en openbare veiligheid als argumenten voor een algemeen publiek verbod.
De uitspraak heeft niet verworpen dat een boerka-verbod anti-moslim stereotypen versterkt. Het Hof zei dat het "zeer bezorgd was door de aanwijzingen van een aantal derde-partij tussenpersonen met het effect dat bepaalde anti-islamitische opmerkingen het debat gemarkeerd hebben." Bovendien erkende het dat "de debatten rond het opstellen van het wetsvoorstel een deel van de islamitische gemeenschap verstoord kunnen hebben."
In deze passage erkende het Hof impliciet ten eerste dat "islamofobie" een fenomeen is dat erkenning verdiend door Europa's hoogste rechtbank, en ten tweede dat het felle openbare debat zo verstorend kan worden door één blok van mensen — waarmee de rechter het op een hoop heeft gegooid op basis van hun culturele erfgoed — dat de vrije meningsuiting van anderen op de een of andere manier betreurenswaardig is. Gezien het gemeenschappelijk gebruik van de term "islamofobie" om legitieme uitingen van bezorgdheid over de islamitische praktijken en overtuigingen tot zwijgen te brengen, verzwakte deze afscherming de gevolgen van het arrest.
Terwijl het nieuwe boerka-verbod in Europa waarschijnlijk niet snel kan worden vernietigd door de ECtHR op enig moment, waren de smalle basis voor het naleven van de Franse wet en de erkenning van "islamofobie" niet de doorslaande rechtvaardiging waarop de voorstanders van het verbod hadden gehoopt. De strijd voor een boerka-vrij Europa zal blijvend fel worden betwist.
Paul Cliteur is een professor in de jurisprudentie aan de Universiteit van Leiden. Machteld Zee is een politicoloog en jurist. Zij schreef over dit onderwerp onlangs voor Middle East Quarterly, een publicatie van het Midden-Oosten Forum.
Bron: Advocates Are Fighting For A Burqa-Free Europe. Will They Get It?
printen??? spaar papier en inkt.