DANIEL’S LAATSTE VISIOEN & DE ANTICHRIST |
JOEL RICHARDSON |
Als men de overgrote meerderheid van de behoudende commentaren over Daniël 11 raadpleegt, dan wordt het hoofdstuk meestal uitgelegd volgens het volgende schema:
11:2 | 11:3 | 11:4-20 | 11:21-35 | 11:36-40 |
Medo- Perzische Koningen | Alexander de Grote | Seleuciden en Ptolemaeïsche Koningen | Antiochus IV Epiphanes | Antichrist |
Gedurende vele jaren is mijn standpunt, net als de meerderheid van de behoudende toekomstcommentatoren, in volledige overeenstemming geweest met dit schema. Maar meer recentelijk kreeg ik steeds meer vragen bij dit inzicht. Ik begreep Daniel 11:21-35 als volledig vervuld zijnde in het leven van Antiochus Epiphanes. Dit was mijn perspectief - terwijl iets van het gedeelte vooruitzag op de toekomstige carrière van de Antichrist - dat niets in de verzen 21-35 moest worden opgevat als een onverkorte toepassing op de Antichrist. Maar nu neig ik in de richting van de mening dat, terwijl de verzen 21-35 een gedeeltelijke historische vervulling hebben gevonden in Antiochus Epiphanes, hun ultieme vervulling moet worden opgevat als betrekking hebbend op de Antichrist. Als dat waar is, zijn de gevolgen van deze interpretatie absoluut schitterend, wanneer het ons een uiterst gedetailleerde profetie gaat geven betreffende de loopbaan van de Antichrist.
Sta mij toe uit te leggen waarom ik denk dat dit standpunt nogal moeilijk te ontkennen is.
DANIEL 10-12: DANIEL'S LAATSTE VISIOEN |
Ten eerste moet een goed begrip van Daniël 11 beginnen met de erkenning dat de hoofdstukken 10-12 een eenheid vormen van 'het laatste visioen van Daniel'. De moderne tussenkopjes zijn veel later geïntroduceerd. Maar vanwege deze subhoofdstukken missen velen het feit dat hoofdstuk 12 gewoon een verklaring van de engel is over de dingen die in hoofdstuk 11 zijn beschreven. Laten we eens naar de tekst kijken:
“In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, hij die uw volksgenoten bijstaat. Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd. In die tijd zal uw volk ontkomen: ieder die gevonden wordt, opgeschreven in het boek.” (Daniël 12:1)
Merk op dat hoofdstuk 12 begint met de engel die zegt: "In die tijd." In welke tijd? De tijd die net beschreven is in hoofdstuk 11 natuurlijk. Dus wat de engel dan gaat uitleggen over dezelfde tijd als zojuist, is beschreven in de gebeurtenissen in Daniel 11. Op dit punt zullen de meeste van de behoudende 'futuristen' zeggen dat de toepassing van de uitdrukking "in die tijd" zich beperkt tot de verzen 11:36-40, die spreken over de Antichrist. Maar als we rekening houden met de volledige context van wat de engel eigenlijk zei, wordt deze beperking zeer moeilijk, zo niet onmogelijk. Ten eerste moeten we erkennen dat deze inleidende opmerking van de engel eigenlijk een deel van de profetie van Jeremia parafraseert:
“Wee! Want die dag is groot, er is er geen als hij. Het is een tijd van benauwdheid voor Jakob, toch zal hij daaruit verlost worden.” (Jeremia 30:7)
Merk op dat zowel Daniël 12:1 en Jeremia 30:7 drie gemeenschappelijke kenmerken hebben:
Maar zoals we zullen zien, ging de engel niet alleen terug naar Jeremia, hij haalde ook aan uit Jesaja 26. Want in zijn beschrijving van wat deze bevrijding of verlossing zou meebrengen is ook de opstanding van de doden.
“En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen.” (Daniël 12:2 )
Nu moeten we hier erkennen, dat elke met het Oude Testament bekende Jood, bij het horen van deze woorden van de engel onmiddellijk naar Jesaja 26 zou zijn gegaan. Dit gedeelte begint met Israëls klagen over het feit dat ondanks hun grote leed, dat wordt vergeleken met de pijn van de geboorte van een kind, dit niet had geleid tot de verlossing van de wereld.
“Wij waren zwanger, wij krompen ineen, maar het was als baarden wij wind: wij hebben het land geen heil gebracht, wereldbewoners zijn niet geboren” (Jesaja 26:18)
Maar de Heer onderbrak hun klacht met de belofte dat de dag zal komen dat hun lijden, hun weeën in feite zal leiden tot de opstanding van de doden:
“Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan. Ontwaak en juich, u die woont in het stof, want Uw dauw zal zijn als dauw op jong, fris groen en de aarde zal de gestorvenen baren.” (Jesaja 26:19)
Let er op dat de engel citeert uit Jesaja:
“Ontwaak en juich, u die woont in het stof” (Jesaja 26:6)
“En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken,”(Daniël 12:2)
Merk ook op dat we in Jeremia 30, en dus ook in Jesaja 26, drie gemeenschappelijke kenmerken hebben:
Dus de woorden van de engel sluiten aan op de gebeurtenissen van Daniël 11 met (1) het moment van ongekende spanning (2) voor het Joodse volk (3) die zal resulteren in de opstanding van de doden (4) en de verlossing van de hele wereld.
