(homepagina)


 

Oorsprong en bestemming van het niet-Joodse deel van de kerk

30 oktober 2013 | door Jack Kelley

Ik wil niet dat deze verborgenheid je onbekend is, broeders, opdat je niet misschien verwaand bent: Israël heeft een gedeeltelijke verharding ervaren, totdat de volheid van de heidenen binnengaat (Romeinen 11:25).

Er was in het verre verleden een tijd dat er in sommige joodse kringen wel werd aangenomen dat heidenen alleen geschapen waren als brandstof voor het vuur van de hel. Maar niet lang na Jezus' opstanding begonnen steeds meer van hen het Evangelie van Jezus Christus te horen en te ontvangen. Tot dat moment was de enige weg naar de Messias door middel van het jodendom. Maar zoals te verwachten was het beperkte karakter van het Oude Verbond een grote belemmering, vooral voor mannen. Om die reden, bevatte de vroege Kerk voornamelijk joden terwijl de meerderheid met de niet-Joodse bekeerlingen vrouwen waren.

Veranderende tijden

Enkele jaren na de opstanding, toen Petrus te gast was in Joppe in het huis van Simon de Looier, had hij een visioen van een groot laken dat werd neergelaten uit de hemel. Daarin waren allerlei reine en onreine vogels, vissen en andere dieren. Een stem uit de hemel gebood hem die te slachten en ze op te eten. Protesterend dat sommige onrein waren, heeft Petrus dat geweigerd. "Wat God gereinigd heeft, mag u niet voor onheilig houden!," zei de stem. (Hand. 10:15) Dit scenario speelt zich drie keer af in Petrus' visioen, en vervolgens werd het laken weer opgetrokken in de hemel. Hij werd wakker en vroeg zich af wat het visioen te betekenen had.

Op dat moment kreeg hij te horen dat daar drie mannen waren aangekomen om hem te zien. Onmiddellijk vertelde de Heilige Geest aan Petrus dat de mannen door de Geest waren gestuurd. Hij begroette hen en vernam dat ze van Cornelius, de Centurion, waren gekomen, een heiden uit Caesarea. Ze zeiden dat een engel hun had verteld waar ze hem konden vinden om hem mee te nemen. Toen hij dit hoorde, stemde Petrus ermee in om met hen te vertrekken.

Aangekomen in Caesarea, werd hij begroet door een grote groep van heidenen die Cornelius daar had verzameld in zijn huis. Ze wilden allemaal horen over Jezus, en dus begon hij te spreken. “Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die het Woord hoorden. En de gelovigen die van de besnijdenis waren, zovelen als er met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd.”
Toen zei Petrus, “Kan iemand soms het water weren, zodat deze mensen, die evenals wij de Heilige Geest ontvangen hebben, niet gedoopt zouden worden? En hij beval dat zij gedoopt zouden worden in de Naam van de Heere. Toen vroegen zij hem enkele dagen bij hen te blijven.” (Handelingen 10:44-48)

Petrus begreep nu wat zijn visioen voor bedoeling had. De uitstorting van de Heilige Geest bij de heidenen maakte dit duidelijk. Een directe weg naar verlossing werd voor hen opengesteld. En op die dag kwamen in het huis van Cornelius heidense gelovigen voor de eerste keer direct in de Kerk, zonder het jodendom. De voornaamste obstakels van koosjere voeding en besnijdenis, wat velen van de doop had weerhouden, was overwonnen. Vanaf die tijd begonnen de heidenen in de Kerk te komen in steeds grotere aantallen.

Wat zegt dat voor ons?

Gelovige Joden stonden begrijpelijkerwijs perplex. Ze hadden de wet, zowel voor als na het ontvangen van de Messias, gehouden, maar de heidenen werden meteen in de familie van God opgenomen, schijnbaar zonder een voorafgaande kwalificatie of latere beperking. Na dertien jaar van deze blijkbare dubbele standaard, kwamen de joodse christelijke leiders bijeen in de Raad te Jeruzalem om te bespreken wat de beste manier was om de situatie op te lossen. Zou een heiden echt christen worden zonder zich eerst te bekeren tot het jodendom, vroegen ze zich af? En zo ja, wat zal er met Israël gebeuren?

Sprekend over de heidenen, vertelde Petrus de andere aanwezigen in de raad, “Mannenbroeders, u weet dat God lang geleden onder ons mij uitgekozen heeft, zodat de heidenen uit mijn mond het woord van het Evangelie zouden horen, en zouden geloven. En God, de Kenner van de harten, heeft getuigenis aan hen gegeven door hun de Heilige Geest te geven, evenals aan ons; en Hij heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, en heeft hun hart door het geloof gereinigd. Welnu dan, waarom verzoekt u God door een juk op de hals van de discipelen te leggen dat onze vaderen en ook wij niet hebben kunnen dragen? Maar wij geloven door de genade van de Heere Jezus Christus op dezelfde wijze zalig te worden als ook zij” (Handelingen 15:8-11). Paulus en Barnabas lieten soortgelijke ervaringen horen.

Het antwoord op hun vragen bleek een duidelijk beeld te geven van de gang van zaken in de Laatste Dagen. De broer van de Heer, die het hoofd van de christelijke beweging in Jeruzalem was, legde het aan hen uit. Bij het verzenden van Zijn apostelen in de gehele wereld, vertelde Jakobus hen, “hoe God voorheen naar de heidenen omgezien heeft om voor Zijn Naam uit hen een volk aan te nemen. En hiermee stemmen de woorden van de profeten overeen, zoals geschreven staat: Hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut (de tempel) van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken, weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten, opdat de mensen die overgebleven zijn, de Heere zouden zoeken, en alle heidenen over wie Mijn Naam uitgeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet. Aan God zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend.”(Hand. 15:14-18).

Dit is het zoals de Heer het heeft verordend en zoals Jakobus het heeft toegelicht. Israël werd voor een tijd opzij gezet, maar terwijl Zijn focus nu zou liggen op de heidenen, was de Heer nog niet klaar met de Joden. Nadat hij de kerk tot zichzelf (een hint van de opname) had genomen, zou hij zijn aandacht weer richten op Israël, met binnenkort de wederopbouw van de vernietigde Tempel en het herstel van de aanbidding in het Oude Verbond. Hij zou dit doen, zodat zij die achterbleven in de wereld nadat de kerk is verdwenen, Jood of heiden, een laatste kans zouden krijgen om Hem te zoeken vóór het einde van dit tijdperk.

De Grote Pauze

Heidenen hoeven zich daarom niet eerst te bekeren tot het jodendom om christen te worden. Ze hoeven niet besneden te zijn of zich te houden aan de wet, en te worden vermaand om geen voedsel te eten dat geofferd is aan de afgoden of vlees dat nog steeds bloed bevat, en zich te onthouden van ongepaste seksueel gedrag. (Deze verbodsbepalingen zijn feitelijk voor de hele mensheid van kracht geweest al sinds de tijd van Noach.) Vanuit Gods perspectief zou de mensheid voortaan worden verdeeld in 3 groepen, Jood, heiden en de Kerk van God (1 Kor 10:32).

De geschiedenis leert ons dat na het kruis grote tekenen verschenen in de tempel als een vermelding van de veroudering van het ritueel. Eerst werd het voorhangsel gescheurd en de weg naar het Heilige der Heiligen geopend. Toen weigerde een van de zeven lampen van de Menora verlicht te blijven. De hoofdingang gingen vanzelf open. Het lint gebonden aan de hoorn van de zondebok veranderde niet meer van rood naar wit op het moment van zijn dood terwijl het altijd wel zo was. En er waren anderen tekenen. Tot slot werden Jeruzalem en de tempel verwoest, waardoor alleen de nu grotendeels heidense kerk als Gods getuigenis overbleef op aarde vanaf dat tijdstip tot nu toe. Maar al snel, wanneer het volledige aantal heidenen opgenomen is (Romeinen 11:25), zal de Heer opnieuw zijn aandacht volledig op Israël richten.

“Wanneer Ik hen uit de volken terugbreng en hen bijeenbreng uit de landen van hun vijanden, zal Ik door hen voor de ogen van veel heidenvolken geheiligd worden. Dan zullen zij weten dat Ik, de HEERE, hun God ben, omdat Ik hen onder de heidenvolken in ballingschap voerde, maar hen ook weer verzamelde in hun land en niemand van hen daarginds nog liet achterblijven. Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis van Israël heb uitgestort, spreekt de Heere HEERE.” (Ezechiël 39:27-29).

Veel geleerden zijn gaan geloven dat Gods benadering naar de mens is, of door Israël, of door de kerk, maar nooit door beide tegelijk. Kort nadat de kerk was geboren, verdween Israël als natie. Zal het omgekeerde ook waar zijn? Als het volk Israël wedergeboren wordt als Gods getuigenis in de laatste dagen van de wereld, zal de kerk dan verdwijnen? Als het einde van de kerktijd een spiegelbeeld is van het begin, dan is dat precies wat er zal gebeuren, en in feite lijkt dat de conclusie van de Raad in Jeruzalem te zijn geweest.

De kruisiging van de Messias bracht de 490 jarige periode die God aan Israël had gegeven om zich voor te bereiden op het Koninkrijkstijdperk (Daniël 9:24-27), om zeven jaar voor de vervulling te pauzeren. In deze pauze heeft God de Kerk ingebracht. Wanneer het volledige getal der heidenen ingegaan is, zal de kerk worden weggevoerd naar haar hemelse huis. Vervolgens zal Israël worden hersteld in zijn verbond met God in de laatste zeven jaren van voorbereiding. De terugkeer van Israël in 1948 was een teken dat de tijd voor de Kerk kort is. We zijn altijd al tijdelijk in deze wereld geweest, het is niet onze bestemming om van deze wereld te zijn.

“Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.” (Fil. 3:20-21). U kunt de voetstappen van de Messias bijna horen.

Jack Kelly


Opmerking vertaler: Ten aanzien van het volgen van de wet wil ik erop wijzen dat inderdaad de wet er niet toe doet in de behoudenis, want zelfs een moordenaar kan eeuwig heil ontvangen, Matt. 27.
Echter, er zijn veel wijze lessen uit de wet te leren en Jakobus gaf dan ook het advies aan de christenen om regelmatig naar de synagoge te gaan om de wet van Mozes te leren.

“Want Mozes heeft van oude tijden af in elke stad mensen die hem prediken, want hij wordt elke sabbat in de synagogen voorgelezen.” Handelingen 15:21

In het verleden werden de reinigingswetten genegeerd, en ziektes als cholera en pest waren het gevolg. Als men in vluchtelingenkampen dit negeert, breekt er vaak een epidemie uit. De Spijswetten geven aan wat gezond en ongezond voedsel is. Zo lezen we in Lev.7:23-25 dat we geen hard vet mogen nuttigen en het heeft duizenden jaren geduurd en nu weten we dat het inderdaad heel ongezond is voor je hart- en bloedvaten.
Zo kan men lessen trekken uit wat God aan de mens voorschrijft.

Bron: The Origin and Destiny of the Gentile Church - Gracethrufaith

printen??? spaar papier en inkt.