Als een kanttekening voor degenen die vasthouden aan de hopeloos in de war makende Preteristische interpretatie van Daniel 11-12: vergis je niet, de opstanding van de doden en de verlossing van de gehele aarde is nog niet gebeurd, ook niet in het jaar 70! Het is allebei verbazingwekkend en diep bedroevend dat sommige christenen zo graag willen zien - om wat voor reden ook - dat 70 n.Chr. de vervulling is van de profetieën van Daniël, en dat uit te leggen als een van de grootste rampen in de Joodse geschiedenis, met de dood van 1,5 miljoen joden, als zijnde de vervulling van een profetie die betrekking heeft op de redding van de aarde.
“ Maar u, Daniël, houd deze woorden geheim en verzegel dit boek tot de tijd van het einde. Velen zullen het onderzoeken en de kennis zal toenemen.” (Dan 12:4)
Aan Daniel wordt dan verteld de woorden van de boekrol te verzegelen. Dit is niet alleen een letterlijke verzegeling, maar het is ook een profetische handeling, wat spreekt van het feit dat dit visioen niet volledig begrepen zou worden tot op "het einde der tijden", pas nadat veel tijd is voorbijgegaan en steeds opnieuw in dit boek is gezocht naar geestelijk inzicht in haar boodschap.
Nogmaals, zou er een redelijke basis zijn om 70 n.Chr. te begrijpen als "het einde der tijden"?
Nu komen we bij het meest kritische onderdeel van hoofdstuk 12, wanneer het gaat om de juiste interpretatie van hoofdstuk 11. Het begint met twee engelen die in gesprek zijn met de eerste.
“En ik, Daniël, zag, en zie, er stonden twee anderen, de één hier op de oever van de rivier, en de ander aan de overkant op de oever van de rivier. De één zei tegen de Man gekleed in linnen, Die Zich boven het water van de rivier bevond: Hoelang duurt het nog voordat er een einde komt aan deze wonderlijke dingen? Toen hoorde ik de Man gekleed in linnen, Die Zich boven het water van de rivier bevond, en Hij hief Zijn rechter- en Zijn linkerhand op naar de hemel en zwoer bij Hem Die eeuwig leeft: Na een vastgestelde tijd, vastgestelde tijden en een helft, wanneer Hij er een einde aan gemaakt zal hebben om de macht van het heilige volk stuk te slaan, zal er aan al deze dingen een einde komen.” (Dan 12:5-7 )
Er zijn nog een paar belangrijke sleutel elementen in dit gedeelte. De eerste is de vraag: "Hoe lang zal het duren tot het einde van deze wonderlijke dingen?" Deze vraag stelt de context voor het antwoord, wat eigenlijk tweeledig is. Het einde van deze wonderlijke dingen (beschreven in Daniël 11, alsmede het tijdstip van de ongeëvenaarde verdrukking en de opstanding van de doden in 12:1-2 worden beschreven als de gebeurtenissen in een "een tijd, tijden en een halve tijd", of drie en een half jaar. Zoals we weten uit het boek Openbaring is deze periode van 3,5 jaar vlak voor de wederkomst van Jezus. Ook zal het zijn volbracht, "zodra ze klaar zijn met het verbrijzelen van de macht van het heilige volk" (het Joodse volk).
Daniël van zijn kant staat perplex, en hoewel hij tracht de woorden van de engel beter te begrijpen, vertellen de woorden in wezen dat hij het niet heeft begrepen. In plaats daarvan zouden de woorden alleen begrepen worden in de "eindtijd":
“ Ik echter, ik hoorde het wel, maar ik begreep het niet. En ik zei: Mijn Heere, wat zal het einde hiervan zijn? Toen zei Hij: Ga heen, Daniël, want deze woorden blijven geheim en verzegeld tot de tijd van het einde.” (Dan 12:8-9)
Maar voor het voltooien van deze openbaring geeft de engel aan Daniël (en ons) nog twee cruciale details over de timing. Het is absoluut noodzakelijk dat we hier aandacht aan besteden.
“Velen zullen gereinigd, zuiver wit gemaakt en gelouterd worden. De goddelozen echter zullen goddeloos handelen en geen enkele van de goddelozen zal het begrijpen, maar de verstandigen zullen het begrijpen.” (Daniël 12:10 )
Hier geeft de engel dus een samenvatting, met zelfs een rechtstreeks citaat uit Daniel 11:33-35:
“De verstandigen onder het volk zullen velen onderwijzen. Zij zullen struikelen door zwaard en vlam, door gevangenschap en beroving – dagen lang. Wanneer zij struikelen, zullen zij met weinig hulp geholpen worden. Velen zullen zich echter met vleierijen bij hen voegen. Van de verstandigen zullen er struikelen, om hen te louteren, te reinigen en zuiver wit te maken, tot de tijd van het einde, want het wacht nog tot de vastgestelde tijd.” (Daniël 11:33-35)
Wat essentieel is om kennis van te nemen hier, is dat de engel een deel van hoofdstuk 11 heeft genomen - wat de meeste commentatoren in het verleden plaatsen - en plaatst het in de eindtijd, binnen hetzelfde tijdsbestek als de opstanding van de doden. Terwijl de meeste commentatoren niet de overgang zien van Antiochus naar de Antichrist, tot vers 36, heeft de engel nu aangetoond dat het spreekt van de Antichrist, in ieder geval terug tot naar vers 33.
Maar het is de volgende verklaring van de engel welke het meest kritisch is om nota van te nemen:
“Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen.” (Dan 12:11 )Als de engel het "ophouden van offers" en de "gruwel der verwoesting" noemt, waarnaar verwijst hij dan? Uiteraard is het een verwijzing naar de gruwel der verwoesting en het staken van het aanbieden van het offer, welke zojuist zijn beschreven in dezelfde profetie in Daniël 11:31! De engel geeft eigenlijk een letterlijk citaat uit vers 31. Daniël 11:31 is de enige plek waar deze specifieke zinnen "het staken van het aanbieden" (Hebreeuws: taymid taymid cuwr) en "de gruwel der verwoesting" ( Hebreeuws: shiqquwts sjamanen) worden gebruikt:
“Dan zullen er uit hem krachtige armen voortkomen. Die zullen het heiligdom en de vesting ontheiligen en het steeds terugkerende offer wegnemen en de verwoestende gruwel opstellen.” (Daniël 11:31)
Nogmaals, het probleem, zoals ik aan het begin van dit artikel genoemd heb, is dat de overgrote meerderheid van de behoudende commentatoren dit vers interpreteren als in betrekking tot Antiochus Epiphanes en niet tot de Antichrist. Nogmaals, de meeste behoudende commentatoren zien de Antichrist niet tot op vers 36. En zo begreep ik het zelf ook altijd. Maar volgens de uitleg van de engel is de Antichrist de hele weg terug naar 11:31 te zien. En de persoon die het onderwerp is van vers 31 is uiteraard dezelfde persoon waarvan de beschrijving al begon helemaal terug tot vers 21. Dit zou betekenen dat in plaats van de Antichrist pas geïntroduceerd te zien in vers 36 - "de koning die doen zal wat hij wil" - we een gedetailleerde beschrijving van de Antichrist kunnen vinden te beginnen bij vers 21. Voor alle duidelijkheid: ik geloof dat Antiochus zeer sterk is voor-afgebeeld in de verzen 21-35, maar zoals we nu zien, is de Antichrist het ultieme onderwerp van dit gedeelte van Daniël. Als de engel-verklaring van die teksten iets te betekenen heeft voor ons, hebben we echt geen andere keuze dan om het als zodanig te zien.
Interessant is dat de uitleg van de engel veel licht werpt op de Eindtijd-rede op de Olijfberg. In Mattheüs 24:15 verwijst Jezus ook naar "de gruwel, die verwoesting veroorzaakt, zoals beschreven door de profeet Daniël", en Hij plaatst dit in de toekomst. Dus Jezus geloofde ook niet dat Daniël 11:31 uiteindelijk ging over Antiochus. Ironisch genoeg lezen veel christelijke commentatoren Jezus 'woorden, en proberen die toe te passen op Titus en de gebeurtenissen van 70 n.Chr. Maar dit is onmogelijk! De engelen maakten het overduidelijk dat de gruwel der verwoesting en het staken van het aanbieden van offers zal plaatsvinden in het kader van de laatste 3,5 jaar, in de tijd wanneer het Joodse volk gaat door een tijd van ongeëvenaard lijden, wat moet worden gevolgd door de opstanding van de doden. Het wordt dan ook specifiek tweemaal aangeduid als "het einde der tijden". Niet verwonderlijk is dan dat de rest van Jezus' rede in Mattheüs 24 (en ik zou zeggen ook in Marcus 13 en Lucas 21) de gebeurtenissen omvat die zouden plaatsvinden op het einde van de tijd, vlak voor zijn terugkeer, en niet in het jaar 70.
Tot slot, voor iedereen die gewoon Daniel 10-12 neemt tegen de nominale waarde, zal het rookgordijn van het Preterisme zal opgeruimd worden, en zal de toekomst, de eindtijd context van dit gedeelte glashelder worden.
Afgezien hiervan, als we het feit erkennen dat de drie engelen niet de persoon identificeren, die als de gruwel der verwoesting in 11:21-45 wordt beschreven, als zijnde Antiochus Epihanes, maar de Antichrist van de laatste dagen, dan kunnen we ook herkennen dat in dit gedeelte van Daniel de loopbaan van de Antichrist in veel groter detail wordt beschreven dan de meeste commentatoren vaak hebben aangenomen. Zoals ik al zei aan het begin van dit artikel, de implicaties van deze interpretatie, indien waar, zijn absoluut schitterend.
Bron: Joel's Trumpet